Vrije partnerkeuze: een grote emancipatorische sprong vooruit

Civis Mundi Digitaal #5

door Lisette Thooft

Vrije partnerkeuze: een grote emancipatorische sprong vooruit

Lisette Thooft *

 

Een van de belangrijkste bijdragen van de westerse cultuur aan de beschavingsontwikkeling is de romantische liefde. Het recht om zelf je eigen partner uit te kiezen op grond van persoonlijke voorkeur is in West-Europa bevochten, met dank aan het christendom. Het is van onschatbare waarde gebleken voor de ontwikkeling van persoonlijke vrijheid, en van affectieve relaties. Thans is de romantische liefde een van de belangrijkste culturele ‘exportartikelen’ van het Westen. De Arabische wereld zou er zijn voordeel mee kunnen doen. Maar seksuele zelfbeheersing is daarvoor wel vereist.

 

In het ene na het andere Noord-Afrikaanse land staat thans het jonge volk op om democratie te eisen. Wat bovenaan het eisenlijstje zou moeten staan, als de dictators afgezet zijn en de democratie bevochten is, is vrije partnerkeuze, een wettelijk verbod op het uithuwelijken van zonen en dochters. Ten eerste is dat de meest directe en zelfs lijfelijk ervaarbare vorm van persoonlijke vrijheid. Je eigen partner kiezen op grond van je eigen persoonlijke voorkeur, in plaats van gekoppeld worden door je ouders aan iemand die je niet of nauwelijks kent, is een enorme sprong voorwaarts in vrijheid. Romantische liefde is - zoals we weten - geen directe weg naar het paradijs, maar met alle gebroken harten, echtscheidingen en bijbehorende emotionele turbulentie, toch van enorm en mijns inziens onderschat belang in de wordingsgeschiedenis van onze beschaving.

Als mannen en vrouwen elkaar uitkiezen om mee te trouwen, raken hun levens veel meer met elkaar vervlochten dan wanneer ze door hun ouders uitgehuwelijkt zijn. In verstandshuwelijken blijven het mannen- en het vrouwenterrein veel meer gescheiden. Men leeft min of meer als vreemden naast elkaar en ontmoet elkaar in bed, waar plichtsgetrouw aan de voortplanting wordt gewerkt; en soms, niet eens altijd, aan tafel. Persoonlijke keuze maakt alles anders. Er wordt intensief gecommuniceerd; men leert van elkaar, men neemt eigenschappen van elkaar over en ontwikkelt zich daardoor sneller en beter.

Ten tweede verzwakt de vrije partnerkeuze de macht van ouders over hun volwassen kinderen, waardoor ook de ijzeren greep van traditie en mores minder wurgend wordt. Vernieuwing en vooruitgang krijgen een kans.

En ten derde wordt liefde, een liefdevolle omgang met de andere sekse en andere generaties, mogelijk.

 

Kerkelijke stimulans

Wij weten dit, omdat we het in Europa al vanaf de veertiende eeuw zo doen. Het zogenoemde ‘Europese huwelijkspatroon’ was lange tijd uniek in de wereld. Het werd sterk gestimuleerd door de kerk. Al verdween het gearrangeerde huwelijk niet meteen en zou de adel er nog lang aan vasthouden, voor burgermeisjes en jongens was het vanaf de Middeleeuwen steeds normaler en makkelijker om elkaar te vinden, buiten de invloedssfeer van de ouders. Volgens het boek Vrouwen en de geboorte van het kapitalisme in West-Europa van de historici Tine de Moor en Jan Luiten van Zanden leidde dit tot verhoging van de huwelijksleeftijd, meer ruimte voor scholing en opleiding, en de noodzaak tot kapitaalvorming.

Een ander belangrijk gevolg was dat ouders steeds meer gingen investeren in de emotionele band met hun kinderen. Zolang je zeker weet dat je kinderen muurvast zitten in het gesloten systeem van de grootfamilie dat zorgt voor je oude dag, hoef je niet speciaal aardig voor ze te zijn. De relatie is er een van macht, verplichting en onderworpenheid. Pas wanneer de partijen als gelijkwaardigen tegenover elkaar staan, krijgt genegenheid een kans. Dat geldt uiteraard ook voor de relatie tussen de huwelijkspartners zelf.

‘De liefde moet boven alles een vrij geschenk zijn, met wederzijdse instemming, in de vrije uitoefening van de vrije wil.’ Deze modern klinkende woorden werden in de elfde eeuw geschreven door de geestelijke Andreas Capellanus. Voor ons is het zo vanzelfsprekend dat je het niet hoeft uit te spellen. Maar in de Middeleeuwen was dit een revolutionair idee. En het kwam voort uit het christendom.

De elitaire Capellanus richtte zich alleen tot adellijke dames en heren, de elitaire clans aan de hoven van zuid Frankrijk waar de hoofse liefde bloeide. Hij wilde zelfs niet dat mensen uit lagere standen in aanraking kwamen met zijn ideeën. Maar veel andere mannen van de kerk vonden net als hij dat liefde een vrij geschenk moest zijn tussen man en vrouw - en uiteindelijk zou dit ideaal gelden voor alle mannen en alle vrouwen. De kerk als geheel had met de hoofse cultuur an sich niet veel op, omdat die vaak draaide om buitenechtelijke relaties: christenen vonden dat echtgenoten elkaar trouw moesten blijven. Maar ze vonden ook dat je die echtgenoot dan zelf, uit liefde, moest kunnen uitkiezen uit het beschikbare aanbod.

In 866 al had paus Nicolaas I bevestigd dat een huwelijk gesloten moest worden op basis van overeenstemming tussen man en vrouw, het zogenaamde consensusprincipe. Gratianus, een jurist uit Bologna in de elfde eeuw, stelde: ‘Waar er eenheid van lichamen moet zijn, moet er ook eenheid van geesten zijn.’ Als een vader zijn dochter had geslagen om haar tot een huwelijk te dwingen, kon dat huwelijk ongeldig worden verklaard. Ook als hij had gedreigd zijn dochter te onterven als ze niet met de man van zijn keuze trouwde, kon zij het huwelijk later op die grond laten ontbinden. Je kinderen dwingen tot een huwelijk kon zelfs bestraft worden met de weigering van de sacramenten. Paus Gregorius IX nam de consensusdoctrine op in zijn decreten in 1234.

De kerk was dus tegen uithuwelijken, wat in die eeuwen ook in Europa nog een volstrekt normale en algemeen geaccepteerde praktijk was. Vaak zochten geliefden die tegen de wil van hun vader met elkaar verder wilden, dan ook hun toevlucht tot geestelijken, die hen in het geheim trouwden. Zoals Romeo en Julia, de onsterfelijke hoofdpersonen in het Shakespearedrama, die verliefd op elkaar waren hoewel ze uit twee vijandige families stamden. Door een franciscaner monnik werden ze in de echt verbonden.

‘Hoewel studies hebben uitgewezen dat de consensusdoctrine op tegenstand stuitte van de aristocratie,’ schrijven De Moor en Luiten van Zanden, ‘bereikte de leer wel het gewone volk via conciliaire en episcopale wetgeving en via prediking.’

Vooral in West-Europa werd het nieuwe idee met groeiend enthousiasme omarmd door de opkomende burgerij. De romantische idealen van de hoofse liefde hadden hun stempel gedrukt op de cultuur. En dat betekende nogal wat. Ten eerste betekende het dat de autoriteit van de vader werd uitgehold. Niet hij besliste met wie zijn kinderen zouden huwen, dat bepaalden de jongelui zelf. Ten tweede werd het huwelijk een contract tussen twee personen, en dat hield in: gelijkwaardigheid, althans in principe.

 

Seksuele zelfbeheersing als basis van vrouwenbevrijding

Het Europese huwelijksmodel, de vrijheid om te trouwen met een partner van wie je houdt, was in die tijd uniek. Nergens anders in de ‘beschaafde’ wereld was er in die tijd zoveel vrijheid voor jonge mensen om hun eigen partner uit te kiezen. ‘De opkomst van de steden tussen de elfde en de vijftiende eeuw verschafte vrouwen wat een historicus een window of freedom noemde,’ schrijft ook Marilyn Yalom in A History of the Wife. Al verdween het gearrangeerde huwelijk niet meteen, het werd steeds makkelijker voor jonge volwassenen om elkaar buiten de invloedssfeer van hun ouders te ontmoeten en seksuele relaties aan te gaan.

Het Europese huwelijkspatroon hield dus in dat jonge mensen elkaar uitkozen en samen een eigen huishouding opzetten. Dat was mogelijk omdat er eeuwenlang geschreven en gepraat was over, en geloofd en geoefend was in seksuele zelfbeheersing.

Die beheersing maakte mensen vrij: ‘Jongeren konden tot op zekere hoogte hun eigen toekomst invullen,’ schrijven De Moor en Luiten van Zanden. Dat verhoogde vanzelf de huwelijksleeftijd, want jonge mensen wachtten met trouwen tot ze emotioneel rijp genoeg waren om zelfstandig een partner te kiezen, en financieel rijk genoeg om het ouderlijk huis uit te gaan. In hun boek beschrijven de twee historici hoe dankzij dit nieuwe systeem gaandeweg ruimte kwam voor betere scholing en opleiding van de jeugd. De middelbareschoolleeftijd ontstond hier, kun je stellen. Jonge mensen hadden geld nodig voor hun eigen huishouden en gingen dus uit werken in loondienst. Vaak was daaraan een vorm van opleiding gekoppeld. Jongens en vaak ook meisjes leerden een vak. Meisjes die in de stad uit werken gingen als inwonende meid, bouwden in een nieuwe omgeving ook een eigen sociaal netwerk op.

Pubers moesten zich dus wat seks betreft, inhouden tot het moment dat ze aan een gezin konden beginnen. Het is duidelijk dat West-Europeanen dat wachten, zo goed en zo kwaad als het gaat, collectief hebben gepraktizeerd totdat het cultuurbreed de norm geworden was. En daar hebben wij onze welvaart van vandaag aan te danken.

Het oefenen van seksuele zelfbeheersing ligt ook aan de basis van de vrouwenbevrijding. Anders gezegd: zonder christelijk kuisheidsideaal waren vrouwen nooit zo vrij en geëmancipeerd geworden als we nu zijn. Dan zaten we nog onder sluiers en achter tralies gevangen, zoals vrouwen in grote delen van de wereld om ons heen. Dáár neemt men nog altijd aan dat vrouwen seksueel onverzadigbaar zijn en daarom gevaarlijk. Dus moeten ze collectief bij mannen weggehouden worden, opgesloten in huis en verborgen voor mannelijke blikken. Niet alleen mannen maar ook vrouwen zelf geloven dat Allah aan de vrouw negentiende, aan de man eentiende van de seksuele lust gegeven heeft. Ooit geloofde men ook bij ons in het Westen dat vrouwen altijd geil waren, elk moment meegesleurd konden worden door hun basale driften. Een belangrijke en onoplosbare kwestie voor Middeleeuwse wetenschappers was de vraag: hoe komt het dat vrouwen, die duidelijk kouder en vochtiger zijn dan mannen, toch een vuriger seksuele begeerte in zich hebben dan mannen?

Er zijn allerlei redenen om aan te nemen dat die vrouwelijke begeerte niet (alleen) een kwestie was van mannelijke projectie, maar daadwerkelijk bestond, zoals ik betoog in mijn boek De onverzadigbare vrouw (en de afwezige man). Hoe verder je teruggaat in de prehistorie, hoe woester vrouwen blijken te zijn en hoe meer gespitst op voortplanting. Dat blijkt uit de antropologie, de archeologie en de mythologie.

Westerse vrouwen hebben die vurige begeerte in zichzelf met kracht onderdrukt, eeuwenlang, gedwongen door hun mannen maar ook uit vrije wil, gestimuleerd door de kerk en geestelijk ondersteund door het ideaal van de maagdelijke Maria en de bekeerde hoer Maria Magdalena. Nogal wat mensen, vooral in feministische en new age kringen, zijn daarover zeer verontwaardigd. Wat ze niet begrijpen, is dat seksuele macht en emancipatie niet samen gaan maar tegenpolen zijn. Hoe meer seksuele zelfbeheersing, hoe meer vrijheid om je leven in te richten zoals je zelf wilt.

‘Onderdrukt’ is trouwens niet het juiste woord. Als je een drift alleen maar onderdrukt, verdwijnt hij naar het onderbewuste en kan hij je onverhoeds bespringen als je even niet oplet. Dat is bij vrouwen van nu niet het geval. Ze klagen eerder over gebrek aan seksuele lust dan over een gevaarlijke drift die door de kieren naar buiten siepelt. Er is kennelijk iets anders gebeurd met de vrouwelijke seksualiteit: die is gesublimeerd of getransformeerd tot iets anders. Die drift is als het ware ‘opgerezen’ vanuit het gebied van de geslachtsorganen naar het emotionele gebied, van de onderbuik naar het hart.

De eerste feministische golf kwam zo’n honderd jaar geleden op en het is geen toeval dat dit gebeurde op het moment dat vrouwen in West-Europa en Amerika zichzelf waren gaan zien als niet-seksuele wezens. Iedereen geloofde tegen die tijd dat mannen veel meer geïnteresseerd waren in seks dan ‘hun betere helft’. Voor een dame werd het ordinair om haar libido te etaleren. Nette vrouwen deden hun best altruïstisch te zijn, barmhartig, geduldig, beheerst en gedisciplineerd. Ooit, bij de prehistorische jager-verzamelaarvolken, golden die eigenschappen als typisch mannelijk; vrouwen konden dat niet opbrengen, wist men, want ze waren te veel met vruchtbaarheidsperikelen bezig. Nu hadden westerse vrouwen van betere standen die mannelijke eigenschappen in zichzelf ontwikkeld. Prompt begonnen ze te roepen om vrouwenkiesrecht. ‘Als ik geen seksuele macht meer heb over mijn man(nen),’ moet de onbewuste drijfveer zijn geweest, ‘dan wil ik openbare macht.’ Er waren trouwens nog genoeg vrouwen die kiesrecht onnodig vonden: the hand that rocks the cradle rules the world, stelden ze, met andere woorden: die archaïsche vrouwelijke macht was voor hen nog groot genoeg.

Voor steeds meer vrouwen was en is dat niet meer genoeg. Er is kennelijk iets essentieel veranderd in de vrouwelijke seksualiteit. Het dwangmatige instinct uit de oertijd, waaraan vrouwen onderworpen waren zoals dieren onderworpen zijn aan de wetten van de natuur, is gesublimeerd tot emotioneel verlangen. Dat verlangen kun je opzij zetten als je met iets anders bezig bent, iets dat je belangrijker vindt. Als zaken voorgaan. Een kwestie van beschavingsontwikkeling. Waar seksualiteit beheerst wordt, wordt liefde mogelijk.

 

Islamitische jeugd nu ook toe aan vrije partnerkeuze

Een belangrijk gevolg van het Europese huwelijkspatroon was dat ouders steeds meer gingen investeren in hun kinderen, niet alleen in hun opvoeding en opleiding, maar ook in de emotionele band. Volgens historici bestaan er pas sinds een paar eeuwen emotionele of affectieve banden tussen ouders en kinderen zoals wij die kennen. Het Europese huwelijkspatroon versterkte die emotionele betrokkenheid, juist doordat het de economische banden losser maakte. Zolang je zeker weet dat je kinderen muurvast zitten in een systeem - het systeem van de grootfamilie - waardoor je op je oude dag op hen kunt terugvallen, is het niet speciaal nodig om aardig voor hen te zijn. Als het daarentegen niet vanzelfsprekend is dat er later voor je gezorgd wordt, is het zaak vrienden te worden. Of, anders gezegd: zolang de verhouding er een is van macht en onderworpenheid, krijgt liefde geen kans. Pas als de machtsrelatie vervaagt en beide partijen gelijkwaardig tegenover elkaar komen te staan, kan spontane genegenheid opbloeien. Liefde moet je als het ware veroveren op je instinctieve driften en op je aangeboren neiging om anderen te overheersen.

Het Westen ‘exporteert’ die vrijheid om lief te hebben naar praktisch de hele rest van de wereld, door middel van soapseries, talkshows, films en boeken. Het wordt tijd dat ook de islamitische jeugd die vrijheid opeist. Daarvoor moeten ze dan wel leren zichzelf seksueel te beheersen.

 

 

* Lisette Thooft is publiciste en auteur van het boek De onverzadigbare vrouw (en de afwezige man) - uitgeverij Balans, 256 blz., € 18,95.