De PVV en het fascisme

Civis Mundi Digitaal #4

door Wim Couwenberg

De PVV en het fascisme

Wim Couwenberg

 

Rob Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme, 2010, Uitgeverij Atlas, Amsterdam

Tegenover de dikke pil van Bosma, die elders in dit nummer besproken wordt, steekt het pamflet van Riemen over het fascisme bescheiden af. Zijn boekje is in alle opzichten het tegendeel van het boek van Bosma. Riemen, oprichter van het prestigieuze, in Tilburg gevestigde Nexus Instituut, komt uit een heel andere denkwereld. Zijn boekje herinnert aan ouderwetse cultuurkritiek in de trant van Ortega y Gassed, J. Huizinga e.a. Vanuit die achtergrond wordt het fenomeen fascisme benaderd en beoordeeld. In de publieke aandacht die het boekje ten deel gevallen is ging het hoofdzakelijk om dat laatste. Zijn cultuurkritiek kreeg nauwelijks aandacht, zoals het door hem gesignaleerde verval van geestelijke waarden en het daarmee samenhangende nihilistische geestesklimaat en de beschavingscrisis waarin we, als gevolg daarvan, volgens Riemen verkeren. Dat alles trok weinig aandacht.

Voornamelijk werd gereageerd op zijn omschrijving van fascisme als politisering van de rancune van de massamens met verwijzing naar het bekende essay van Menno ter Braak Het nationaal socialisme als rancuneleer. De PVV werd daarvan als een nieuwe exponent voorgesteld. Maar welke politieke beweging is in zijn ontstaan niet gedreven door ressentiment over het zich tekort gedaan en vernederd voelen? Alle grote politieke bewegingen in Europa zijn mede daaruit voortgekomen evenals de nationale bevrijdingsbewegingen in de voormalige koloniën in de niet-westerse wereld. En dat geldt opnieuw voor het verzet tegen repressie en vernedering in onze tijd zoals dat bijv. tot uiting komt in de rebellie van Koerden en Palestijnen in het Midden-Oosten tegen hun vernederende levenssituatie.

Met zijn benadering van het fascisme geeft Riemen mijns inziens eveneens blijk van tekortschietend historisch besef. Fascisme is een van de uitingen van modern autoritarisme dat zich na de oorlog ook in de niet-westerse wereld doet gelden. Het is een bijzondere combinatie van premoderne feodale en monarchale tradities, gebaseerd op een autoritair-hiërarchisch mens- en wereldbeeld met moderne verworvenheden als natievorming, wetenschap en technologie[1]. Zijn cultuurkritiek op de moderniteit is mijns inziens ten dele relevant, maar hij gaat lijkt mij over de scheef als hij stelt dat de moderniteit, geheel ontdaan van haar morele en culturele grondslagen, zou resulteren in een nihilistische samenleving en cultuur die altijd weer de voedingsbodem zou zijn van fascistische politiek.


[1] Zie nader S.W. Couwenberg, Liberale democratie als eerste emancipatiemodel, 1984, p. 354 e.v.; idem, Gezag en vrijheid, 1991, p. 135 e.v.