Intergouvernementele afspraken zwakke basis voor stabiliteit euro

Civis Mundi Digitaal #4

door Jean Penders

Intergouvernementele afspraken zwakke basis voor stabiliteit euro

Jean Penders*

 

In Nederland een verhaal schrijven over Europa en de EU is  momenteel  geen aantrekkelijke opgave. Het politieke klimaat is in het algemeen guur en voor wat betreft de Europese Unie zelfs ronduit negatief. Je hoeft niet te proberen aan te komen met verhalen over het nauwer betrekken van de burger bij Brussel:  ""Doe iets aan de dark side van de open grenzen van Schengen; stop de influx van criminelen uit het vroegere Oostblok; hoe halen jullie het in je hoofd Albanezen en Montenegrijnen, struikrovers al sinds de boeken van den Doolaard, visumvrijstelling te geven"". Dat is de stemming.

Het referendum van juni 2005 over het Europese grondwettelijk verdrag  heeft het euroscepticisme respectabiliteit verschaft en de sinds 2008 woedende financiele en economische crisis heeft dat alleen maar versterkt. Eigenlijk onbegrijpelijk als je ziet hoe zeer ons land afhankelijk is van de EU (bijna 80% van het Bruto Binnenlands Product wordt uitgevoerd ; daarvan 60% naar EU-lidstaten). Men wil dat niet horen.

De onrust in de EU is nog lang niet  bedwongen. Met het in mei 2009 gestichte fonds (dat niet eens zo mocht heten: het is  een ""faciliteit"") werd slechts tijd gekocht.

Het lijkt  uitgesloten dat Griekenland en Ierland de uitvoering van de hun opgelegde economische en financiele  maatregelen kunnen volhouden. Het niet betalen van tol op de Griekse autowegen is een eerste waarschuwingssein. De aanvallen van de financiele markten gaan door en de euro blijft kraken. Portugal is het volgende land dat aan het infuus van het fonds zal moeten.

Blijft de euro? Waar gaat het ten diepste om? Bij de start in Maastricht van de Economische en Monetaire Unie (EMU) is een grote fout gemaakt. De E werd nooit goed in de steigers gezet. De M wel, volgens Duits model: een Europese Centrale Bank die onafhankelijk opereert,  de gelduitgifte regelt , het renteniveau bepaalt en inflatiebestrijding als hoofddoel kent. Men wist overigens drommels goed dat de ene munt slechts zou kunnen overleven bij strakke economische afspraken en coördinatie.

In Nederland betoogde al in 1975  een adviescommissie met toenmalige zwaargewichten als van der Beugel, Schmelzer en Spierenburg dat één Europese munt een supranationale coördinatie van het begrotingsbeleid van de aangesloten lidstaten vereiste. Een  comité onder aanvoering van Europese Commissievoorzitter Delors, in het leven geroepen om concrete stadia leidend tot de EMU voor te stellen, pleitte in 1989 voor bindende regels voor het budgettair beleid.

Het  kwam er niet van. Op het eind werd de euro de  prijs die Frankrijk voor de Duitse hereniging bedong. Parijs vond het nl. vernederend het beleid ten aanzien van de Franse franc te moeten afstemmen op de D-mark.  Overigens zou in een referendum  over de ene munt de Duitse kiezer geheid nee hebben gestemd.

Deden de Europese leiders dan niets  op economisch terrein? Jawel, het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) stelde grenzen aan begrotingstekort  (de beroemde 3%) en staatsschuld. Maar de lidstaten, Frankrijk en Duitsland voorop  hielden  zich niet aan het pact en schoven de discipline aan de kant.

Het Europa Plus-Pact

De onophoudelijke aanvallen van de financiële  markten op de euro hebben de Europese voorlieden er nu van overtuigd dat op financieel en economisch terrein maatregelen moeten worden genomen.

25 maart jl. bracht de Europese Raad van regeringsleiders, een omvangrijk pakket maatregelen uit.

Soms geldend voor alle EU-lidstaten en soms voor alleen de eurozonelanden.

In de eerste plaats wordt het SGP weer opgepakt en ook aangescherpt. Op in de fout gaan komen nu bijna automatische boetes te staan. De communautaire, supranationale Europese Commissie valt daarbij een belangrijke rol toe. Dit onderdeel ziet er goed uit: centrale toetsing en regie; nauwelijks ruimte voor gemarchandeer door de lidstaten.

 In de tweede plaats wordt het tijdelijke noodfonds (de "faciliteit") omgezet in een permanent Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM). Daarvoor moet het Verdrag van Lissabon, dat zulke fondsen niet toestaat, gewijzigd worden. De ministers van Financiën van de eurozonelanden vormen het bestuur dat bij eenstemmigheid beslist, zij het dat onthoudingen niet leiden tot een veto. De Europese Commissie en de Europese Centrale Bank sturen slechts waarnemers. Is deze formule voldoende slagvaardig? Wat vinden de "rating agencies" daarvan?

En dan is er, ten derde, het Europa Plus-Pact. Het klinkt als een Europese supermarkt en daar heeft het ook iets van. Deelnemers zijn de eurozonelanden en nog zes andere EU-leden waaronder Polen. Het doel van het pact is concurrentiebevordering en een sterkere economische coördinatie. Op de agenda staan o.m. het bewaken van loonkosten, het betaalbaar houden van pensioenen, gezondheidszorg en sociale voorzieningen, en het streven naar belastingharmonisatie. De deelnemers beloven jaarlijks concrete verplichtingen te verwezenlijken via hun nationale beleid. Het gaat dus om een strikt intergouvernementele aanpak. Op basis van een rapport van de Europese Commissie monitoren de regeringen jaarlijks de voortgang. De Europese regeringsleiders keuren hun eigen vlees. In het verleden hebben we vaker dit type convenanten gezien. Laat ons het beste ervan hopen.

Premier Rutte kan beweren en staven dat het Plus-Pact geen overdracht van soevereiniteit inhoudt. De Tweede Kamerleden die hun stem gaven aan een motie die krachtig afstand neemt van "elke beweging naar een meer politieke unie" kunnen van tevredenheid snorren.

Maar is dit nu een goede invulling van de E van de EMU?  Zien de financiële markten hierin een effectieve "firewall" tegen hun aanvallen? Heeft de keizer kleren aan?

Toekomst EU noopt minstens tot een sterk economisch profiel

Het is voor Europa van levensbelang dat de euro de onzekerheid van zich afschudt  en laat zien dat hij steunt op een hecht economisch en budgettair fundament. Dat is primair van belang voor het behoud van onze welvaart. Maar het heeft ook te maken met de positie van Europa in de wereldpolitiek. Velen wijzen op het unieke "soft power" karakter van de EU.

Dat zou een ideale basis zijn om het voortouw nemen en tot het leveren van belangrijke bijdragen op het gebied van een serie globaliseringsvraagstukken.

Genoemd worden klimaatverandering, energievoorzieningszekerheid, vergrijzing en migratiestromen, niet-verspreiding van massavernietigingswapens, terrorisme, georganiseerde misdaad en "failed states". Voeg aan deze rij toe de noodzaak om een nabuurschapsbeleid op te tuigen dat openingen en instrumenten biedt om constructief om te gaan met de Arabische lente en die laatste ook te zien als wellicht een mogelijkheid het Israelisch-Palestijnse conflict uit zijn verstarringen en blokkades te bevrijden.

Persoonlijk ben ik sceptisch of "soft power" voldoende is. Brazilië, China en India leveren grote inspanningen om hun militaire capaciteiten, hun "hard power", op te vijzelen. Dat is echter weer een heel ander debat. Maar in ieder geval moet de EU een sterk economisch profiel kunnen tonen. Terugkerend naar de EMU, de euro en de economische coördinatie blijft de vraag overeind of dat profiel opgebouwd kan worden op de intergouvernementele wijze waarvoor nu gekozen is en of we niet toe moeten werken naar een veel sterkere supranationale en communautaire inrichting van de Europese Unie.

 

* Drs. Jean Penders  is historicus en was o.a. leider van de Nederlandse CDA delegatie in het Europese Parlement.