Civis Mundi Digitaal #4
Hans Feddema
Ledenverlies en verwarring in de partij zijn het gevolg van de steun van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks voor het kabinetsvoorstel voor een missie van door militairen en enige F16 ‘s beschermde politietrainers naar Kunduz. Die verwarring is te begrijpen, omdat de training niet in het luchtledige plaatsvindt, maar in de context van militaire interventie en bezetting, inclusief die van oorlog en het demoniseren van het verzet.
Wat vaak wordt vergeten, is dat je door interventie, anders dan bij peacekeeping na een bestand, niet neutraal bent, maar partij wordt in het conflict. Partijen gaan harder vechten om zich te bewijzen ten opzichte van de interventiemacht. Reden waarom de bezetting heel lang duurt - in Afghanistan nu bijna tien jaar.
Gewenning
Daardoor is er nu sprake van een zekere gewenning, zoals vroeger in de koloniale tijd. We deden toen ook opbouwwerk, meenden zelfs de inheemse religie te moeten vervangen door de onze en noemden dat ook ‘missie’. Maar we vergaten dat dit gebeurde in de context van koloniale bevoogding en bezetting.
Dat we de Afghanistan-bezetting ‘normaal’ gingen vinden, kwam ook omdat de VS na nine eleven al snel een beroep deden op artikel 5 van het NAVO-verdrag, dat NAVO-leden verplicht tot hulp bij een aanval door een staat op een van hen. Maar Al Quaida was een groep en geen staat. Zelfs Paul Rosenmöller tuinde daar toen in, maar hij kwam gelukkig na twee maanden terug op zijn steun voor de interventie als gevolg van verzet vanuit de partij, waaraan ikzelf mede leiding gaf. Niet meedoen aan de bezetting van Afghanistan was daarom vanaf 2001 de koers. Ik herinner me hoe Paul ons dit op de partijraad kwam vertellen. Femke Halsema hield zich eraan - althans tot april 2010.
Dat Femke een bezoek bracht aan ‘onze’ soldaten in Uruzgan was prima, maar de grondoorzaak van de impasse in GroenLinks is de door Alexander Pechtold (D66) en Mariko Peters (GroenLinks) ingediende Kamermotie in april 2010 om een politiemissie te onderzoeken. Beide partijen verklaarden zich daarmee impliciet bereid tot het meedoen aan een project in het kader van de bezetting van Afghanistan, een project dat, hoe civiel van aard het ook lijkt, altijd zal worden gezien als besmet.
Deze bereidheid tot participatie staat haaks op de genoemde koers die GroenLinks in 2001 inzette. Jolande Sap rechtvaardigt die wijziging met het argument dat zij idealen voorstaat en Afghaanse vrouwen wil helpen (NRC Handelsblad, 9 februari). Ik ben net als zij een internationalist, en ook ik ben vóór een politiek van idealen. Maar in Afghanistan kan civiele ondersteuning op dit moment alleen worden geboden door neutrale ngo’s. (Zo heeft Healthnet TPO nu in Kunduz een prima project voor vrouwen.)
Neoconservatieve agenda
De politietraining in Afghanistan is niet neutraal, maar een impliciete steun aan de oorlog en de bezetting. In april 2010 bleef in GroenLinks een opstand uit doordat we slachtoffers van gewenning zijn geworden. Nederland deed toch maar mooi mee in Uruzgan, en we konden trots zijn op onze soldaten aldaar. Alleen waren we allengs vergeten dat die bezetting behalve fout ook fungeerde in het kader van de neoconservatieve agenda, een begrip dat 10 jaar geleden erg bekend was en nu bijna niet meer. President Bush jr voerde ooit die agenda uit zonder zich van de ideologische achtergrond daarvan echt bewust te zijn geweest. Het was een invloedrijke groep rondom hem (en zijn ministers) die hem (hen) er toe brachten dat te doen.
De neoconservatieve ideologie kwam op in de jaren negentig, toen rechts (samen met een handjevol linkse trotskisten) het ingezakte revolutionaire ‘bevrijdingselan’ van links ging overnemen, maar dan uit te voeren via macht en militair geweld. Vooral na 2001 kreeg die neoconservatieve agenda gestalte, waarbij macht en een soort neokoloniale politiek samengingen met idealistisch klinkende retoriek. Bommen op Irak zouden, hoe onwettig ook, democratie brengen. En ook voor Afghanistan werden termen als ‘opbouw’ en ‘veiligheid’ bedacht, ook al ging het feitelijk om het overwinnen van het verzet.
Zoals de VS Moebarak in Egypte jarenlang in het zadel hielden, ging het er in Irak en Afghanistan vooral om via geweld een prowesters regime in het leven te roepen en te houden. Neoconservatief idealisme, kortom, als schaamlap voor geopolitieke macht. In die context is elke politiemissie ook een militaire missie, en een legitimering van het regime, zoals dat ook het geval zou zijn geweest als we het bewind van Moebarak een extra politietraining hadden aangeboden. In Afghanistan zal er zo bovendien sprake zijn van een ‘afrekening’ na het vertrek (exit) van de buitenlandse troepen.
Het pleit dan ook niet voor de buitenlandexpertise van D66 en mijn eigen partij dat ze deze neokoloniale agenda met een idealistisch sausje erover niet hebben doorzien. Hun motie van april 2010 was een grote vergissing, en dat is de invulling daarvan nu ook.
De oorlog is niet te winnen
Het paradoxale is dat er in de tweede helft van 2010 ineens bij de Nederlanders een grote omslag in denken over ‘Afghanistan’ doorbrak. Men begint te doorzien dat de bezetting principieel niet deugt en dat de oorlog niet is te winnen, mede omdat de Afghanen hun valleien terug willen. Het tragische is echter dat die omslag nog niet was geland bij de top van D66, GroenLinks en de ChristenUnie, waardoor het kabinet-Rutte via deze progressieve partijen nu op de valreep opnieuw gestalte kan geven aan de geschetste laakbare neo-imperialistische agenda. Een agenda waardoor (getrainde) politie en begeleidende militairen zonder meer partij zijn in het conflict.
Wat er ook op papier staat over de Nederlandse militairen, de scheiding tussen verdedigen en aanvallen is in een oorlogssituatie niet waterdicht en bovendien voeren hun Duitse en Amerikaanse collega’s wel degelijk aanvallende operaties uit.
Omdat de bewustwording van dit alles groter wordt - ook al doordat er nu in meerdere Arabische landen opstanden uitbreken -, zal de kloof tussen basis en top bij de drie partijen steeds groter worden.
Natuurlijk stuurt een congres niet vlak voor de (Staten)verkiezingen een nieuwe fractieleider het bos in. Jolande Sap dwingt gezag af en heeft leiderschapspotentie. Maar fouten maken hoort ook bij het leven. Die erkennen en ergens op terug komen, is een teken van kracht. De val van Moebarak is een nieuw feit dat te denken geeft en waaruit de GroenLinksfractie lering kan trekken. Handelen vanuit een vergissing wordt anders al gauw tot een molensteen om de nek.
Wat aan veranderingen is bedongen in een gesprek met premier Rutte, was staatsrechtelijk niet helemaal in de haak. Jolande voorvoelde het en zei: "Als Rutte akkoord gaat, hebben we een probleem." Ook dit maakt de GroenLinksfractie extra kwetsbaar als we straks in Kunduz zitten, tevens naar de achterban. Maar zolang men niet ziet dat de context van de missie het knelpunt is, gaat het onherroepelijk richting fuik. Behoedzaam terugzwemmen uit die fuik lijkt de enige weg. (Het geruchtmakende interview van de Volkskrant (dd 15-2) met zes politie-rekruten in Kunduz met als kop ‘Wij willen vechten met de Taliban’ is hiervoor wellicht nog een extra argument)
Het paradoxale is dat Jolande zich juist profileerde in deze missie, hoezeer ook een vergissing. Ik vind haar authentiek en sterk, reden waarom ik erin geloof dat zij de wijsheid en de kracht vindt op het juiste moment aan dat terugzwemmen te beginnen. Ik geloof er niet alleen in, maar het kan moeilijk anders. Reden dat ik niet opstap.
Dr. Hans Feddema is antropoloog, publicist, medeoprichter GroenLinks en deed polemologische ervaringen op in oorlogsgebieden. Dit artikel verscheen eerder in het februarinummer van het magazine De Linker Wang