Civis Mundi Digitaal #8
Fre’de’ric Lenoir, Socrates, Jezus, Boeddha. Drie Leermeesters. 239 blz., 2e druk, Ten Have, Kampen 2010
Fre’de’ric Lenoir, Socrates, Jezus, Boeddha. Drie Leermeesters. 239 blz., 2e druk, Ten Have, Kampen 2010
Dit boek is een vergelijkende studie van drie grote leermeesters van de mensheid: Socrates, Boeddha en Jezus. De auteur doet dit door twee reeksen vragen te beantwoorden: wie zij zijn (hoe we hen kennen, hun afkomst, hun seksualiteit, hun roeping, hun persoonlijkheid, hun onderrichting, hun sterven) en wat hebben zij ons te zeggen (je bent onsterfelijk, zoek de waarheid, onderzoek jezelf en word vrij, wees rechtvaardig, leer lief te hebben). Op al deze punten worden zij met elkaar vergeleken. Er zijn natuurlijk grote onderlinge verschillen, zegt Lenoir, maar hij is van mening dat hun onderrichting tenslotte toch op hetzelfde uitkomt, namelijk dat ieder mens de taak heeft op zoek te gaan naar de waarheid, zichzelf diepgaand te leren kennen, vrij te worden en in vrede met zichzelf en anderen te leven.
Hier stuit de lezer al direct op een moeilijkheid, want het valt lastig vol te houden dat deze taakomschrijving tot de kern van de boodschap van Jezus behoort. Wat Socrates betreft is zij waarschijnlijk wel van toepassing, wat Boeddha aangaat moet ik mij als niet-deskundige van een oordeel onthouden. Er zit iets gewrongens in deze vergelijking van deze drie leermeesters - misschien is dit mijn vooroordeel, maar ik kan mij na lezing van dit boek niet aan de indruk onttrekken dat Jezus er toch uitspringt als een wezenlijk andere persoon dan de beide anderen.
Dat wil niet zeggen dat dit boek niet veel te bieden zou hebben. De vergelijking tussen de drie leermeester levert soms verrassende inzichten op, doch naar mijn mening vooral waar het gaat om de verschillen tussen hen. De karakteristieken van Lenoir geven soms ook een verfrissende nieuwe kijk op de beschreven figuren.
Misschien is het schema dat de auteur gekozen heeft (een vergelijking op een groot aantal punten) toch niet zo’n gelukkige greep. Een afzonderlijke behandeling, waarbij overigens wel op onderlinge verschillen en overeenkomsten wordt gewezen, lijkt mij een betere benadering. In dit opzicht is Karl Jaspers, die in zijn "Die grossen Philosophen"(München, 1957) de drie grote leermeesters, aangevuld met Konfucius, als ‘die massgebenden Menschen’ beschrijft, een betere gids. Ook hij ziet een belangrijke overeenkomst tussen hen, namelijk dat door hen ‘de ervaringen en aandriften van het menszijn tot het uiterste doordacht worden’(blz. 227)
Dit lijkt mij een veel aanvaardbaarder formulering dan die van Lenoir, die mijns inziens teveel door het moderne individualistische denken beïnvloed is.
J.M.M. de Valk