Civis Mundi Digitaal #9
Toon van Eijk
Effectiviteit ontwikkelingssamenwerking
In november 2011 vond in de Zuid-Koreaanse havenstad Busan de High Level Forum on Aid Effectiveness plaats. Het gastland Zuid-Korea heeft in minder dan vijftig jaar een fenomenale industriële ontwikkeling doorgemaakt. Hierin speelden vooral forse overheidssteun, een minimum aan regels, de legendarische werklust van de Zuid-Koreaanse arbeiders en een hoge kwaliteit onderwijs een rol[1]. Van 1980 tot 2010 groeide het Zuid-Koreaanse BNP per inwoner van 2.300 naar 30.000 dollar. Zuid-Koreaanse burgerorganisaties plaatsen echter veel kanttekeningen bij het groeimodel dat hun land volgde. "De verstrengeling van politieke en zakelijke belangen werkte volgens hen de corruptie in de hand en bevorderde de groei van oppermachtige conglomeraten die kleine en middelgrote bedrijven verstikten"[2]. Een te eenzijdige focus op economische groei dreigt de aandacht voor de rechten van de betrokken bevolking te doen verdwijnen.
Het is opvallend dat hierboven ontwikkelingshulp niet staat vermeld als een van de belangrijkste factoren die de snelle groei in Zuid-Korea veroorzaakten. Het probleem met uitspraken over de (in)effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking of -hulp is dat algemeen geldige uitspraken nauwelijks mogelijk zijn. Men dient allereerst een onderscheid te maken tussen noodhulp en structurele hulp, tussen officiële multilaterale en bilaterale hulp (tussen overheden), tussen private hulp van verschillende soorten organisaties (NGOs gebaseerd op verschillende grondslagen en commerciële bedrijven), en tussen individuele initiatieven van velerlei soort. Bovendien wordt er hulp gegeven in vele verschillende sectoren met elk zijn specifieke mogelijkheden en belemmeringen (gezondheidszorg, onderwijs, landbouw, infrastructuur, openbaar bestuur, etc.). Ook maakt het uit of project-, programma-, sectorale of (niet vooraf gespecificeerde) budgettaire hulp wordt gegeven. Al deze onderscheidingen maken algemene uitspraken over ‘de effectiviteit van hulp’ onzinnig. En het allergrootste probleem is misschien wel het attributievraagstuk. Het ontwikkelingsproces is per definitie multi-dimensionaal: het wordt beïnvloed door een lange waslijst van factoren, met onderlinge interdependenties en terugkoppelingsmechanismen werkzaam op verschillende systeemniveaus. Dit maakt de attributie van een positief groei-effect aan een specifieke ontwikkelingsactiviteit van een specifieke donor welhaast onmogelijk.
Telkens wanneer een of meerdere experts van de Wereldbank een rapport uitbrengen waarin een bepaald ontwikkelingseffect geclaimd wordt, kun je er donder op zeggen dat binnen een jaar andere deskundigen van de Wereldbank (of van een ander gerenommeerd instituut) met een afwijkende of tegengestelde claim komen. Belangrijke oorzaken zijn dat de nationale statistieken van veel ontwikkelingslanden notoir onbetrouwbaar zijn, en dat met handig (her)groeperen van categorieën van landen en moeilijk navolgbaar gebruik van statistische technieken altijd wel een of ander (in)significant effect gevonden kan worden. Desalniettemin kan ook de volgende gedachte van Ralph Waldo Emerson in overweging genomen worden: ‘... weten dat tenminste één leven gemakkelijker verlopen is doordat u heeft geleefd. Dit is geslaagd zijn’.
In Rwanda liep tussen 2000 en 2010 het percentage van de nationale ontwikkelingsuitgaven dat gefinancierd wordt met buitenlandse hulp terug van 85 tot 45 procent, in Ghana verminderde het van 47 tot 27 procent, en in Mozambique van 75 tot 58 procent[3]. Of dit bewijst dat ‘die hulp wel degelijk werkt’ zoals sommige experts claimen, is moeilijk hard te maken zoals hierboven is betoogd. Hoe dit ook zij, het is nu vooral belangrijk werk te maken van effectievere belastingsystemen, aangezien belastingen een duurzame bron van inkomsten zijn.
Ter relativering van de ontwikkelingssamenwerking: volgens het Migration and Remittances Factbook 2011 van de Wereldbank is de totale waarde van overschrijvingen van migranten naar ontwikkelingslanden drie keer de waarde van alle ontwikkelingshulp. Deze gedocumenteerde overboekingen bereikten in 2010 een totaal van 325 miljard dollar. Voor sommige van de armste landen vormen deze overboekingen 25 procent van hun BNP. Er is echter weinig consensus over de relatie tussen deze overboekingen en ontwikkeling. Of en hoe deze private geldoverboekingen van migranten naar hun families een geaggregeerde impact hebben op het algemene welzijn (voorbij alleen de ontvangende huishoudens) is niet duidelijk[4].
Het machtsmotief in het ontwikkelingsproces
Volgens Couwenberg is het machtsmotief de primaire historische drijfkracht "met zijn streven naar beheersing van de levensvoorwaarden ter realisering van de nodige veiligheid, orde en welvaart"[5]. In Couwenberg’s polair-dialectisch werkelijkheidsbesef is het machtsmotief een ambivalent verschijnsel met een positieve en negatieve pool. Het positieve of constructieve aspect schept orde en samenhang, terwijl het negatieve of destructieve aspect in repressie, uitbuiting, willekeur en gewelddadigheid ontaardt. Het machtsmotief is in principe onverzadigbaar. "Men raakt er meer aan verslaafd naarmate men er meer en langer van proeft"[6]. Zowel het politieke als economische machtsstreven neigt naar machtsconcentratie. Een voorbeeld van onverzadigbaar politiek machtsstreven zijn de Afrikaanse regeringsleiders die via grondwetswijzigingen zo lang mogelijk aan de macht proberen te blijven. En onverzadigbaar economisch machtsstreven uit zich, onder andere, in een zo volledig mogelijke beheersing van de markt door commerciële bedrijven. De recente bemoeienis van China in Afrika is een duidelijk voorbeeld van vooral economisch machtsstreven. De geschiedenis van het Europese kolonialisme maakt het echter moeilijk hier commentaar op te hebben.
Hoewel ik Couwenberg’s polair-dialectisch werkelijkheidsbesef deel, ook met betrekking tot het machtsmotief, is mijns inziens de visie op ‘macht’ van de Franse filosoof Etienne de La Boétie uitermate verhelderend. Deze filosoof schreef in 1577 zijn Discours de la servitude volontaire (Vertoog over de vrijwillige slavernij) waarin hij zegt dat het zich onttrekken aan de werkingen van de macht soms belangrijker is dan het vormen van tegenmacht. Als men de disciplinerende macht niet (meer) gehoorzaamt, wordt zij als een wortel die geen vocht vindt en sterft. Uiteindelijk is de macht van leiders altijd slechts schijn, ook machtige leiders volgen meer dan dat ze leiden. Zo gauw een bepaald aantal mensen ‘macht’ op een andere manier gaan interpreteren, i.c. power to the people, worden regeringen machteloos. Ook autoritaire of totalitaire machthebbers hebben nooit voldoende ‘macht’ om bevolkingen van vele miljoenen mensen permanent te onderdrukken. Zij hebben slechts macht in zover en zolang de bevolking hen toestaat om macht te hebben[7]. De huidige ‘Arabische Lente’ illustreert dit principe. De centrale vraag is dan wel hoe men een voldoende groot aantal mensen er toe kan brengen ‘macht’ op een andere manier te gaan interpreteren.
In een eerder artikel in Civis Mundi heb ik gezegd dat dit vraagt om proactief gedrag van een aantal non-conformisten, die onafhankelijk en out of the box kunnen en willen denken. De meeste mensen zijn echter conformisten die neigen tot reactief gedrag. Het aantal proactieve non-conformisten is gewoonlijk gering. De vraag wordt dan hoe het aantal non-conformisten vergroot kan worden. Effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling kunnen mijns inziens hierin een rol spelen[8].
In een artikel in NRC (06-12-2011) getiteld ‘Ook foute scheidsrechter heeft gelijk’ schrijft Jeroen Wester dat kredietbeoordelaars veel macht hebben omdat zij het kompas zijn voor veel grote beleggers. "Of partijen dat nu leuk vinden of niet ... Hun oordelen, onafhankelijk of niet, kunnen wel worden afgedaan worden als non-event, maar dat betekent niet dat ze onbelangrijk zijn. Kredietbeoordelaars zijn de scheidsrechters van de financiële markten, uitgekozen door politici, toezichthouders en beleggers zelf". Uiteindelijk komt hun macht voort uit het risicomijdende gedrag van beleggers, die alleen willen beleggen in triple A beleggingen. Het reactieve gedrag van grote aantallen conformistische beleggers geeft triple A kredietoordelen status en dus ‘macht’.
In de context van het machtsmotief verwijst Couwenberg ook naar een relatief nieuw onderdeel in de westerse ontwikkelingshulp: "de wereldwijde export van de principes en instituties van de westers-liberale rechtsstaat ... als aanzet tevens tot de ontwikkeling in democratische richting"[9]. Hoewel tal van internationale organisaties en duizenden juristen zich hiervoor inzetten, is daarmee de machtsproblematiek niet opgelost, merkt Couwenberg terecht op. Inderdaad is good governance de afgelopen jaren zowel een belangrijk criterium geworden in de selectie van ontwikkelingslanden die hulp ontvangen als een onderwerp waar de hulp zich op dient te richten (en daarmee een verwarring creërend thema). Aangezien het onderwerp ‘goed bestuur’ of ‘goed beheer’ doortrokken is van ‘beheersing’ of ‘macht’, is het evident dat dit thema niet gemakkelijk van buitenaf te beïnvloeden is. De resultaten van de 3-D benadering (defense, diplomacy & development) in failed states als Irak en Afghanistan zijn dienaangaande niet erg hoopvol[10]. Maar ook in staten die niet recentelijk in (burger)oorlogen verwikkeld zijn geweest, blijft verbetering van het openbaar bestuur een moeizaam proces dat maar moeilijk is in te passen in de veelal kortlopende scenario’s van buitenlandse hulp.
Publiek-private partnerschappen als hét antwoord op complexiteit?
Met betrekking tot de in het huidige tijdsgewricht populaire publiek-private partnerschappen (PPP’s) tekent Couwenberg op dat het er om gaat een middenweg te vinden tussen marktwerking en overheidssturing[11]. Ook op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking zijn partnerschappen tussen ontwikkelingsorganisaties, ondernemingen en overheden niet meer weg te denken. "Voor velen zijn zij hét antwoord op de complexe problemen waar de wereld mee kampt"[12]. Zulke problemen blijken te complex om door een van de betrokken sectoren alleen te worden opgelost. "Partnerschappen zijn geen luxe, maar noodzaak voor een effectieve aanpak van de uitdagingen rondom milieu, armoede, honger, gezondheid, opvoeding, infrastructuur of watervoorziening"[13]. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat waar het evalueren van de impact van gewone ontwikkelingsprojecten al moeilijk is, de vraagstukken van attributie en impact in partnerschappen nog veel complexer zijn.
Hoewel meer deelname van het bedrijfsleven in ontwikkelingssamenwerking via PPP’s gunstig kan zijn, is het raadzaam de andere betekenis van de drie P’s in gedachten te houden: planet, people, profit[14]. Voor (economisch) duurzaam ondernemen is winst maken een noodzakelijke voorwaarde, maar winstmaximalisatie overschaduwt nog al eens winstoptimalisatie (wanneer maatschappelijk verantwoord ondernemen slechts window-dressing of een public relations truc is).
In een recent artikel in Civis Mundi zegt Wecke dat het gaat om een paradigma van de complexe interrelatie van mondiale vraagstukken. "Nog steeds wordt te weinig uitgegaan van de onderlinge samenhang tussen de grote wereldproblemen op het gebied van milieu, vrede, mensenrechten, ziekten, honger, armoede, economisch crises, bewapening, analfabetisme, indoctrinatie, onderdrukking, bewapening, schaarste aan grondstoffen, oorlog, discriminatie van individuen en volkeren en dergelijke. Gebeurtenissen op het ene gebied hebben hun repercussies op het andere"[15]. Couwenberg zegt dat het voortschrijdende mondiale integratieproces resulteert in steeds langere ketens van interdependenties en vraagt om meer internationale en transnationale coördinatie van besluitvorming[16]. Norbert Elias zou zeggen dat de steeds langere ketens van interdependenties zowel psychogene als sociogene aspecten hebben[17]. In zijn visie corresponderen de structuur van de samenleving en de individuele persoonlijkheid met elkaar en veranderen ze in min of meer overeenstemming met elkaar. Er is een verwevenheid van staats- of maatschappelijke vormingsprocessen en persoonlijkheidsprocessen. Ik denk dat uiteindelijk ook (sociogene) maatschappelijke processen worden opgestart en onderhouden door (psychogene veranderingen in) individuele actoren.
Hoewel inderdaad alles met alles samenhangt (Wecke), en daarom meer transnationale coördinatie nodig is (Couwenberg), en zowel psychogene als sociogene aspecten een rol spelen in het integrale ontwikkelingsproces (Elias), blijft de vraag hoe we een daadwerkelijk effectieve holistische aanpak van de grond krijgen. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat publiek-private partnerschappen een dergelijke holistische aanpak kunnen genereren, omdat het aspect van psychogene veranderingen in PPP’s geen enkele aandacht krijgt. De afgelopen decennia is veel tijd en geld besteed aan het veranderen van maatschappelijke structuren op velerlei niveau (in de ontwikkelingshulp momenteel onder andere tot uitdrukking komend in veel aandacht voor good governance), maar het psychogene aspect is verwaarloosd.
Ook in de huidige financiële en economische crisis krijgen allerlei voorstellen voor het veranderen of aanscherpen van financiële maatschappelijke structuren (toezichthouders, banken, kredietbeoordelaars, etc.) veel aandacht. Maar er wordt nauwelijks gesproken over het onderliggende psychogene aspect. Wim Klever, auteur van een boek over Mandeville (1670-1733), zegt dat het onvoorwaardelijke marktgeloof een fataal simplisme is waarvan wij thans de wrange vruchten plukken. De krasse uitspraak ‘greed is good’ gaat historisch terug op de fameuze ondertitel van Bernard Mandeville’s Fable of the Bees (1714): private vices, public benefits. "Tot deze ‘gebreken’ behoort bovenal de hebzucht. Neoliberale economen ... beroepen zich graag op Mandeville. Meestal vergeten zij evenwel te vermelden dat deze in Rotterdam geboren ... filosoof niet zo naïef was om regulering van de markt door het politieke gezag overbodig te achten. Zijn betoog in rijmvorm eindigde met een duidelijke onderstreping van de noodzaak daarvan: so vice is beneficial found, when it‘s by Justice lopt and bound"[18]. De vraag is dan of de private hebzucht afdoende door overheidsregulering en/of de inzet van PPP’s ingedamd kan worden. Ik denk dat het raadzamer is om naast regulering van buitenaf ook in te zetten op interne psychogene veranderingen.
In een eerder artikel in Civis Mundi heb ik betoogd dat de belangrijkste oorzaak van de huidige financieel-economische crisis de ongebreidelde hebzucht is, die voortkomt uit een overdreven mimetische begeerte (een continue vergelijking met anderen). Dit mondt uit in een statuswedloop die de gehele maatschappij doordringt. De ontwikkeling van sterke, psychologisch gezonde persoonlijkheden door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling remt de statuswedloop af, omdat men als het ware boven de mimetische begeerte uitstijgt. Een dergelijke proactieve vorm van zelfregulering (het komt uit de persoon zelf voort en is daardoor vrij en niet afgedwongen) is een welkome aanvulling op conventionele vormen van reactieve zelfregulering (die door anderen worden afgedwongen)[19].
‘Planners’ versus ‘searchers’ in de ontwikkelingssamenwerking
In de ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering kunnen grofweg twee hoofdstromen onderscheiden worden. Jeffrey Sachs staat hierin model voor de benadering van de ‘planner’. In zijn boek ‘The End of Poverty. How we can make it happen in our lifetime’ (2005) wordt deze aanpak uit de doeken gedaan. In deze nogal top-down, nauwkeurig geplande benadering hoopt men op relatief korte termijn significante verbeteringen op velerlei gebied te bereiken door gerichte investeringen. De nadruk op Poverty Reduction Strategy Papers en de Millennium Development Goals duidt op veel geloof in de maakbaarheid en stuurbaarheid van het ontwikkelingsproces, zoals ook Van der Veen (2010:552) aangeeft[20].
William Easterly, daarentegen, staat model voor de benadering van de ‘searcher’. In zijn boek ‘The White Man’s Burden. Why the West’s efforts to aid the rest have done so much ill and so little good’ (2006) beschrijft hij een meer bottom-up benadering, waarin ‘searchers’ oplossingen proberen te vinden voor locale problemen via een trial and error process. Via een geleidelijke stap-voor-stap benadering ontstaat dan homegrown development. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de ‘searcher’ benadering, omdat die het ontwikkelingsproces zoals het daadwerkelijk plaatsvindt adequater beschrijft. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de ‘planner’ en ‘searcher’ een soort karikaturen zijn geworden en dat enige top-down planning in het ‘zoekende of tastende’ ontwikkelingsproces onvermijdelijk is. Het belangrijkste probleem met de ‘searcher’ benadering lijkt mij dat er niet voldoende capabele en effectieve ‘searchers’ beschikbaar zijn om op grote schaal vooruitgang te boeken. Voor een multiplier effect en het opschalen van bereikte resultaten lijkt toch een vorm van planning nodig te zijn. Al was het maar dat de overheid het proces van ‘searching’ dient te faciliteren door het creëren van een enabling environment.
Het is evident dat top-down planning van ontwikkeling niet succesvol is gebleken in Sub-Sahara Afrika. Zo zullen veel van de Millennium Development Goals niet gehaald worden in 2015. Long & Van der Ploeg (1989) spreken van de noodzaak tot ‘deconstructie van geplande interventie’ omdat het niet gaat om de eenvoudige uitvoering van een tevoren gespecificeerd actieplan met bepaalde verwachte uitkomsten[21]. Ontwikkeling is eerder een ‘voortgaand, sociaal-geconstrueerd proces waarin onderhandelingen een belangrijke rol spelen’. Ontwikkelingsprojecten zijn strijdperken (arenas of struggle) met verscheidene groepen actoren met verschillende belangen (Leeuwis 1993:79)[22]. Een recent voorbeeld van een dergelijk strijdperk is de ‘land grabbing’ door China en andere landen, die op grote schaal land opkopen in Afrika voor hun eigen voedselvoorziening. Hiermee worden vooral de belangen gediend van Chinese investeerders, en Afrikaanse overheden en elites, en veel minder die van de lokale boeren. Er is in ieder geval geen sprake van een machtsvrije ‘ideal speech situation’ (Jürgen Habermas) waarin ook de rechten van kleine Afrikaanse boeren worden gerespecteerd[23].
De wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen
Couwenberg schrijft dat onder wetenschappers gewoonlijk geen consensus bestaat over de aanpak en oplossing van beleidsvraagstukken[24]. Zo geven macro-economen over de aanpak van de huidige financieel-economische crisis volstrekt verschillende adviezen. "Wetenschappelijk gefundeerde toekomstprognoses bieden ook onvoldoende houvast door toedoen van de wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen". Couwenberg spreekt van ‘het einde van het intellectuele (wens)dromen’[25]. Ik heb dit eerder ‘de illusie van het intellectuele holisme’ genoemd[26]. Het menselijk intellect is simpelweg niet toereikend om het multi-dimensionale ontwikkelingsproces in al zijn facetten te overzien, laat staan sturen. ‘De wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen’ maakt ook dat het ingrijpen van westerse staten, NGOs en ondernemingen in niet-westerse landen, al dan niet met de beste bedoelingen en al dan niet in PPP verband, een riskante zaak blijft. Zo zegt Monga, programma directeur bij de Wereld Bank, dat we niet kunnen verwachten dat ontwikkelingslanden met een beperkte administratieve capaciteit de vele indicatoren voor een goed zakenklimaat allemaal tegelijkertijd kunnen verbeteren. "Het is niet realistisch een overweldigende waslijst aan hervormingen aan te bevelen die geen enkele overheid kan implementeren"[27].
Onderzoekers dienen uit te komen voor hun eigen beperkingen, betogen Dijstelbloem en Hagendijk. "Je kunt evidence-based beleid willen, maar je kunt nu eenmaal niet de hele wereld in een reageerbuis of computersimulatie stoppen. De wetenschap is intern verdeeld in specialismen waarvan de inzichten zich niet eenvoudig laten optellen. De vertaling van maatschappelijke problemen naar wat zich in een laboratorium of simulatie laat onderzoeken, en weer terug naar de werkelijkheid, is daarom de cruciale zaak. Dit staat haaks op de ideaaltypische [strikte] arbeidsdeling tussen de wetenschap en de politiek"[28]. Een wetenschap die de dialoog met burgers over de reductie van onzekerheid in de maatschappij niet tot stand weet te brengen "en de eigen beperkingen liever binnenskamers houdt, is uiteindelijk schadelijker voor de vertrouwensbasis dan een fraudeur", schrijven Dijstelbloem en Hagendijk. Zeker ook in de wereld van de ontwikkelingsdeskundigen dienen de onzekerheid en de eigen beperkingen volmondig toegegeven te worden. Als interventies in de eigen, goed georganiseerde westerse maatschappij al moeilijk zijn, wat dan met betrekking tot interventies in relatief onbekende en slecht georganiseerde niet-westerse maatschappijen?
Op dit moment maakt een nieuwe school ontwikkelingseconomen opgang met een pleidooi voor een vooral pragmatische benadering. Deze zogenaamde randomista’s laten de grote ideeën (armoedebestrijding via grootschalige hulp óf via de vrije markt) voor wat ze zijn en testen wat werkelijk werkt. De twee belangrijkste randomista’s Banerjee en Duflo, beiden hoogleraar aan het MIT, zeggen dat pas iets over de effectiviteit van hulp gezegd kan worden "als interventies worden onderzocht met zogeheten gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek: een gekwantificeerd experiment tussen twee groepen willekeurig gekozen individuen waarvan er één een ‘behandeling’ krijgt en de ander fungeert als controlegroep"[29]. Dit soort onderzoek werd binnen de ontwikkelingssamenwerking weinig gedaan, vanwege het onethische aspect (de controle groep krijgt bijvoorbeeld geen muskietennetten tegen malaria) en het complexe karakter van de meeste ontwikkelingsprojecten (het attributieprobleem). Deze pragmatische benadering lijkt geïnspireerd door Easterly’s ‘searcher’ aanpak en derhalve zinvol. Het probleem van onvoldoende capabele ‘searchers’ als aanjagers van lokale, pragmatische ontwikkelingsgerichte activiteiten blijft echter bestaan. Als zulke pro-actieve ‘searchers’ wel in voldoende mate aanwezig zouden zijn, zou meer vooruitgang plaats moeten vinden.
Een andere groep ‘deskundigen’ die de eigen beperkingen liever binnenskamers houdt, zijn de eerder genoemde kredietbeoordelaars. De impact van de experts van de rating agencies is uiteindelijk gebaseerd op het fenomeen van de self-fulfilling prophecy: "feitelijk gedrag dat gebaseerd is op een als zodanig ervaren en of gepresenteerde werkelijkheid, [beïnvloedt] de feitelijkheid in de richting van die perceptie"[30]. Oftewel het Thomas-theorema: ‘If men define situations as real, they are real in their consequences’[31]. Dan wordt het geschetste beeld belangrijker dan de waarheid. De moderne ICT is uitermate nuttig, maar verleent de op computersimulaties gebaseerde toekomstscenario’s ook een aureool van wetenschappelijkheid en betrouwbaarheid, dat vaak onterecht is. Dit laatste geldt ook voor veel ontwikkelingsstudies.
Modern autoritarisme als ontwikkelingsmodel
Volgens Couwenberg zijn in veel niet-westerse landen, na het dekolonisatieproces, regimes gebaseerd op een autoritair staatsnationalisme tot stand gekomen. Hoewel in eerste instantie (door de koloniale mogendheden geïntroduceerde) liberale en democratische beginselen het uitgangspunt vormden, zijn de pogingen die beginselen daadwerkelijk in praktijk te brengen veelal mislukt. "De westerse neiging eigen waarden, normen en instituties zonder voorbehoud op te vatten als algemeen geldig en toepasbaar met voorbijzien aan de eigen aard en ontwikkelingsmogelijkheden van die jonge staten speelde daarbij een belangrijke rol"[32]. De politiek (maar zeker niet economisch) onafhankelijke nieuwe staten vielen terug op een autoritair gezagspatroon, opgebouwd rond een president als top van een heersende elite "waar om heen een personencultus groeit en een netwerk van persoonlijke loyaliteiten en als machtsbasis steunend op ... een partij die de politieke macht geheel of grotendeels monopoliseert"[33]. Het cultiveren van een staatsnationalistische ideologie als politieke integratiefactor was logisch meteen na de onafhankelijkheid: de meeste Afrikaanse staten kenden een veelheid aan etnische groeperingen, met vrij willekeurig getrokken koloniale grenzen, en de elites hadden geen daadwerkelijke macht, gegrondvest in eigendom van de productiefactoren land en arbeid, over de bevolking. De plattelandsbevolking beheerde deze productiefactoren en was (en is) daarmee feitelijk onafhankelijk. De politieke elites zagen het staatsapparaat vooral als hun eigendom en de exploitatie daarvan resulteerde in endemische corruptie.
De zwakke formele staat is het centrale onderwerp in Van der Veens (2002) boek over de recente geschiedenis van Afrika[34]. Na de onafhankelijkheid evolueerden de prekoloniale, traditionele patronagenetwerken via de koloniale moderne staat naar de huidige dictatoriale eenpartijstaten. De zwakke formele Afrikaanse staten worden ook wel ‘patrimoniale staten’ genoemd, omdat de heersers het land feitelijk als hun persoonlijk eigendom (patrimonium) beschouwen[35]. Het disfunctioneren van de zwakke formele natiestaat noopt de meerderheid van de bevolking (vooralsnog boeren) ertoe een uitweg te zoeken in het informele cliëntèlestelsel om hun belangen te verdedigen[36]. Volgens Van Cranenburgh (1990) is bijvoorbeeld de Tanzaniaanse staat tegelijkertijd hard en soft. Het harde aspect verwijst naar een autoritaire beleidsformulering en -uitvoering en het zachte of zwakke aspect naar de geringe daadwerkelijke impact van de staat op het gedrag van de bevolking. Autonomie in beleidsformulering is geen garantie voor succes in beleidsuitvoering[37]. De feitelijk zwakke formele Afrikaanse staat maakt ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering, tot uitdrukking komend in activiteiten gericht op ‘goed bestuur’, een moeizame exercitie.
Couwenberg merkt terecht op dat het huidige Chinese succesverhaal de boodschap uitdraagt in de niet-westerse wereld dat "het volgen van het liberale concept van de moderniteit, in het bijzonder de westers-liberale democratie en opvatting van mensenrechten, niet langer een voorwaarde is voor economisch succes en acceptatie in de internationale gemeenschap"[38]. Dit geldt zeker ook voor veel Afrikaanse landen waar China steeds vaker als een (economisch en politiek) rolmodel wordt gezien. Maar ook in het huidige Europa valt een nauw verholen hunkering naar de daadkracht, die een één-partijstaat als China kan tentoonstellen, te onderkennen.
Met betrekking tot autoritarisme en sterke of zwakke staten is ook de culturele factor belangrijk. Geert Hofstede (1994) onderscheidt vijf dimensies van nationale culturen: machtafstand (van klein tot groot), collectivisme versus individualisme, femininiteit versus masculiniteit, onzekerheidvermijding (van zwak tot sterk) en langetermijn- versus kortetermijnoriëntatie[39]. De verschillen in culturele dimensies tussen Afrika en China maken vergelijkingen op basis van voornamelijk economische factoren een hachelijke zaak. Zo worden de landen in Sub-Sahara Afrika gekenmerkt door een korte-termijn oriëntatie, terwijl landen als China, Hong Kong, Taiwan, Japan en Zuid Korea hoog scoren op lange-termijn oriëntatie. De autoritaire, sterke Aziatische staat gericht op langetermijnontwikkeling met een gehoorzamende bevolking maakt relatief snelle economische groei mogelijk. Zo is de toegankelijkheid van de wereldmarkt voor producten uit Oost-Aziatische en Afrikaanse landen op vergelijkbare wijze een faciliterende of beperkende factor. De politieke context is in Sub-Sahara Afrika door het ontbreken van sterke formele staten echter fundamenteel anders dan in de meeste Oost-Aziatische landen.
In de Chinese Volksrepubliek is de ideologie (achtereenvolgens confucianisme, communisme, staatsnationalisme, confucianisme) volstrekt ondergeschikt geraakt aan het machtsbeginsel als beslissend criterium van politiek handelen, zegt Couwenberg. "De eerste prioriteit is bestendiging van de totalitaire machtspositie van de Partij"[40]. Ook zegt hij dat in de visie van de liberale economen M. Friedman en F. Hayek economisch liberalisme onweerstaanbaar tot politieke democratie leidt. "Ook Fukuyama ging daar aanvankelijk van uit in zijn theorie over het einde van de geschiedenis. Maar hij maakte al spoedig een voorbehoud voor Azië. Daar wordt in zijn ogen het al of niet samengaan van kapitalisme en politieke democratie waarschijnlijk beslist"[41]. Volgens Hofstede (1994:170) is de grote vraag met betrekking tot China of de leiders verstandig zullen omgaan met de binnenlandse politieke gevolgen van de economische openstelling naar de rest van de wereld. Het snel toenemend aantal burgerprotesten en opstootjes in het huidige China als gevolg van de snelle economische groei (met bijbehorende landonteigeningen en corruptie) kon wel eens beslissend worden voor de toekomstige politieke ontwikkeling van het land. Het is nog maar de vraag of de partij de toenemende mondigheid van de burgers, ook bevorderd door de moderne ICT, in goede banen kan leiden.
Aangezien het politieke domein het economische domein omvat (economische zaken zijn vaak het belangrijkste onderwerp in het politieke debat) en niet omgekeerd, legt het politieke domein uiteindelijk meer gewicht in de schaal[42]. Maar het culturele domein is mijns inziens nog omvattender dan het politieke domein en daarom doorslaggevender in het ontwikkelingsproces. Cultureel bepaalde factoren als een langetermijnoriëntatie en een gedisciplineerde houding van de bevolking waren cruciaal voor de snelle economische ontwikkeling van China. Of deze discipline met een toenemende welvaart en mondigheid behouden zal blijven, in positieve zin getransformeerd kan worden, of tot grote onlusten zal leiden, blijft de vraag.
Ontwikkeling als de levenskunst van het ‘overstijgen’ van polariteiten
In navolging van het eerder vermelde polair-dialectisch werkelijkheidsbesef van Couwenberg, kunnen alleen al in dit artikel de volgende polariteiten worden onderscheiden[43]:
orde-wanorde |
reductionistisch-holistisch |
constructief-destructief |
psychogeen-sociogeen |
planner-searcher |
wetenschap (feiten) - politiek (waarden & normen) |
top-down - bottom-up |
collectivisme-individualisme |
pro-actief - re-actief |
femininiteit-masculiniteit |
publiek-privaat |
langetermijnoriëntatie-kortetermijnoriëntatie |
overheidssturing-marktwerking |
|
De tegenpolen in paren van tegengestelden (dualiteiten, polariteiten, dichotomieën) kunnen onderscheiden maar niet gescheiden worden[44]. Het zijn paradoxen (schijnbare tegenstellingen) die uiteindelijk de twee kanten van één munt vormen, een eenheid-in-diversiteit, een werkelijkheid met een Janus-gezicht. Met betrekking tot bijvoorbeeld de man-vrouw polariteit merkt Howard-Borjas op dat mannen en vrouwen de twee kanten van één munt zijn en dat éénzijdige munten gewoonweg niet bestaan[45]. Men kan betogen dat de tegenpolen ‘gebalanceerd’ moeten worden of dat ze ‘complementair’ zijn, maar zulke beweringen zijn intellectuele interpretaties. Hegel spreekt over een dialectische integratie van tegenpolen (these, antithese en synthese). Volgens hem genereert de interactie tussen de tegenpolen een derde stadium waarin de tegenpolen geïntegreerd worden in een rijkere en hogere synthese, een fase waarin de tegenpolen tegelijkertijd overwonnen en vervuld, getranscendeerd en bewaard worden. Het cruciale woord in Hegel’s dialectische integratie is aufheben, wat zowel ‘opheffen, tenietdoen’ als ‘optillen’ betekent[46]. Het begrip tegenpolen kan alleen maar gekend worden tegen de achtergrond van eenheid of heelheid. Hegel’s transcenderen van tegenpolen naar een hogere synthese van heelheid is mijns inziens een soort spirituele ervaring, die de niet-dualiteit van paren van tegenpolen openbaart.
Een fundamentele onderliggende polariteit is die tussen zelf-assertieve en zelf-transcenderende tendensen. In bovenstaande tabel vindt men die terug in de polariteiten privaat-publiek, marktwerking-
overheidssturing, reductionistisch-holistisch, psychogeen-sociogeen, individualisme-collectivisme, masculiniteit-femininiteit, en kortetermijnoriëntatie-langetermijnoriëntatie. In synergie-rijke systemen worden zelf-assertieve en zelf-transcenderende tendensen tegelijkertijd gerealiseerd, eerst dan ontstaat de ‘magie’ van holistisch of synergetisch functioneren (bijvoorbeeld in een goedspelend voetbalteam). Paren van tegenpolen zijn binnen de normale logica onverenigbaar: ze laten zien dat "het leven groter is dan de logica"[47]. Zulke divergerende problemen zijn onoplosbaar op ons normale zijnsniveau. Ze moeten ‘geleefd’ worden op een hoger niveau van gewaarzijn[48]. Aangezien wijzelf de werkelijkheid opdelen in ontelbare paren van tegenpolen, kunnen wij deze vergissing van het intellect ook weer ongedaan maken. Om divergerende problemen te kunnen transcenderen of ‘overstijgen’ is een mobilisatie van hogere vermogens nodig, die niets minder omvat dan "betere mensen te worden"[49].
In deze context is het onderscheid tussen enerzijds informatie en kennis, en anderzijds wijsheid belangrijk. Aan het begrip wijsheid kunnen, onder andere, de volgende concepten gerelateerd worden: maatschappelijke rationaliteit, omvattende rationaliteit, maatschappelijk inzicht, holistische waarneming, en het daadwerkelijk leven van tegenpolen. Wijsheid verwijst naar iets dat voorbij het discursieve denken ligt. Schumacher zegt dat "we nu veel te slim zijn om zonder wijsheid te kunnen overleven"[50]. In het in wezen onvoorspelbare en oncontroleerbare ontwikkelingsproces, waarin zo vele actoren, maatschappelijke structuren en factoren een rol spelen, lijkt een vermogen om wijze, vooruitziende (far-sighted) beslissingen te kunnen nemen onmisbaar. Het Janus gezicht, als een symbool van niet-dualiteit, drukt uit dat het intellect (naar buiten kijkend) en spiritualiteit of bewustzijnsontwikkeling (naar binnen kijkend) gelijktijdig gebruikt kunnen worden om wijsheid te creëren. Deze wijsheid resulteert dan in synergetische samenwerking en (ecologische en economische) duurzaamheid. Of zoals Marli Huijer laat zien in een recent artikel in Civis Mundi: tegenpolen bepalen elkaar in plaats van elkaar uit te sluiten. Het is geen zaak van of-of maar van en-en[51].
Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering effectief?
Het multi-dimensionale ontwikkelingsproces wordt beïnvloed door wetenschappelijke, technologische, economische, politieke, sociaal-structurele, culturele en persoonlijkheid factoren - waarbij de factoren in de hier gegeven volgorde steeds meer omvattend zijn en dus meer gewicht in de schaal leggen[52]. Ontwikkelingssamenwerking heeft zich tot nu toe voornamelijk geconcentreerd op wetenschappelijke, technologische en economische factoren, hoewel recentelijk ook politieke factoren meer aandacht krijgen (zoals goed bestuur, eigenaarschap en corruptiebestrijding). Aandacht voor de sociaal-structurele factor (bijvoorbeeld boerenorganisaties als onderdeel van een sterk maatschappelijk middenveld) is van zeer recente datum en staat nog in de kinderschoenen. Culturele en persoonlijkheidsfactoren worden nog grotendeels veronachtzaamd; zo blijft de invloed van het arbeidsethos op het ontwikkelingsproces onbesproken of wordt in te simplistische bewoordingen geanalyseerd[53]. De geringe impact van de huidige ontwikkelingssamenwerking is naar mijn mening grotendeels terug te voeren op de voortdurende nadruk op technologische en neoliberale economische factoren, die weliswaar het meest zichtbaar (en meetbaar) zijn, maar tegelijkertijd een relatief ondergeschikte positie in het multi-dimensionale ontwikkelingsproces innemen. Het is ook de vraag of de conventionele ontwikkelingshulp überhaupt veel impact kan hebben op de meer omvattende factoren. Kunnen politieke, sociaal-structurele, culturele en persoonlijkheidsfactoren gemakkelijk door buitenstaanders beïnvloed worden?
Hoewel er de laatste jaren meer belangstelling komt voor de impact van religieuze factoren op het ontwikkelingsproces, zijn de betreffende analyses weliswaar heel nuttig maar gaan nog niet ‘diep’ genoeg in de zin dat de nadruk vooral ligt op de ‘goede werken’ en institutionele aspecten van religies, maar veel minder op de kern van religie: de persoonlijke ervaringsspiritualiteit[54]. ‘Bewustwording’ in de zin van bewustzijn (awareness) creëren door informatieverschaffing - het zich bewust worden van iets - is belangrijk, maar is iets anders dan ‘bewustzijnsontwikkeling’ in de zin van het ervaren van een transcendente bron van bewustzijn. Inhoudelijke bewustwording is iets anders dan spirituele ontwikkeling.
In een eerder artikel in Civis Mundi heb ik betoogd dat inhoudelijke bewustwording (bij de armen én rijken) van de economische en politieke nadelen van het neoliberale vrijemarktdenken weliswaar noodzakelijk is, maar niet afdoende. Zulke bewustwording (van iets) resulteert niet automatisch in daadwerkelijke gedragsveranderingen. Een meer diepgaande bewustzijnsontwikkeling kan dit proces versnellen[55]. Hetzelfde geldt voor bewustwording van (westerse) democratische beginselen en (universele) mensenrechten. Het is een eerste noodzakelijke stap, maar waarschijnlijk niet voldoende.
Het blijft onzeker of de huidige financieel-economische crisis de economen en beleidsmakers, twee groepen met relatief veel invloed op het beleid in de ontwikkelingssamenwerking, van gedachten zal doen veranderen. Hoe dan ook, zou het helpen als deze actoren een meer realistische kijk op het multi-dimensionale ontwikkelingsproces krijgen en hun irreële verwachtingen bijstellen. In deze context lijkt het nuttig om eerst de veelzijdige geschiedenis van het eigen westerse (multi-dimensionale) ontwikkelingsproces te bestuderen. Dan zal duidelijk worden dat het om een langdurig, complex en slechts gedeeltelijk stuurbaar proces gaat.
Auteur
Dr.ir. Toon van Eijk (1952) is tropisch landbouwkundige en werkte ongeveer 20 jaar in Oostelijk en Zuidelijk Afrika. Tegenwoordig is hij freelance consultant op het gebied van plattelandsontwikkeling. E-mail: toon.vaneijk@scarlet.nl
Eindnoten
[1] http://www.ipsnews.be/artikel/wijst-zuid-korea-donorlanden-de-weg .
Voor meer over het Zuid-Koreaanse ontwikkelingspad en arbeidsethos verwijs ik naar hoofdstuk 17 van mijn boek Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. The mismatch between modern development and traditionalistic work ethic. Lulu (Van Eijk 2010) http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl
Dit hoofdstuk 17 is gebaseerd op het boek Bad Samaritans van Ha-Joon Chang (2008), professor at the Faculty of Economics and Politics at the University of Cambridge, born in South-Korea.
[2] Zie eindnoot 1.
[3] Dit zijn schattingen van ActionAid UK, een Britse hulporganisatie: http://www.ipsnews.be/artikel/afrikaanse-landen-kicken-af-van-hulp
[4] Migration and Remittances Factbook 2011: http://issuu.com/world.bank.publications/docs/9780821382189
[5] Wim Couwenberg, Liberalisme als westerse beschavingstraditie en het machtsprobleem. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1740
[6] Zie eindnoot 5.
[7] Zie ook mijn bespreking van het boek van Van der Veen (2010) over het Aziatische proces van modernisering: Van Eijk, T. (2011) Achtergrond Aziatisch proces van modernisering. Civis Mundi digitaal # 3, april 2011. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1644 De titel van Van der Veen’s boek is Waarom Azië rijk en machtig wordt. KIT Publishers, Amsterdam.
Voor meer over het concept ‘macht’ zie ook hoofdstuk 13 in: Van Eijk, T., 2007, Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. KIT Publishers, Amsterdam (blz. 203-221).
[8] http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1644
[9] Zie eindnoot 5.
[10] Van Eijk, T., 2010, Neoliberalisme en de rol van religie in ontwikkelingssamenwerking. Civis Mundi digitaal # 2, december 2010. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1507
[11] Wim Couwenberg, Publiek-private samenwerking en wetenschappelijk onderzoek. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1745
[12] Rob van Tulder en Marieke de Wal, De hype voorbij. Reflectie op de stand van zaken van partnerschappen in de wereld en wat goede raad (voor wie nog durft!). Vice Versa (Vakblad over ontwikkelingssamenwerking), Jaargang 45, 2011, p.32-35.
[13] Zie eindnoot 12.
[14] De drie PPP’s staan meestal voor people, planet, profit. Maar zonder het overleven van de aarde verdwijnt de mens ook. Dus is de volgorde planet, people, profit logischer.
[15] Leon Wecke, Een Verkenning van Toekomstverkenningen. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1755
[16] Wim Couwenberg, Einde natiestaat en einde van de politiek: het einde van intellectuele (wens)dromen. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1758
[17] N. Elias. Het civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. Utrecht 1987.
[18] Wim Klever, auteur van: Mandeville (1670-1733). Cynisch essayist op basis van Spinoza’s Ethica (2010). NRC 12 & 13 November 2011.
[19] Van Eijk, T., 2010, Economie, statuswedloop en zelfregulering. Civis Mundi digitaal # 1, september 2010. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1436
[20] Van der Veen, R. , 2010, Waarom Azië rijk en machtig wordt. KIT Publishers, Amsterdam. Zie ook eindnoot 7.
[21] Long N. and J.D. van der Ploeg (1989). Demythologizing planned intervention. In: Sociologia Ruralis,Vol.XXIX, No.3/4, pp.226-249.
[22] Leeuwis, C., 1993, Of computers, myths and modelling. The social construction of diversity, knowledge, information and communication technologies in Dutch horticulture and agricultural extension. Wageningen Studies in Sociology no. 36, Wageningen.
[23] Zie het rapport: Land Rights and the Land Rush: Findings of the Global Commercial Pressures on Land Research Project (2011). http://www.landcoalition.org/cpl/CPL-synthesis-report . Zie ook: Meine Pieter van Dijk (Ed.), 2009. The New Presence of China in Africa. Amsterdam University Press. http://dare.uva.nl/aup/en/record/323564 http://dare.uva.nl/document/154992
[24] Zie eindnoot 16.
[25] Zie eindnoot 16.
[26] Zie eindnoot 10.
[27] Célestin Monga, a Cameroonian national, is senior adviser at the World Bank and director of the programme on structural transformation in Africa. http://www.guardian.co.uk/global-development/poverty-matters/2011/dec/08/revealing-insight-economic-development
[28] Huub Dijstelbloem en Rob Hagendijk, Wetenschap is vaak onderdeel van probleem. NRC 7 december 2011. Dijstelbloem en Hagendijk vormen de redactie van de bundel Onzekerheid troef. Het betwiste gezag van de wetenschap (2011).
[29] Hanneke Chin-A-Fo, Fles chloor bij elke dorpspomp. NRC 14-12-2011. Artikel over het boek van Abhijit Vinayak Banerjee en Esther Duflo: Poor economics (2011) [in het Nederlands verschenen als Arm & Kansrijk. Een nieuwe visie op het bestrijden van armoede. Uitgeverij Nieuw Amsterdam]
[30] Leon Wecke, Een Verkenning van Toekomstverkenningen. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1755
[31] W.I.Thomas, Social Behavior and Personality, in: E.H. Volkart, Theory and Social Research, 1951.
Vermeld door Leon Wecke, zie eindnoot 30.
[32] Wim Couwenberg, Modern autoritarisme in historisch en actueel perspectief. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1756
[33] Zie eindnoot 32.
[34] Van der Veen, R. , 2002, Afrika. Van de Koude Oorlog naar de 21e eeuw. KIT Publishers, Amsterdam.
Zie ook hoofdstuk 10 (De zwakke formele staat) in Van Eijk 2007 (blz. 164-183): Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. KIT Publishers, Amsterdam.
[35] Zie ook Van Eijk, T. (2011) Achtergrond Aziatisch proces van modernisering. Civis Mundi digitaal # 3, april 2011. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1644
[36] Van Eijk 2007 (blz. 173). Zie eindnoot 34.
[37] Van Cranenburgh, O. (1990:51). The Widening Gyre. The Tanzanian One-Party State and Policy towards Rural Cooperatives. Proefschrift, Rijksuniversiteit Leiden.
[38] Zie eindnoot 32.
[39] Hofstede G. (1994:14). Cultures and Organizations. Software of the Mind. Intercultural Cooperation and its Importance for Survival. HarperCollinsBusiness, London.
Zie ook hoofdstuk 20 (Culturele dimensies en arbeidsethos) in Van Eijk 2007, dat gebaseerd is op Hofstede 1994. Vooral Tabel 7 (Van Eijk 2007, blz. 342-3) is relevant: Belangrijke verschillen tussen maatschappijen met betrekking tot 5 culturele dimensies, toegespitst op het arbeidsethos en de werksituatie.
Zie ook Van Eijk, T. (2011) Achtergrond Aziatisch proces van modernisering. Civis Mundi digitaal # 3, april 2011. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1644
[40] Zie eindnoot 32.
[41] Zie eindnoot 32.
[42] In een eerder artikel in Civis Mundi heb ik een holistisch kader voor het multi-dimensionale ontwikkelingsproces gepresenteerd met zeven verschillende categorieën van factoren. Zie eindnoot 10.
[43] In hoofdstuk 11 van mijn proefschrift (p.220-239) geef ik een veel langere lijst van tegenpolen.
Van Eijk, T., 1998, Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. Ph D thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. http://edepot.wur.nl/121226
[44] Zie ook Van Eijk 2007 (blz. 291-94): Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. KIT Publishers, Amsterdam.
[45] Howard-Borjas P. Interview in Wagenings Universiteitsblad, 05-10-1995.
[46] Tarnas R. (1993:379,489). The passion of the Western mind. Understanding the ideas that have shaped our world view. Ballantine Books, New York.
[47] Schumacher E.F. (1977:123). A guide for the perplexed. Harper & Row Publishers, New York.
[48] Schumacher E.F. (1989:102). Small is beautiful. Economics as if people mattered. Reprint: Harper Perennial, New York (First published in 1973).
[49] Schumacher 1977:124 (zie eindnoot 47).
[50] Schumacher 1977:55 (zie eindnoot 47).
[51] Marli Huijer, Ritmes en levenskunst. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1749
[52] Zie Van Eijk 1998, blz. 178-82 (eindnoot 43) en Van Eijk 2010 (eindnoot 10).
[53] Zie Van Eijk 2007 (eindnoot 44) en Van Eijk 2010 (eindnoot 1).
[54] Zie Van Eijk 2010 (eindnoot 10).
[55] Zie eindnoot 10.