Physics Envy

Civis Mundi Digitaal #10

door Harm Bart

PHYSICS ENVY[1]

 

Harm Bart *

 

Opmaat

In NRC Handelsblad van 1 maart 2012 schreef de Maarten Schinkel: "Ook de nieuwste cijfers van het Centraal Planbureau gezien vanmorgen? Vergeet ze direct: ze zijn het papier niet waard waarop ze gedrukt zijn. Dat is het CPB niet aan te rekenen. Het bureau heeft naar eer en geweten de economie voor de eerstvolgende drie jaar voorspeld. Maar de gevolgen van de eigen ramingen zullen er voor zorgen dat de werkelijke cijfers er radicaal anders uit zullen gaan zien." Twee belangrijke elementen worden hier in één adem genoemd: het gebrekkige voorspellend vermogen van de economische wetenschap en het terugkoppelingselement dat daar een wezenlijke achtergrond voor vormt. Er is meer over te zeggen. Velthuis en Noordegraaf-Eelens doen dat ook in hun bovengenoemde informatieve en lezenswaardige boek dat heeft gefungeerd als inspiratiebron voor wat hieronder volgt.

 

Voorspellingen in een maatschappelijke context

Dat voorspellen in een maatschappelijke context moeilijk is - zo niet onmogelijk - blijkt keer op keer. En helaas in het bijzonder als economen aan het woord zijn. Hoe is het mogelijk dat het in 2007 gepubliceerde boek ‘The conscience of a liberal’ van de Nobelprijswinnaar Krugman niet anticipeert op de huizencrisis in de USA terwijl die op dat moment al voor de deur stond?[i] Eveneens in 2007 kwam uit ‘Supercapitalism’ van de vooraanstaande econoom en voormalig Amerikaans minister Reich. Het boek is uiterst kritisch ten aanzien van de ontwikkeling die het kapitalistische systeem in de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. De huidige crisis wordt echter niet voorzien. Dichter bij huis: wat komt er uit van de voorspellingen van het CPB? Wat werd er afgelopen december (2011) niet allemaal aan verwachtingen over ons uitgestort op het punt van de eurocrisis? We zouden nog maar een paar weken hebben. En hoe gaat het in werkelijkheid? Zo kan men doorgaan.

Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat economen nog steeds zo onbekommerd voorspellingen doen. Het lijkt op de situatie uit de (lang geduurd hebbende) hoogtijdagen van de astrologie: veel geschreeuw maar weinig wol. Bij de astrologie ging het echter niet zozeer om de onmogelijkheid van voorspellingen met betrekking tot posities van hemellichamen - toekomstig of verleden (‘terug-spellen’). Dat ging op basis van het imposante werk van Ptolemaeus (87-150) al redelijk goed. Het probleem lag elders, namelijk bij de vermeende grote invloed van die posities op de gang van zaken hier op aarde, tot in de details van het menselijk bestaan aan toe. Daarvan weten we nu dat het een chimaera betrof. Heeft de economie - bij uitstek betrekking hebbend op wat er in de sfeer van het menselijke gebeurt - daar meer vat op? Kan op dat punt goed worden voorspeld? Moeilijk. Is dat aan de wetenschapsbeoefenaren die zich hiermee bezing houden te verwijten? Neen. Wat hun wel te verwijten valt is dat nog steeds de pretentie van voorspelbaarheid (en de daarmee gerelateerde maakbaarheid) wordt opgehouden. Natuurlijk, er wordt naar zulke voorspellingen gevraagd en er wordt voor betaald, maar intellectuele eerlijkheid zou er een eind aan moeten maken - zeker aan de gebruikelijke stelligheid. Zover is het kennelijk nog niet.

 

Physics envy

Qua voorspellend karakter zijn er enorme verschillen tussen de wetenschappen. Slecht gaat het bij de evolutietheorie - om maar eens een bij velen geliefde discipline te noemen. Heel goed gaat het bij de mathematische astronomie -  ‘de sterren in hun loop’[ii] - waarbij het (overigens net als bij de evolutie) over fenomenen gaat waarop de mens geen invloed heeft[iii]. Zo kunnen bijvoorbeeld zons- en maansverduisteringen met grote precisie worden voorspeld en ‘teruggespeld’. Een positief beeld treft men ook aan bij de fysica.

Het voorspellend vermogen van een wetenschappelijke discipline is in het algemeen nauw verbonden met de mogelijkheid van (adequate) modelvorming en wiskundige analyse. En die is in de exacte natuurwetenschappen (met inbegrip van de technologie) nadrukkelijk aanwezig. Volgens een gevleugeld woord van Galilei (1564-1642) is het boek der natuur geschreven in de taal der wiskunde. Een blik in het eerste het beste moderne natuurkundeboek bevestigt dit. En de mathematisering van de natuurwetenschap heeft tot spectaculaire successen geleid - in het bijzonder in de moderne technologie[iv]. Zoiets zou men elders ook wel willen! Men spreekt in dat verband wel van ‘physics envy’[v].

Van de sociale wetenschappen is de economie de meest gemathematiseerde. In het bijzonder geldt dat voor die terreinen waar econometrische modellen worden gebruikt. Het is iets dat vanwege de associatie van degelijke wetenschappelijkheid en exactheid vertrouwen inboezemt. Soms ook omdat het een overeenkomst met beproefde technologie suggereert. Niet voor niets prijst Robeco zichzelf aan met de omschrijving ‘investment engineers’. Betrouwbaarder en geruststellender kan het nauwelijks klinken. Maar gaat de (impliciete) vergelijking met de natuurkunde en de technologie op? Ik denk het niet. Laat ik dat uitleggen.

Zelfs theoretisch natuurkundigen springen vaak slordig om met de wiskunde. Allerlei wiskundige bewerkingen zijn ‘officieel’ alleen maar toegestaan onder specifieke (en nogal beperkende!) omstandigheden. Die worden echter in toepassingen van de wiskunde veelal niet geverifieerd of ze kunnen in de betreffende context eenvoudigweg niet gecontroleerd worden. Dat is in de regel niet zo bezwaarlijk omdat via het controleerbare en herhaalbare experiment getoetst kan worden of men zich niet al te ver van de werkelijkheid heeft verwijderd.

Soms kan een theorie niet door middel van een experiment worden getoetst - of nòg niet. Volgens Veltman (Nobelprijs fysica 1999) is dit het geval met twee loten aan de stam van de moderne natuurkunde. En daarom zijn het in zijn ogen geen goede, volwaardige theorieën. Aan het eind van zijn boek  ‘Facts and Mysteries in Elementary Particle Physics’[vi] pepert hij het de lezer met verbale mokerslagen in: "The reader may ask why in this book string theory and supersymmetry have not been discussed. (...)  The fact is that this book is about physics, and this implies that the theoretical ideas must be supported by experimental facts. Neither supersymmetry nor string theory satisfy this criterion. They are figments of the theoretical mind. To quote Pauli[vii]: they are not even wrong. They have no place here." Einde boek! Misschien iets te streng. Er moet soms enige tijd worden gegund. Misschien zullen alsnog toetsingsmogelijkheden worden gevonden. Maar in de kern heeft Veltman het bij het rechte eind. Ooit zal de (ook niet vlekkeloze, maar dat is het ergste niet) wiskunde van de snarentheorie geconfronteerd moeten worden met de ‘stubborn facts’[viii]. Dat is (natuur)weten-schappelijk gezien een kwestie van to be or not to be.[ix]

Hoe zit dat bij de economie? Er wordt wel eens de indruk gewekt dat het wel goed zit. Maar in de (macro)economie is het niet mogelijk om het type herhaalbare en controleerbare experimenten uit te voeren die de natuurkunde hebben groot gemaakt. Niet omdat men het niet zou willen, maar omdat het simpelweg niet kan. Men heeft dus maar de helft van het verhaal - en niet de beslissende!

Een voorbeeld ter verduidelijking. Op een in 2010 te Berlijn gehouden congres vertelde een vooraanstaand collega-wiskundige dat hij samen met zijn groep had gewerkt aan de wiskundige modellering van een op automobieltechniek betrekking hebbend probleem. Op papier zag het er allemaal prachtig uit. Het prototype dat werd gebouwd werkte echter niet zoals zoals verlangd! Het real life experiment behoedde de fabrikant voor een uitglijder.

Nog een voorbeeld. Enige tijd geleden deed de eerder genoemde vermaarde econoom en Nobelprijswinnaar Krugman de suggestie om de inflatie maar te laten oplopen om zo uit de huidige economische problemen te komen. In zijn column in NRC Handelsblad reageerde Maarten Schinkel hierop door te wijzen op de volstrekt onvoorspelbare gevolgen van zo’n stap. Hij vond de suggestie ronduit gevaarlijk. Hoe dit ook zij, feit is dat dit niet maar eens even in een laboratoriumsituatie enkele malen onder gelijkblijvende en in ieder geval controleerbare omstandigheden kan worden uit-geprobeerd. Ongewisheid is troef. De suggestie dat men de onzekerheid kan beteugelen via mathematische modelvorming is simpelweg misleidend.

Eveneens illustratief is een gesprek dat ik ongeveer een jaar geleden voerde met een oud-medewerker van het CPB. Toen ik hem wees op wat hierboven is uiteengezet, was de reactie: ja, maar daarom doen we ook onze uiterste best om de wiskundige onderbouwing van onze voorspellingen zo goed mogelijk te controleren. Naast het punt! Het doet denken aan Plato die de Pythagoreërs bespotte omdat ze proeven deden met concrete snaren: "zij stellen hun gehoor boven hun intellect." Dat wij puur met de wiskunde (hoe intrinsiek correct ook) de realiteit ‘op zak’ zouden hebben is een gevaarlijk droombeeld.

Er is nog een aspect dat hier moet worden aangestipt. Onlangs werd melding gemaakt van een rapport van de Britse regering[x] waarin een merkwaardig pleidooi wordt gehouden. Overheden zouden grote, internationaal gekoppelde computersystemen moeten opzetten om de financiële markten even goed te kunnen doorgronden als de meteorologische diensten dat kunnen doen met het weer. Ik heb me daarover verbaasd. Met recht en reden kan de vraag worden gesteld of de vergelijking met het weer wel zo’n gelukkige is. Zoals bekend zijn lange(re) termijn meteorologische voorspellingen niet goed mogelijk, en wel vanwege het zogenoemde chaotische karakter van de weersystemen. Chaotisch gedrag houdt hier in dat er een extreme gevoeligheid is voor minuscule verstoringen. Voor wat betreft het weer[xi] is de betreffende ontdekking afkomstig van de Amerikaanse wiskundige en meteoroloog Lorenz (1917-2008). Het effect is ook bij een groter publiek tot de verbeelding gaan spreken vanwege de titel van een in 1972 door hem gehouden lezing: ‘Does the flap of a butterfly’s wings in Brazil set off a tornado in Texas? - en het bevestigende antwoord op deze vraag (het butterfly effect).[xii] De hoop dat de economische werkelijkheid minder complex is dan het weer lijkt me illusoir. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat het weer kinderspel is vergeleken met de door kuddegedrag bepaalde en door menselijke emoties als hebzucht en angst aangedreven markten.

 

Wat dan?

Maar ... als voorspellen in een maatschappelijke context dan zo problematisch  is,  wat dan? "We moeten toch wat" is vaak de reactie in gesprekken over dit onderwerp. Hier is wellicht de metafoor van het verkeer verhelderend. Ook daar kan men in onoverzichtelijke, moeilijk te peilen situaties verzeild raken. Iedereen met gezond verstand weet wat dan geboden is: behoedzaamheid. Sterker nog: neemt men die niet in acht dan kan er juridisch ook wat zwaaien. En zo zou het ook hier moeten zijn! Vooralsnog lijkt het betreffende besef onvoldoende aanwezig te zijn of zelfs te ontbreken.

Onder dit alles ligt overigens een belangrijke misvatting die onze cultuur doortrokken heeft. Het is die van de maakbaarheid van de samenleving, een gedachte die is opgekomen in het verlengde van onze technologische beheersing van de natuur. Het maakbaarheidaspect manifesteert zich in al die fantastische apparaten die doen wat wij willen. Zoals in eindnoot iv is opgemerkt: technisch ontwerpen kan worden gezien als een vorm van voorspellen. En een succesvolle! Maar met de maatschappij ligt het anders; daar ‘werkt’ het niet op die manier. Veronachtzaming van dit inzicht kan in onze cultuur met haar technische hoogstandjes maar al te gemakkelijk leiden tot wat de oude Grieken hybris noemden: een fatale vorm van overmoed.

Laat ik dit nog wat nader illustreren. Onlangs publiceerde de Duitse socioloog Hartmut Rosa een boek met de titel ‘Beschleuniging’- ‘Versnelling’. Hij wijst hierin de verhoging van het levenstempo aan als één van de (meest) bepalende factoren van de moderne cultuur.[xiii] Onze moderne technologie speelt hierin een hoofdrol. Het element manifesteert zich ook in de financiële wereld, in het bijzonder in wat ‘high frequency trading’ wordt genoemd. Computers nemen hier het werk van de mens over. In onderdelen van seconden worden allerlei geautomatiseerde beslissingen genomen waarbij veelal reusachtige bedragen in het geding zijn. Op de achtergrond spelen weer modellen een rol. Naar verluidt is het enige tijd geleden al eens bijna ernstig fout gegaan. De risico’s lijken mij enorm - en toe te nemen. Het is pure hybris te menen dat dit allemaal in de hand te houden is. De voordurende problemen met grote geautomatiseerde systemen spreken wat dit betreft boekdelen. En de gedachte dat het hier slechts om kinderziekten gaat is naïef.

Wij moeten (terug?) naar behoedzaamheid. Zeker omdat de versnelling die de maatschappelijke ontwikkeling ondergaat de onvoorspelbaarheid nog verder doet toenemen.

 

Flirt met de exacte wetenschappen: bijkomende elementen

De exacte pretenties van (delen van) de economische wetenschap zijn niet zonder gevaar. De ‘massive wave of innovation’ (zoals het betreffende fenomeen in het boek "Aftershocks’[xiv] wordt genoemd) - dikwijls verbonden met wiskundige modelvorming - eist haar tol. Zoveel is inmiddels wel duidelijk aan het worden. Op het moment dat ik dit schrijf speelt de derivatenkwestie bij de Rotterdamse woningbouwcorporatie Vestia. Het voorbeeld is gemakkelijk met andere aan te vullen. Er doet zich in dit verband een ongelukkige omstandigheid voor. Mensen die niet goed doorhebben wat hier aan de hand is (vanwege een gebrek aan wiskundige kennis of - en dat is misschien nog fundamenteler - onkunde op het terrein van de wetenschapshistorie- en filosofie) laten zich maar al te vaak intimideren door de modellen, de computerprogramma’s en de voor hen onbegrijpelijke formules.  Die laat men over aan de ‘exactelingen’ - de zogenoemde ‘kwants’ (die het overigens ook vaak aan de hierboven bedoelde ‘achtergrond’ ontbreekt). En naast of in het verlengde van de intimidatie ligt het gebruik van de modellen als legitimatie voor door het (top)management te nemen beslissingen. In het boek van Velthuis en Noordegraaf worden hierover behartigenswaardige dingen gezegd. De conclusie moet zijn dat de linkerhand hier vaak niet weet wat de rechterhand doet: toegelaten maatschappelijke roekeloosheid!

Er is nog een geheel ander element. Wat hierboven werd besproken onder het kopje ‘physics envy’ heeft tot een bijverschijnsel geleid waarvan het effect - ook op  de Nederlandse slagkracht op innovatief gebied - niet moet worden onderschat. Een groot aantal jonge mensen met aanleg en belangstelling voor een exacte studie heeft in de afgelopen jaren gekozen voor een baan in de financiële sector. Men kon er zijn fantasie - denk aan de "figments of the theoretical mind" van Veltman - botvieren en er viel ook nog enorm te verdienen. Meer dan in de andere sectoren waarin men als ‘exacteling’ emplooi zou kunnen vinden - met als interessant contrasterend voorbeeld het leraarschap in het voortgezet onderwijs. Ook anderen is iets dergelijks opgevallen. Zo zegt de econoom Klamer dat hij in de afgelopen dertig jaar zijn meest getalenteerde studenten heeft zien vertrekken naar de financiële sector[xv]. De financiële innovaties hebben een belangrijke rol gespeeld in het uiterst riskante proces waarin wij nu verwikkeld zijn. Maatschappelijk gezien hadden onze briljante studenten met een exacte ‘knobbel’ beter wat anders kunnen doen! Hier heeft de algoede ‘invisible hand’ van de markt niet alles ten goede geleid.

 

Falend inzicht

Is het allemaal zo ingewikkeld? Heeft men de wetenschapsgeschiedenis dan wel - de wetenschaps-filosofie nu echt nodig om in deze materie tot een adequaat inzicht te komen. Die gedachte kan worden gerelativeerd. Velthuis en Noordegraaf vermelden in dat opzicht een saillant detail: "Eind juni 2008 stonden wereldwijd 683 biljoen (683.000 miljard) dollar uit aan financiële derivaten, oftewel meer dan twaalf keer het bruto nationaal product van hele wereld."[xvi] Het komt mij voor dat eenieder die op dit gebied terzake kundig was (of de verantwoordelijkheid had dat te zijn!) geen alibi heeft om vol te houden: wir haben es nicht gewusst. De potsierlijkheid springt te nadrukkelijk in het oog!

Kortom: met gezond verstand en de bijbehorende behoedzaamheid had men een heel eind kunnen komen. ‘Gezond verstand’: de term is in verband met de financieel-economische crisis de laatste tijd vaker gevallen. Velthuis en Noordegraaf geven er een voorbeeld van[xvii] uit een hoorzitting in de Tweede Kamer (eind januari 2008). Waarom ontbrak het hieraan?

Een antwoord hierop geeft Hemelrijk in de uitgebreide inleiding van het boek ‘Aftershocks’ (zie eindnoot xiv). Hij gaat daar in op wat hij ‘academic failure’ noemt:  "Judged by Milton Friedman’s method of positive economics, which holds that economics should be judged by predictive powers of their theories and not by the validity of the assumptions they make in the construction of their economic models, the failure to anticipate the first major economic crisis of 21st-century global capitalism should be viewed as an utter failure. Why were so many economists blind? (...) As time went on, more and more professional economists were drawn onto the bandwagon of passive acceptance of the dominant intellectual paradigm. (...) Moreover the high level of sub-disciplinary specialisation in the field of economics made it difficult to put all the pieces together. This intellectual inertia and sub-specialization blinded the academic economists to the underlying causes of of the crisis." Er waren enkelen die de bui zagen hangen, maar ze werden niet ernstig genomen: "the majority of mainstream economists failed to recognize what was going on."[xviii]

Ik sluit niet uit dat hierbij een niet geringe rol speelt het in de afgelopen decennia in zwang geraakte ranking systeem voor wetenschappelijke publicaties. De druk om te publiceren in zogenoemde top-tijdschriften zou wel eens verstarrend en mainstream-bevestigend kunnen werken. Zolang die mainstream redelijk goed op koers ligt is daar (misschien) niet zoveel mis mee (al moet de wetenschap het natuurlijk wel hebben van enige intellectuele dwarsdrijverij), maar het kan gemakkelijk ook anders uitpakken. Door de eeuwen heen hebben zich - ook in de natuurwetenschap - gevallen voorgedaan van te lang vasthouden aan een bepaalde gedachtelijn[xix]. Wanneer zich zoiets verbindt met een dogmatische ideologie als het neoliberalisme (een ‘isme’!) is het hek van de dam. En dat is wat hier aan de hand geweest lijkt te zijn - en wellicht nog aan de hand is![xx]

Ook in de natuurwetenschappen is het gevaar van zulke dogmatische opstellingen altijd aanwezig. Het volgende citaat uit het voorwoord van een postuum verschenen werk van de wetenschapshistoricus Hooykaas[xxi] geeft het mooi weer: "Hooykaas found the historical drama of humanity’s ongoing search to gain a grasp on nature to reside in this: how the human mind, with all its subjectivity and its capacity for self-deception, but also with its piercing gift of discovery, has through the ages come to terms with what he once felicitously called ’the whimsical tricks of nature’. Time and time again our intellect seems to have caught nature in its net; time and time again nature, induced by our very search to do so, breaks out of the net by displaying novel features that time and again may fail to comply with what we had been led to expect."

In de natuurwetenschap breekt het net na verloop van tijd wel weer open. De daar gebruikte wetenschappelijke methode waarin het contoleerbare en herhaalbare experiment de rol van scherprechter speelt is er ook naar. In maatschappelijk verband zal op enig moment ook wel een correctie optreden, maar daar speelt toch een complicatie een rol die zich in natuurwetenschappelijk verband niet manifesteert en die hierboven nog niet is genoemd. Ik doel op dat wat Velthuis en Noordegraaf-Eelens het performatieve[xxii] karakter van sociale theorieën noemen. De kwestie waar het om gaat kan het beste worden gekarakteriseerd met een variant op een woord van Marx: het gaat er niet om de maatschappij te begrijpen maar om haar te veranderen. Als dat laatste (tijdelijk) lukt kan er een self-fulfilling element in de wisselwerking van theorie en praktijk sluipen. Dan kan het gedurende kortere of langere tijd zelfs lijken alsof de theorie klopt.

 

Slotakkoord

Dat wij puur met via onze wiskundige technieken (hoe intrinsiek correct ook) de realiteit ‘op zak’ zouden hebben is een gevaarlijke (wens)droom. In zijn boek ‘Uitgekleed’[xxiii] pleit Eduard Bomhoff voor een evenwichtiger en "meer bescheiden aanpak, dichter bij de historische cijfers en - op het spectrum van strenge wiskunde tot verhalende geschiedenis - dichter bij de rijkheid van de historie dan bij de precieze miniaturen van de wiskunde." Terecht. Het woord ‘miniaturen’ is goed gekozen. De mathematische modellen kunnen de complexe werkelijkheid van de maatschappij niet voldoende vatten. Wat nodig blijft is menselijk oordeelsvermogen - gezond verstand noemde ik het eerder. Maar er is nog iets dat op langere termijn niet kan worden gemist voor sociale stabiliteit: een basaal gevoel voor goed en fout. Het is voor de inrichting en instandhouding van een fatsoenlijke samenleving onontbeerlijk. ‘Fatsoen’ - in het huidige tijdsgewricht een met negatieve connotaties beladen term. Waar het om gaat kan misschien het best worden uitgedrukt via een compacte parafrasering van het slot van Huizinga’s befaamde boek ‘Homo Ludens’[xxiv]: Met het logisch doordenken der dingen reikt de mens niet ver genoeg. Wie in de eeuwige wenteling van der overwegingen zijn geest voelt duizelen, vindt het steunpunt dat hem in het logische ontzonk, terug in het ethische. Een druppel van medelijden, erbarming of vergeving, is genoeg om onze handelingen boven de onderscheidingen van de denkende geest te verheffen.

 

* Prof. Dr. H. Bart is emeritus hoogleraar Wiskunde en oud-decaan Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam

 

 

 


[1] Een analyse van de problematiek van voorspellen in een maatschappelijke context naar aanleiding van het boek: Olav Velthuis en Liesbeth Noordegraaf-Eelens, Op naar de volgende crisis! Over het verleidend vermogen van financiële markten, Klement, Kampen 2009.

 

 


[i] Veel meer dan dit zegt hij er niet over (let wel: in 2007!): "It may not matter much that the great majority of Americans can’t affords to stay in the eleven-thousand-dollars-a-night hotel suites popping up in luxury hotels around the world. It matters a great deal that millions of middle-class families buy houses they can’t really afford, taking on more mortgage debt than they can safely handle." (Terzijde: het is interessant om op dit punt de vergelijking te maken met ons eigen land.) Tegen het einde van het boek zegt Krugman: "Today America’s state is troubled, but we’re not in in the middle of a great depression (...)." Dit is temeer interessant omdat van Krugman’s betoog de suggestie uitgaat dat de (door hem gewenste) veranderingen bij uitstek afgedwongen kunnen worden in een crisissituatie.

[ii] Titel van (de Nederlandse vertaling van) een boek van de vermaarde astronoom Sir James Jeans (1877-1946).

[iii] Op het punt van de evolutie moet deze uitspraak inmiddels worden genuanceerd. Denk aan de op dit moment (begin 2012) spelende ophef over het in het Erasmus MC gemanipuleerde en potentieel gevaarlijke griepvirus.

[iv]  Technisch ontwerpen kan worden gezien als een vorm van voorspellen.

[v] Zie behalve het boek van Velthuis Noordegraaf-Eelen ook: Van Rossum, ‘Kapitalisme zonder remmen’, 2011.

[vi] Uitgekomen in 2003.

[vii] Nobelprijs fysica 1945.

[viii] Een door de mathematicus/filosoof Whitehead (1861-1947) gebruikte uitdrukking.

[ix] In een NRC Handelsblad artikel van 28 januari 2012 wordt een analoog standpunt van Veltman over de Big Bang weergegeven. "Of ik in de Oerknal geloof, weet ik eigenlijk niet. Maar dat je op grond van de dynamica van sterrenstelsels zomaar een hele nieuwe materievorm veronderstelt, vind ik een lachertje. Het is altijd hetzelfde met die sterrenkundigen." NRC vervolgt met: "Hij bedoelt: ze kunnen geen modelheelal bouwen en dat in een lab op pijnbank leggen."  In de metafoor van de pijnbank zit een onderhuidse verwijzing naar Plato (ca. 427-347 v.Chr.) en Francis Bacon (1561-1626).

[x] The global financial markets: an ultra-large-scale systems perspective. Zie:
http://www.thetrader.se/2012/01/07/global-financial-markets-an-ultra-large-scale-systems-perspective/

[xi] Het fenomeen ‘chaotisch gedrag’ is al in het voorlaatste decennium van de negentiende eeuw ontdekt door de eminente wiskundige Henri Poincaré, zij het in een minder tot de verbeelding sprekende astronomische context. Zijn conclusie met betrekking tot chaotisch gedrag luidde: voorspellingen zijn onmogelijk!

[xii] Voor een verhelderende animatie, zie http://www.exploratorium.edu/complexity/java/lorenz.html .

[xiii] Zie ook (Chapter 5) in Standing, ‘The precariat’, 2011 (hoofdstuktitel: ‘Labour, work, and the time squeeze’).

[xiv] Een collectie van 24 interviews met vooraanstaande figuren uit de politieke, wetenschappelijke en econo-mische wereld, uitgekomen in 2009 en geredigeerd door Hemelrijck, Knapen en Van Doorne.

[xv] Zie http://www.klamer.nl/wordpress/?p=705 .

[xvi] Zie hun boek, pag. 50/51.

[xvii] Op pagina 71 van hun boek.

[xviii] En Hemelrijk vervolgt: "Or rather what Chuck Prince of Citi Group said of the financial industry: ... ‘as long as the music is playing you’ve got to get up and dance’." Het doet denken aan het verhaal over het orkest dat in de eetzaal doorspeelde terwijl het ‘onzinkbare’ schip de Titanic onderging.

[xix] Denk aan het vasthouden aan geocentrisch wereldbeeld. Gedurende meer dan een halve eeuw na het overlijden van Copernicus hield de mainstream dat wereldbeeld vast, en dat bepaald niet alleen uit angst voor het door de Rooms Katholieke Kerk ingenomen standpunt.

[xx] Zie Achterhuis, ‘De utopie van de vrije markt’, 2010; ook Gray, ‘False dawn’, 1998.

[xxi] Hooykaas: ‘Fact, faith and fiction in the development of science’, 1999.

[xxii] Het betreffende element zit impliciet ook in het Schinkel-citaat waarmee deze bijdrage begon.

[xxiii] Uitgekomen in 2009.

[xxiv] Uitgekomen in 1938.