Conjunctuur van de macht

Civis Mundi Digitaal #5

door Wim Couwenberg

Conjunctuur van de macht

Wim Couwenberg

 

Naar aanleiding van: Geert Voerman (red.), De conjunctuur van de macht, Uitg. Boom Amsterdam, 2011; en Marcel ten Hooven, U bevindt zich hier, Uitg. Boom Amsterdam, 2010

 

De redacteur heeft een prachtige titel bedacht voor de beschrijving en analyse van de geschiedenis van het CDA (1980-2010). Bij conjunctuur denken we in de eerste plaats aan ontwikkelingen en processen van economisch op- en neergang. Maar ook in de politieke ontwikkeling kunnen we spreken van conjuncturele processen van op- en neergang. De geschiedenis van de christendemocratie is daarvan een treffend voorbeeld. De neergang van de confessionele variant ervan werd door de fusie van de eertijds gescheiden optrekkende confessionele partijen, te weten ARP, CHU en KVP sinds de jaren ’80 omgezet in een verassende opgang, die in de jaren ’90 ruw onderbroken werd door een plotseling omslag in neerwaartse richting, resulterend in een moeilijke oppositie periode. Dankzij de Fortuyn-revolte in 2002 kwam aan de paarse politieke samenwerking onverhoeds een einde en voltrok zich een nieuwe periode van opgang van het CDA onder leiding van Jan-Peter Balkenende als nieuwe politieke leider. Die periode eindigde opnieuw onverhoeds door een verbijsterende electorale nederlaag in 2010 waardoor het CDA ineens afzakte tot de vierde partij qua aanhang.

 

Omstreden middenpositie als politieke koers met meer rechtse dan linkse voorkeur

De verdienste van deze bundel is dat we daarin een geschakeerd, goed doordacht en goed onderbouwd beeld vinden van die processen van op- en neergang en tevens van de politieke koers die in de onderzochte periode te onderkennen valt. Wat daarbij opvalt is, dat die koers over het algemeen gezocht wordt in een politieke centrumpositie, zij het dat daarin wel meer een tendens in conservatieve dan in progressieve richting gesignaleerd wordt. En met de deelneming aan het kabinet Rutte is het CDA wel ver van die vertrouwde positie in het politieke midden afgedwaald, zoals in deze bundel vastgesteld wordt. Die middenpositie hangt samen met de oorspronkelijke confessionele grondslag waardoor de christendemocratie van stonde af aan een confessionele aanhang had die dwars door de sociaal-economische belangentegenstelling heen liep. Uit dien hoofde voelde de christendemocratie zich geroepen om een bemiddelende en verzoenende rol te spelen ter overbrugging van die tegenstrijdige belangen. In de ideologische polarisatie tussen socialisme en liberalisme op sociaal-economisch terrein heeft de christendemocratie doelbewust een middenpositie gekozen en zodoende klassiek-liberale en meer sociaal-democratische ideeën al naar gelang de politieke situatie op pragmatische wijze gecombineerd tot een telkens aangepaste versie. Sinds zij losgeraakt is van haar oorspronkelijke confessionele wortels en daardoor reformatorische en katholieke tradities vermengd geraakt zijn springt die pragmatische oriëntatie nog meer dan voorheen in het oog.

Iets wat in deze bundel over het hoofd gezien wordt is het feit dat zowel die middenpositie als het daarmee verbonden pragmatisme tot in de jaren ’90 in het CDA zeer omstreden is geweest, want onverenigbaar geacht met de christelijke inspiratie van die partij en, voor zover openlijk aanvaard, theoretisch ook niet onderbouwd en verantwoord. Ik heb dat in de jaren ’60 wel gedaan. Maar dat vond weinig weerklank. Elders in dit nummer kom ik hier op terug. Op sociaal-economisch terrein is de juist genoemde bemiddelende rol van de christendemocratie problematisch geworden door het steeds meer wegvallen van de ideologische kloof tussen socialisme en liberalisme op dit terrein met de paarse politieke samenwerking in de jaren ’90 als resultaat. De laatste jaren is er een nieuw politiek onderscheid groeiende, namelijk tussen een libertaire en kosmopolitische ener- en een meer autoritaire en etnocentrische oriëntatie anderzijds als eigentijdse invulling van respectievelijk links en rechts. In die nieuwe tweedeling zou het CDA een nieuwe bemiddelende rol kunnen vervullen. Maar die kans heeft het niet of onvoldoende gegrepen.

 

Vergaande aanpassing aan de moderne geseculariseerde samenleving

Wat in deze bundel te weinig tot uiting komt is de grote sprong die met het CDA gemaakt is vanuit het confessionele verleden. Als we het CDA vergelijken met de confessionele partijen van weleer, dan valt o.a. het volgende op. De ARP en CHU gingen in hun beginselprogramma’s uit van typisch reformatorische beginselen die we nu nog terugvinden bij de kleine christelijke partijen. Nederland moest in de opvatting van die partijen bestuurd worden als een christelijke staat in protestantse zin. Vanwege die reformatorische oriëntatie hebben zij zich aanvankelijk ook krachtig verzet tegen het CDA als politieke idee omdat men die in strijd achtte met de historie van het Nederlandse volk. Vandaar dat men in die partijen aanvankelijk ook weinig of niets voelde voor de term christen-democratie in plaats van confessionele of christelijke partijen. De katholieke staatkunde ging op haar beurt uit van typisch katholieke beginselen, met name van het natuurrecht en de kerkelijke traditie naast de Openbaring als bron van zedelijke beginselen. Dit was ook de reden waarom Abraham Kuyper in 1891 aanvankelijk niets wilde weten van een alliantie met de roomsen. Hij is daar alleen op teruggekomen om te voorkomen dat de protestantse christenheid voor altijd overgeleverd zou raken aan een ongelovige meerderheid. Zonder roomse steun valt aan een rechtse meerderheid niet te denken, zo realiseerde Kuyper zich. Want rechts betekende toen hetzelfde als confessioneel.

 

Ideologische ontzuiling

In het beginselprogramma van het CDA heeft die confessionele protestantse en roomse erfenis plaatsgemaakt voor een algemeen-christelijke grondslag die aanvankelijk ook beleden is door de VVD. De vier kernbegrippen waarin die grondslag gespecificeerd is, zijn zo algemeen geformuleerd dat het specifiek christelijke karakter ervan ook in eigen kring betwijfeld wordt. Zij duiden op ethische waarden die we tegenwoordig mogen rekenen tot de westerse beschavingstraditie, zoals blijkt uit de politieke invulling van die kernbegrippen. Zo wordt publieke gerechtigheid geïnterpreteerd als een keuze voor de principes van de democratische rechtsstaat en de mensenrechten. De christendemocratische idee van de verantwoordelijke samenleving is een nieuwe uitwerking van de civil society-idee van de westers-liberale beschavingstraditie; het rentmeesterschap een bijbels getoonzette vertaling van het algemene streven naar duurzame ontwikkeling; en gespreide verantwoordelijkheid een ander woord voor het beginsel van subsidiariteit dat sinds het Europese verdrag van Maastricht een algemeen Europees beginsel is geworden.  De christendemocraat A.C. Zijderveld[1] interpreteert de formulering van de christendemocratisch geheten politieke overtuiging als een proces van ideologische ontzuiling, een vaag en algemeen worden van christendemocratische normen en waarden die al naar gelang de politieke behoefte centrum-rechts, dan wel centrum-links geïnterpreteerd worden en dus nimmer principieel worden omlijnd.

Door die ideologische ontzuiling en de vermenging van reformatorische en katholieke tradities en nestgeuren straalt het CDA een politieke cultuur uit die aanzienlijk verschilt van de gesloten en antimoderne confessionele partijen van weleer.[2] Wat in de christendemocratie nu onder christelijke waarden verstaan wordt verschilt hemelsbreed van de waarde-oriëntatie waar zij bij haar ontstaan op stoelde. Die inspireerde namelijk tot principieel verzet tegen het liberaliserings- en democratiseringsproces van onze moderne cultuur. Dankzij de verbreding van zijn grondslag en zijn bijzonder pragmatische opstelling en koers onder CDA-leider Lubbers is het CDA sinds de jaren ’80 erin geslaagd ook aanhang te winnen in niet-christelijke kringen en is zijn achterban daardoor veel geschakeerder geworden dan die der confessionele partijen van weleer.

 

Succes in seculier opzicht, mislukt in religieus-politieke opdracht

Aan deze bundel is behalve door de redacteur meegewerkt door H.M. Ten Napel, Marcel ten Hooven, J. Kennedy, R. Koole, J. van Holsteyn, G. Irwin, S. van Hecke en K. van Kersbergen. Dat heeft een bundel opgeleverd van hoog informatief gehalte met een goed inzicht in de ontwikkeling en problematiek van het CDA. Wat het politieke perspectief ervan betreft, neigt redacteur Voerman tot pessimisme. Het CDA vergrijst in rap tempo, schrijft hij. Dat geldt zowel voor zijn electorale aanhang als voor zijn leden. Door secularisatie en ontkerkelijking krimpt daarbij ook de traditionele kerkelijke achterban. De politicoloog Kersbergen ziet daarentegen nog wel een nieuw perspectief voor het CDA als het kiest voor een seculiere versie van oorspronkelijk christelijke morele principes. Maar dat heeft het CDA zoals gezegd al gedaan.

Marcel ten Hooven karakteriseert het CDA als een machtspartij met idealen. De tragiek van die partij is echter dat die idealen ondergeschikt geraakt zijn aan de strijd om macht en machtsbehoud. Dat was eerder ook al het geval met de confessionele variant, waarin aanvankelijk herkerstening van de moderne samenleving voorop stond. Maar tegen het alles doordringende secularisatieproces van de moderniteit bleek het christelijk confessionalisme niet opgewassen. Het CDA startte ook heel idealistisch met evangelisch-radicale intenties en pretenties. Maar ook die zijn op hun beurt overwoekerd geraakt door de eisen van politieke zelfhandhaving. Dat is in eerste instantie geresulteerd in opmerkelijk politiek succes. Maar de eigen politieke boodschap is daardoor steeds meer verdampt en daarmee het onderscheidend karakter van het CDA met kwalijke electorale effecten als uitvloeisel. Op Europees niveau - in het kader van de Europese Volkspartij - is de oorspronkelijke christendemocratische oriëntatie helemaal gesneuveld in de strijd om macht in het Europese parlement. Met het oog op die strijd heeft de EVP haar deuren wagenwijd opengezet voor seculiere conservatieve partijen met vooralsnog het beoogde succes.

De mislukking van wat oorspronkelijk gold als christelijk confessionele opdracht is niet minder van toepassing op bijna alle christelijk confessionele instellingen en organisaties uit het verzuilingstijdperk. De meeste besturen en managers ervan zijn zich, vermoed ik, nauwelijks nog bewust van die opdracht. Uit dat tijdperk resteren veelal alleen nog bepaalde confessionele uiterlijkheden. Het zijn instituties die nu deel uitmaken van een uit het verzuilingstijdperk voortgekomen maatschappelijke machtsstructuur en er voornamelijk op uit zich daarin zo goed mogelijk te handhaven door zich aan te passen aan de eisen van effectiviteit en efficiency zoals die daaraan nu gesteld worden.

 

Bij uitgeverij Boom verscheen nog een andere bundel, die een bredere actieradius heeft en samengesteld is door Marcel ten Hooven. Die bundel biedt een boeiende oriëntatie op de actuele situatie op maatschappelijk, politiek en religieus terrein. De bedoeling ervan is personen met uiteenlopende principiële achtergronden  - met name filosofen, politicologen, historici, theologen, sociologen, journalisten, juristen en een oud-bisschop - met elkaar in gesprek te brengen over een reeks van actuele problemen en thema’s. Dat gebeurt aan de hand van een aantal relevante en interessante vragen die uitmonden in gesprekken die er echt toe doen. In tegenstelling tot de jaren ’60 en ’70, toen radicaliteit de toon aangaf in het publieke debat, is het nu een gevoel voor maat en proporties dat de teneur van dat debat bepaalt. Dat verbindt ook alle gesprekken in deze bundel. Een mooi initiatief dat de tijdgeest goed weerspiegelt.

 


[1] A.C. Zijderveld, Staccato cultuur, flexibele maatschappij en verzorgende staat, 1991, p. 37

[2] Zie H.J. van de Streek e.a. (red.), Christelijke politiek en democratie, 1995, passim