Civis Mundi Digitaal #4
Wim Couwenberg
Naar aanleiding van: Martin Bosma, De schijn-elite van de valse munters, 2010, 370 blz., Uitgeverij, Bert Bakker, Amsterdam
1. Multiculturele geloofsbelijdenis
Bosma wordt vanwege zijn boek wel als PVV ideoloog gepresenteerd. Zijn boek gaat echter niet zozeer over een eigen duidelijk onderscheiden ideologie van de PVV, al signaleert hij wel bepaalde politieke prioriteiten van die partij. Maar het is vooral een boeiende beschrijving van de politieke geschiedenis van Nederland sinds de jaren ’60 als achtergrond van de opkomst van de PVV. Hij zet scherp het gedachtengoed uiteen van de nieuw-linkse generatie van de jaren ’60 die hij in een twintigtal geloofsartikelen omvattende multiculturele geloofsbelijdenis samenvat. Ik mis in deze geloofsbelijdenis wel twee andere geloofsartikelen, waarop hij in zijn boek ook sterk hamert, namelijk "alle culturen zijn gelijk" en "de wet van het abjecte westen". Hij geeft ook een aardig inkijkje in de ontstaansgeschiedenis van de PVV als reactie op die multiculturele geloofsbelijdenis en de elites die daarvan de vertolkers zijn. In de titel van zijn boek noemt hij ze de schijn-elite. Maar uit zijn boek blijkt zonneklaar dat het een echte elite is die sinds de jaren ’60 zoals hij zelf schrijft ferm de lakens uitgedeeld heeft in de politieke opinievorming en discussie. Het is een elite die de superioriteit van de moderne westerse cultuur verontwaardigd afwijst, maar de superioriteit van zichzelf en de eigen als progressief gepresenteerde ideeën vanzelfsprekend vindt.
2. Terugblik
Zijn boek lezend, werd ik onwillekeurig terug geworpen op mijn eigen verleden en dat van Civis Mundi. Als een van de eersten heb ik in Civis Mundi en ander media het migratie- en integratievraagstuk aan de orde gesteld evenals het publieke belang van een bezinning op de Nederlandse identiteit.[1] En in dit verband heb ik met het migratievraagstuk ook het bevolkingsvraagstuk onder de aandacht gebracht zoals dat eerder al door PvdA premier W. Drees sr. en later DS70-leider W. Drees jr. gedaan is. Maar spoedig merkte ik dat ik daarmee op een zo heftig en fanatiek beleden links vooroordeel stuitte en op een navenante bestrijding dat ik me daarmee ver buiten de toen heersende opinie plaatste.[2] Keerpunt was voor mij een uitnodiging van de VPRO voor een groot interview hierover en de politieke druk waarmee dat gepaard ging. Tijdig kreeg ik in de gaten wat daarvan de bedoeling was, namelijk om mij via dat interview in de extreemrechtse hoek te manoeuvreren met alle negatieve gevolgen van dien. Daar ben ik dus niet op ingegaan. Nu daarop terugkijkend, lijkt het mij hoogst gênant voor de toenmalige linkse opiniemakers dat er geen zinnige en redelijke discussie mogelijk bleek te zijn over toen heel relevant wordende politieke thema’s als migratie- en integratiepolitiek en een bezinning op het tijdens de verzuiling op de achtergrond gedrongen concept van een nationale, i.c. Nederlandse identiteit als substituut van de in ontbinding rakende identiteit die tot dan toe voornamelijk ontleend werd aan de zuil waarin men was opgegroeid.
Als Fortuyn tijdens zijn revolte vanwege zijn appèl op de in het volk levende gevoelens van maatschappelijke onvrede - denigrerend als onderbuikgevoelens getypeerd - als rechtse populist afgeserveerd werd, mag toch wel de vraag gesteld worden, of de wijze waarop linkse opiniemakers van die jaren ten strijde trokken tegen ieder die het waagde de gevestigde linkse vooroordelen ter discussie te stellen, vrij was van een appèl op problematische emoties als superioriteitswaan, intimidatie en dergelijke. Als de populistische tegenbeweging die met Fortuyn gestalte kreeg uitsluiting van medeburgers en wij-zij denken verweten werd, rijst bij een terugblik ook de vraag, hoe toenmalig links in die dagen zelf opereerde. Wee degene die niet voldoende beantwoordde aan het links en progressief geheten profiel dat toen de toon aangaf. Men liep dan prompt het risico voor extreem rechts, racistisch e.d. uitgemaakt te worden. En is het toen zo gekoesterde links-rechts denken niet zelf een typisch voorbeeld van wij-zij denken waarin een door mij op redelijke gronden verdedigde middenpositie taboe verklaard werd.[3]
De PVV blijkt zelf overigens ook gevangen te zitten in dat simplistische en polariserende links-rechts schema. Is de polarisatie van de populistische tegenbeweging sinds Fortuyn niet eenvoudig te verklaren als een reactie op en het tegendeel van de polarisatie van politiek links sinds de jaren ’60? De eerste, i.c. linkse polariserende hetze heeft de laatste jaren een andere, i.c. anti-linkse hetze en hysterie opgeroepen. Hoe dat zij, in zijn ontstaan en politieke oriëntatie, waarover dadelijk meer, is de PVV het tegendeel van het CDA en desondanks na de VVD zijn grootste rivaal geworden, vooral in Limburg.
3. Kritiek
3.1 De islam als het nieuwe vijandbeeld na het communisme
Bosma stelt de denkrichting van de PVV voor als een voortzetting van de politieke lijn van eerst PvdA-leider W. Drees sr. als premier en daarna W. Drees jr. als leider van DS’70 als ook van PvdA-prominent J. de Kadt. Dat is uiteraard gestuit op felle tegenkanting van PvdA-zijde.[4] Op bepaalde punten, in het bijzonder wat de migratie- en bevolkingspolitiek en het denken over nationale identiteit betreft, is het betoog van Bosma toch wel degelijk terzake. Niet terzake is echter het gemak waarmee hij de strijd tegen het communisme in de Koude Oorlog zonder meer doortrekt naar de strijd van de PVV tegen de islam als het nieuwe vijandbeeld na het communisme. Dat is veel te kort door de bocht en getuigt van tekortschietend historisch en ideologisch besef. Dat geldt niet minder voor de reductie van de islam tot een agressieve ideologie en het fascistische stempel dat daarop gedrukt wordt om daarmee de eenzijdig radicale islamkritiek van de PVV te legitimeren. Godsdienstwetenschappelijk gezien is de islam zonder meer een godsdienst, zij het evenals het christendom een godsdienst met een eigen visie op de grondslagen van de samenleving. En uit historisch oogpunt is het fascistische stempel op de islam evenmin houdbaar. Fascisme duidt op een politiek stelsel van de moderniteit, te weten op modern autoritarisme als antipode van de liberale democratie en was derhalve in premoderne culturen waarin de islam wortelt en waarin autoritair denken in religieus en politiek opzicht volstrekt normaal was, non-existent. Dat de islam met democratie niet te verenigen valt, zoals een gevestigd dogma van de PVV luidt, kan ook niet staande worden gehouden. Turkije als een democratie in ontwikkeling logenstraft dat evenals Indonesië. En ook de recente volksopstanden in de Islamitische wereld in het Midden-Oosten lijken dat te weerspreken.
Het fascistische stempel dat door opponenten op de PVV gedrukt wordt, is evenmin houdbaar. Dat valt niet te rijmen met haar beroep op de joods-christelijke en humanistische cultuur en haar ongenuanceerde pro Israël houding. Ik teken bij datt laatste punt nog aan dat het door de VN erkende zelfbeschikkingsrecht der Palestijnen in de PVV-visie gemakshalve volstrekt genegeerd wordt als de positie van Israël in het geding is evenals het feit dat Palestijnen het kind van een Europese rekening zijn geworden die met de stichting van de staat Israël vereffend moest worden tegenover het eeuwenlang in Europa vernederde joodse volk. Die Europese rekening wordt gemaskeerd door de tendens die na de Tweede Wereldoorlog steeds meer ingang vindt, de neiging namelijk om de Europese beschaving te relateren aan de Joods-christelijke traditie als inspiratiebron waarop ook de PVV zich beroept. Maar het Europese antisemitische verleden blijft die beschaving niettemin onverminderd belasten.[5] Ook daarvan geeft Bosma en zijn partij zich geen rekenschap.
3.2 PVV verwant met SP, D66 en linkse jaren ’60 generatie
Zoals uit haar ontstaansgeschiedenis zoals door Bosma beschreven, blijkt is de PVV een pragmatisch opererende partij. Wilders noemde in een recent interview in NRC Handelsblad (12/13 maart 2011) pragmatisme zelfs de ideologische basis van zijn partij. Als zodanig heeft de PVV onder zijn leiding een aantal thema’s die sinds de jaren ’60 niet de nodige aandacht gekregen hebben en door Fortuyn al opgepakt zijn verder toegespitst op een wijze die veel irritatie uitlokt maar onder kiezers ook veel weerklank vindt. Het is een pragmatisme dat geruisloos overgaat in opportunistische stellingnames. In het licht hiervan valt ook het gemak te verklaren waarmee deze partij probleemloos rechtse standpunten combineert met linkse sociale prioriteiten, zij het dat het wel conservatief linkse prioriteiten zijn in de geest van de SP; maar ook met een politiek-bestuurlijk vernieuwingsstreven zoals dat eerder verdedigd is door D66, die dat de laatste jaren niet meer in de politieke etalage zet, omdat het weinig politieke winst oplevert; en voorts met een eng-nationalistische oriëntatie in de buitenlandse politiek. Uit dien hoofde verzet zij zich ook tegen Europese integratie. De SP zit wat dit betreft op dezelfde golflengte. Ik ben sinds lang het idee van een federaal Europa toegedaan. Dat is de enige doeltreffende manier om de Europese Unie te democratiseren en zodoende het huidige democratische tekort op te heffen.[6] Als ironie van de geschiedenis noteer ik in dit verband nog, dat Wilders en zijn partij ook zekere verwantschap tonen met de nieuw-linkse generatie van de jaren ’60, waar hun politieke opgang aan te danken is. In de geest van die generatie is voor Wilders en zijn partij ook alles politiek en wordt alles gepolitiseerd, wat tegen hun vooroordelen en prioriteiten ingaat. Zoals die jaren ’60 generatie alles wat niet met haar linkse vooroordelen en voorkeuren overeen kwam in negatieve zin etiketteerde als kwalijk rechts, zo wordt nu door Wilders c.s. alles wat niet in hun straatje past, negatief geëtiketteerd als linkse afwijking van wat in hun ogen alleen door de beugel kan en dus deugt.
3.3 Nederland als multiculturele samenleving
De stellingname van de PVV tegen de multiculturele samenleving vindt steeds meer weerklank, maar is problematisch in deze zin dat Nederland van stonde af aan een multiculturele samenleving is zowel in religieus- als regionaal-cultureel opzicht.[7] In de 20e eeuw was de verzuiling in religieus-cultureel opzicht daarvan een extreme expressie. Wanneer CDA-leider Maxime Verhagen tijdens de verkiezingsstrijd voor de recente Statenverkiezingen de multiculturele samenleving mislukt noemt en niet nastrevenswaardig, is dat uit CDA-oogpunt hoogst verwonderlijk. Het zijn juist de confessionelen geweest die de verzuiling als extreme expressie van onze multiculturele samenleving doelbewust nagestreefd hebben. Met de vestiging van etnische minderheden in ons midden is aan de multiculturele oriëntatie van Nederland in regionaal- en religieus-cultureel opzicht een etnisch-culturele dimensie toegevoegd. Die nieuwe multiculturaliteit is wel van een andere orde. Eerder ging het om het samenleven van autochtone, regionaal- en religieus-culturele minderheden, nu om het samenleven met allochtone, etnisch-culturele minderheden. De PVV-strijd tegen massa-immigratie is uit het oogpunt van bevolkingspolitiek wel te begrijpen en te rechtvaardigen, maar niet tegen iedere, i.c. selectieve vorm van immigratie. Met het oog op een snel krimpende bevolking dreigt een groeiend tekort aan arbeidskrachten. Migratie is derhalve onvermijdelijk om in dat tekort te voorzien, mits uiteraard voldoende gekwalificeerd.
4. Conclusie
Het boek van Bosma is van historisch belang om de PVV als eigentijds fenomeen van herlevend populisme te begrijpen. Het is een fenomeen dat zichzelf niet als een historisch incident ziet, zoals bijvoorbeeld Frits Bolkestein die er niet meer in ziet dan snel opbrandend strovuur, maar, aldus Wilders, als de verwekker van een kleine revolutie. Volgens hem is de politieke cultuur in Nederland en de EU daardoor duurzaam aan het veranderen. Hij denkt daarbij in het bijzonder aan de anti-islam golf. Die is z.i. niet meer te stoppen. De islam als het nieuwe vijandbeeld na het communisme is als het ware het nieuwe geloofsartikel van deze partij geworden evenals de onverenigbaarheid ervan met democratie. Het is ook vanwege dat anti-islam fanatisme dat de PVV niet zonder meer op één lijn gesteld kan worden met de Fortuyn-revolte zoals vaak gebeurt.
[1] Zie o.a. S.W. Couwenberg (red.), Het vraagstuk van de etnische minderheden, Civis Mundi september 1982; idem, De Nederlandse natie, Civis Mundi Jaarboek 1981
[2] Voor een terugblik daarop zie S.W. Couwenberg, Hoe wordt de samenleving het best ingericht?, Civis Mundi Jaarboek 1987, hoofdstuk VII, Het vraagstuk der etnische minderheden en het nieuwe racisme, p. 148 e.v.
[3] Zie S.W. Couwenberg, Moderniteit als nieuw beschavingstype, 2009, p.15 e.v.
[4] Zie In antwoord op Martin Bosma, Socialisme en Democratie, 12, 2010
[5] Zie o.a. F. van Vree, Beroep op joods-christelijke traditie lijkt vanzelfsprekend, maar is pervers, NRC Handelsblad, 27/28 maart 2010
[6] Zie o.a. Europa quo vadis, Civis Mundi 3/4, 2001
[7] Zie o.a. S.W. Couwenberg (red), De Nederlandse en Vlaamse identiteit,, Civis Mundi Jaarboek 2006, p.31 e.v.