Civis Mundi Digitaal #4
Wim Couwenberg
Negatieve waardering ouder worden
Dat onze samenleving door een samenspel van factoren steeds meer vergrijst is een feit dat nog overwegend in negatieve zin wordt ervaren en gewaardeerd. De nadruk ligt daarbij vooral op de financiële consequenties ervan.[1] Dat vergrijzing de grootste tijdbom is onder de overheidsfinanciën, zoals de econoom Lans Bovenberg stelt, is een serieus te nemen waarschuwing. Een van de grootste kostenposten van de vergrijzing wordt naar het zich laat aanzien dementie, met de ziekte van Alzheimer als meest voorkomende oorzaak. Zijn die kosten onvermijdelijk? Marc Wortmann, directeur van Alzheimer’s Disease International in Londen, stelt dat ter discussie. Er moet, zo betoogt hij, veel meer aandacht komen voor preventie. De laatste jaren levert langlopend bevolkingsonderzoek steeds meer gegevens over de risicofactoren van dementie. Vandaar dat in de wetenschap preventie van dementie nu steeds meer de aandacht trekt. Maar dat wordt nog niet voldoende opgepakt door de beleidsmakers. Dat valt te betreuren, als we bedenken dat uitstel van het dementieproces met 1 jaar de kosten al met 10% reduceert. Met preventie van dementie zijn derhalve miljarden te verdienen. Het betekent bovendien dat velen die gevreesde ziekte niet of pas veel later zullen krijgen[2].
Die negatieve waardering van vergrijzing uit zich ook in de maatschappelijke bejegening van het ouder worden. Met de opkomst en ontwikkeling van de jongerencultuur in de jaren ’60 lijkt de verheerlijking van wat jong en nieuw is als een van de kenmerken van de moderniteit als nieuw beschavingstype voorgoed door te zetten tegelijk met het neerkijken op het onvermijdelijk ouder worden. In die jaren culmineerde dat zelfs in de opvatting dat je boven de 30 eigenlijk al niet meer meetelde. Leeftijdsdiscriminatie wordt sindsdien een gevestigde praktijk ondanks artikel 1 van de Grondwet. De ouderen zijn de negers van de toekomst, stelde de schrijver W.F. Hermans in die jaren al kort en bondig.
NRC Handelsblad columnist Henk Hofland borduurt daar op voort. Het toevoegsel plus werd sindsdien opgenomen in het algemene spraakgebruik. Eerst waren het alleen de zestigplussers die min of meer voor spek en bonen in het arbeidsproces werden getolereerd. Naarmate de computer, de digitale communicatie in het algemeen, veld won werd leeftijd waarop iemand met een plus werd bedeeld steeds lager. Een mijlpaal werd bereikt met de uitvinding van de rollator. Ongetwijfeld een zegen voor mensen met een evenwichtsstoornis of die slecht ter been zijn. Maar de rollator werd symbool voor het lichamelijke verval. Jongere generaties verkeren in de veronderstelling dat de meeste mensen van boven de 60 aan een rollator toe zijn. En hoe treurig dat ook mag zijn, aldus Hofland, veel ouderen laten zich dat aanleunen. Ze laten zichzelf in een nieuw verdomhoekje generaliseren.[3] Daar ergert zich ook de socioloog Abram de Swaan aan. In verzwakte vorm worden oudere mensen net zo gekleineerd als vrouwen vroeger. Wat mij het meest stoort, aldus De Swaan, is dat ouderen er zelf aan meedoen. Hij roept die ouderen daarom op wat militanter te worden.[4]
Ouderen zijn de uitgestotenen van onze samenleving aan het worden, stelt de Belgische topwetenschapper en hoogleraar genetica Christine van Broeckhoven[5]. Als we dankzij de resultaten van wetenschappelijk onderzoek langer gezond blijven en steeds ouder worden, rijst de vraag: wat hebben we eraan? Je telt toch niet meer mee. Je bent voorgoed afgeschreven. Al brengen progressief geheten elites graag lippendienst aan inclusief denken als het over niet-westerse allochtonen gaat, dat houdt snel op zodra oudere mensen in beeld komen. Die moeten maar eens hun mond houden, zo reageren ook de media veelal. Die hebben hun tijd gehad. Wie dat roept, aldus een vertegenwoordiger van een ouderenbond, draagt daarmee de gedachte uit dat ouderen er niet meer toe doen. Niet alleen ouderen die nog in het arbeidsproces werkzaam zijn, hebben recht van spreken, maar ieder die nog goed bij zinnen is.[6] Civis Mundi Digitaal wil ouderen tevens een platform bieden om te blijven deelnemen aan het publieke debat.
Een ontluisterend beeld over het ouder worden schetst ook Trouw-columniste Monic Slingerland onder de omineuze titel: Steeds ouder worden, het lijkt verspilde moeite! Wat levert dat uitstel van het einde nog op? Per saldo weinig of niets. De wijze waarop veel oude mensen hun laatste jaren in verzorgings- of verpleeghuizen slijten, maakt oud worden eerder tot een schrikbeeld dan tot iets wenselijks. Uit recent onderzoek blijkt dat liefst de helft van ouderenmishandeling in die huizen plaats vindt.
Symptomatisch voor deze negatieve waardering is voorts het feit dat ouderenbeleid nog altijd deel uit maakt van het patiënten- en gehandicaptenbeleid van het Ministerie van VWS. Wel is er op dit punt een kentering gaande. Dat blijkt met name uit de notitie Arbeidsparticipatie Ouderen, die de minister van dat departement vorig jaar december gestuurd heeft naar de Tweede Kamer als aanvulling van het wetsvoorstel verhoging AOW leeftijd. Die verhoging valt alleen de verdedigen als ouderen meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Nu heeft een 55plusser die zijn/haar baan kwijtraakt, slechts in 10% van de gevallen kans op een andere werkgever.
Meer optimistische visie
Als reactie op die negatieve waardering van ouderen is er een richting in het denken over vergrijzing die die tendens in meer optimistische zin interpreteert en liever spreekt van een verzilvering dan van een vergrijzing van onze samenleving. Het gaat hier om een historisch uniek fenomeen. Nooit eerder was het aantal ouderen zowel in absolute als in relatieve zin zo groot als in onze tijd. Het wordt wel geïnterpreteerd als een logisch uitvloeisel van het moderniseringsproces en dat noopt tot een herdefiniëring van het begrip ‘oud’. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de gezonde levensduur in komende jaren nog aanzienlijk verlengd kan worden dankzij het voorkomen of herstellen van allerlei aandoeningen die tot nu toe tot ouderdomskwalen gerekend worden. Op basis hiervan wordt een nieuw concept van de oudere mens in het vooruitzicht gesteld, de zogenaamde novo geront (de Homo Senex Vitalis), die tot op hoge leeftijd actief blijft en als zodanig een nieuwe stap in de evolutie van de mens aankondigt. Daarnaast ziet men een groeiende aantal ouderen die nog redelijk vitaal zijn dankzij de geavanceerde medische technologie, de zogenaamde prothesegeront (zogenaamde Homo Senex Artificialis).[7] Daarbij moet wel aangetekend worden dat er een groeiende variatie is wat de levensduur betreft, evenals in gezondheid. Die variatie loopt grofweg tussen hoger- en lageropgeleiden. Dat is een nieuwe maatschappelijke scheidslijn, die ook bij verkiezingen meer en meer zichtbaar wordt.
In verband hiermee is er alleszins reden de huidige invulling van de levensfasen, de leerfase van de jeugd, de fase van werken/zorgen van de volwassenen en de derde fase van rust en vrije tijd van de oudere mens ter discussie te stellen. Bij de te verwachten levensduur van zo’n dertig à vijfendertig jaar boven de zestig is het niet langer plausibel die derde levensfase uitsluitend te reserveren voor rust en hobby’s. Die levensfase vraagt om een nieuwe invulling waarin leren en aangepast werk naast rust en hobby’s een plaats moeten krijgen. Onder het motto permanente educatie is er al een tendens op gang gekomen op die ontwikkeling in te spelen, zoals een voortgezette vorm van leren in HOVO-verband en wettelijke maatsregelen die bedrijven en werknemers verplichten tot permanente scholing.
Nieuwe invulling derde levensfase
Hierop voortbouwend willen we in deze artikelenserie nadenken over een nieuwe invulling van de derde levensfase en de specifieke ontwikklingsmogelijkheden en - problemen die zich daarbij voordoen. Daarbij valt met name te denken aan de intellectuele ontwikkingsmogelijkheden van de derde levensfase. In welke mate gaan de cognitieve vermogens van de oudere mens achteruit? Op basis van onderzoek wordt gesteld dat dat in ieder geval niet geldt voor het zogenaamde generieke geheugen, het vermogen om verbanden en patronen te herkennen in wat men ervaren heeft en de reflectie hierop. Daarbij rijzen vragen als: hoe die ontwikkelingsmogelijkheden adequaat gestimuleerd kunnen worden?; hoe de levensproblematiek zich in die fase ontwikkelt en hoe daar op ingespeeld kan worden?;in hoeverre er in die fase sprake is van een andere identiteitsbeleving en zingevingsbehoefte?; hoe de intergenerationele relaties zich in deze fase ontwikkelingen en welke problemen zich daarbij voordoen?; hoe het streven naar verdere intellectuele ontwikkelingsmogelijkheden in de derde levensfase dienstbaar gemaakt kan worden aan het ontwikkelingspotentieel van onze moderne samenleving en cultuur en zo doende een eigen rentabiliteit kan creëren?
Curieus is dat voorgangers van de na-oorlogse babyboomers die de culturele revolte van de jaren ’60 ontketenden en de cultus van jong en nieuw tot ongekende hoogte opvoerden, zich nu opwerpen als pioniers van een nieuw tijdperk met ouderen als leidinggevende generatie. Eén van hen is Theodore Roszak die in 1968 de opkomende tegencultuur van zijn protestgeneratie op saillante wijze wist te vertolken in zijn boek The Making of Counterculture. Nu presenteert hij zich in zijn boek The Longevity Revolution als één van de meest geëngageerde pleitbezorgers van een revolutie van de ouderen die ertoe zou moeten leiden dat senioren opnieuw toonaangevend worden in de samenleving. De toenemende verlenging van de levensduur ziet hij zelfs als het beste wat de moderniteit heeft voortgebracht. Hoe deze optimistische toekomstvisie te beoordelen? In een recente publicatie van de hand van de filosoof Fred Keijzer getiteld: Filosofie van de toekomst. Over nut en noodzaak van science fiction wordt ook de vraag aan de orde gesteld wat te doen als mensen in de toekomst honderden jaren kunnen worden? Is dat een wenkend perspectief? Voor pensioenfondsen zeker niet.
[1] F. de Kam. Vergrijzing: gevolgen voor de overheidsfinanciën. Socialisme en democratie, 12, 2009.
[2] Marc Wortmann, Geef preventie van dementie prioriteit, Trouw, 24 juni 2010.
[3] Henk Hofland. De negers van de toekomst. Socialisme en democratie, 12, 2009.
[4] Zie Abram de Swaan: Ouderen mogen best wat militanter worden. Interview Trouw, 4 september 2010.
[5] Zie het interview met haar in NRC Handelsblad, 6/7 september 2008.
[6] Zie D. Corporaal, Ouderen zijn geen applausmachines, Trouw, 1 september 2010.
[7] Zie onder andere J. Baars, Het nieuwe ouder worden, 2006; B. Sipsma, Naar een nieuwe ouderenwereld, Civis Mundi, 2, 2009; K. van Beek e.a., Anders gaan denken over ouderdom, Socialisme en Democratie, 12, 2009.