Invloed Arabische cultuur op Europa en het verzet tegen erkenning hiervan

Civis Mundi Digitaal #10

door Justus Verster

Invloed Arabische cultuur op Europa en het verzet tegen erkenning hiervan

 

Justus Verster*

 

Samenvatting

Er wordt vaak getwijfeld aan de Arabische invloed op de cultuur van West-Europa. Maar zij blijkt alleen al uit de vele Arabische leenwoorden. Ook de oudste Europese poëzie is aan de Arabische cultuur ontleend evenals de wetenschappen in Europa, zoals historie, geografie, medische wetenschap, filosofie, sociale wetenschap, astronomie, geografie en mathematica. Ondanks tegenwerking heeft het aan de Arabische cultuur ontleende empirisch gefundeerde denken de basis kunnen vormen van het westerse beschavingsproces tot in onze dagen.

 

 

Was er naast de invloed van de Grieks-Romeinse en de joods-christelijke cultuur ook invloed van de Arabische cultuur in West-Europa?Uit allerlei uitlatingen in de media blijkt dat ‘het Westen’ moeite heeft zijn houding tegenover de islam en de Arabische cultuur te bepalen. Veel mensen hebben zich verbaasd over het positieve oordeel van Obama ten aanzien van de betekenis van de islam voor onze westerse cultuur. Hun twijfel aan die betekenis lijkt nog eens versterkt door het recente boek van Peter Raedts over de ontdekking van de Middeleeuwen waarin niets over invloed van de islam is terug te vinden. 

Voordat ik daarop in ga wil ik er op wijzen, dat er in de discussie vaak iets te gemakkelijk wordt geswitcht tussen het als Arabisch en het als Moslim aanduiden van deze cultuur. Door Mohammed is de Arabische eenheid gesmeed. De door hem verkondigde godsdienst van één God heeft het Arabische volk tot eenheid gemaakt op dezelfde manier als volgens het verhaal over Mozes de vereniging van de Hebreeuwse stammen zich voltrok bij het overgaan tot het geloof in de ene God van het Joodse volk. In het volgende zal ik alleen spreken over Arabische cultuur. De Arabische cultuur is gevoed door wat ze overgenomen heeft van andere culturen, van India tot Griekenland. En die kennis heeft ze aangevuld met eigen commentaren.

 

Ontkenning Arabische invloed

In dit artikel wil ik proberen een antwoord te geven op de vraag of de Arabische cultuur nu wel of geen invloed heeft gehad op de westerse beschaving. De gedachte dat wij onze beschaving mede te danken zouden hebben aan de Arabieren werd door Machteld Allan in De Groene Amsterdammer (van 26.6.2009) in haar artikel ‘Van wie is de Renaissance?’ met kracht verworpen verzet ze zich tegen de woorden van Obama’s speech in Caïro, waarin hij zei:

"Het was de islam die het licht van de kennis door zoveel eeuwen heeft gedragen en de weg vrijmaakte voor de Renaissance en de Verlichting van Europa".

Ook heeft zij geen goed woord voor de Engelse historicus Jonathan Lyons die in zijn boek The House of Wisdom: How the Arabs Transfomed Western Civilisation de betekenis roemt van de Arabische wetenschap en filosofie voor het Westen. In haar kritiek op hem vindt zij steun bij de Franse mediëvist Sylvain Gouguenheim vanwege zijn stelling dat er al vroeg Grieks werk was vertaald in Europa en bovendien stelt dat de westerse, ‘romantische’ ophemeling van de islam, die tamelijk onschuldig begon in de Verlichting, de huidige vorm zou hebben aangenomen onder invloed van het werk van de oud-nazi schrijfster, Sigrid Hunke: Allahs Sonne über dem Abendland uit 1960. Allan zelf verdedigt de opvatting dat elk volk zelf zijn eigen cultuur ontwikkelt. En met Burckhardt, denkt ze tenslotte dat de islam met haar extreem despotische macht slechts in staat is geweest de hele (culturele) geschiedenis van de tot haar bekeerde volken te invalideren. ‘Onze beschaving hebben we aan onszelf te danken.’

Als we het onlangs verschenen boek van Peter Raedts over de wijze waarop de Middeleeuwen in de loop der tijden door verschillende volken zijn gezien en gewaardeerd, erop naslaan, dan zouden we misschien geneigd zijn Machteld Allan gelijk te geven. Invloed van de Arabieren wordt er niet in genoemd. Wel spreekt hij de mening tegen, dat de West-Europese beschaving zou zijn begonnen in 1500 in Florence. Maar de ‘Mozarabische liturgie’ in Spanje, die van ketterse invloed getuigde, werd, zo vertelt hij, door paus Gregorius VII in de elfde eeuw bij de herovering van Spanje op de Arabieren vervangen door de Romeinse liturgie. Dit getuigt van een uitwissen van de Arabische invloed in plaats van het overnemen ervan. In dat licht is er alle reden om er van uit te gaan dat de Europese cultuur zich uit zichzelf heeft ontwikkeld, hetzij uit de middeleeuwse, hetzij uit de Romeinse cultuur of, minder waarschijnlijk, uit de cultuur van de Germanen, de Kelten, de Noormannen of de Hunnen. De centrale vraag van Raedts’ boek is welke betekenis toegekend is aan de Middeleeuwen. En daarvan geeft hij een uitputtende en bevredigende beschrijving. Maar hoewel Raedts zich daarmee aan zijn vraagstelling heeft gehouden en in deze zin bewijst dat ‘in der Beschränkung sich der Meister zeigt’, gaat hij er aan voorbij dat er wel degelijk Arabische invloeden op de West-Europese cultuur zijn geweest.Ik wil daarom een aantal invloeden noemen die bij Raedts niet aan de orde waren, maar die wel onze aandacht verdienen.

 

Arabische leenwoorden

Kijken we bijvoorbeeld naar de etymologie van bepaalde woorden, dan geeft de kalender van 2010 van de Nederlandse Taalunie meteen een aantal voorbeelden van Arabische invloed: algebra is via het middeleeuws Latijn ontleend aan Al-djabr, en algorithme aan de bijnaam Al-Chowarizmi van een negende-eeuwse schrijver over algebra. De onbekende grootheid x heette in het Arabisch sjai, iets. In het Spaans werd dit xai (uitgesproken als sjai) later afgekort tot x. Cijfer gaat terug op het Arabische woord sifr. Schaakmat komt van al sjah mat (de koning is verslagen). Zo zouden we door kunnen gaan. Marlies Philippa schreef het boek Koffie, Kaffer en Katoen. Arabische leenwoorden in het Nederlands. Meer dan 400 woorden uit het Arabisch.

Als we letten op het ontstaan van het Europese proza en poëzie, dan treffen we in het boek The Arabs; a short history van Philip K.Hitti, verbonden aan Princeton University een aantal voorbeelden aan van fabels en verhalen die analogieën vertonen met Arabische werken, die zelf weer van Indisch-Persische origine zijn. Zo zouden de fabels van la Fontaine verwantschap vertonen met die van Kallah wa-Dimnah (zoals la Fontaine zelf bevestigde). Cervantes zou gezegd hebben dat zijn boek Don Quichot een Arabisch origine had. Arabieren hadden een passie voor poëtische compositie. Zij genoten van welluidende woorden. Wie een islamitische (Arabische) dienst heeft bijgewoond zal dat begrijpen. De balladen en liefdesliederen wekten romantische gevoelens. De Castiliaanse villancico (koorlied) die haar weg vond in christelijke hymnen had Arabische poëzie als haar oorsprong. Ook het chanson de Roland uit de elfde eeuw dankt haar bestaan aan contacten met de Arabieren in Spanje.

Ook wanneer we vragen naar de herkomst van bepaalde gebruiksvoorwerpen, bijvoorbeeld papier, dan moeten we teruggaan naar de Arabieren. De Arabische cultuur werd vastgelegd in boeken. En dit kon gemakkelijker door het gebruik van papier dan van perkament. Het gebruik van papier is daarom een belangrijke bijdrage van de Arabieren. Via Marokko werd het in Spanje en vervolgens ook in Italië (±1270) geïntroduceerd. Ons woord ‘riem’ voor een hoeveelheid papier stamt via oud-Frans en Spaans van het Arabische rizmah, een bundel. Maar ook levensmiddelen zoals sinaasappelen en stoffen zoals katoen zijn via Arabische handel in Europa bekend geworden.

 

Arabische invloed op wetenschap en filosofie

En als we vragen naar de herkomst van onze West-Europese wetenschappen dan komen we tot vergelijkbare conclusies: Historie, geografie, medische wetenschap, filosofie, sociale wetenschap waren ontwikkeld in de cultuur van de door de Arabieren onderworpen landen en zijn door hen overgezet in het Arabisch: ibn-Khaldun (†1406) was volgens Hitti de grootste Arabische historische en filosofische schrijver, mondiaal zelfs één van de grootsten. Via Spanje vonden astronomie, geografie en mathematica, waaronder vlakke- en boltrigonometrie en analytische geometrie maar ook astrologie hun weg naar West-Europa. Veel termen herinneren aan de Arabische herkomst, zoals de naam van het sterrenbeeld Altaïr aan ‘al-ta’ir (de vlieger). De woorden azimut, nadir en zenit stammen van al-sumut, nazir en al-samt. De invoering van de Arabische cijfers die de Romeinse vervingen maakten het rekenen pas goed mogelijk. Ook de abacus, een soort telraam waarmee gerekend kon worden, danken we aan de Arabieren. In 1202 gebruikte Leonardo Fibonacci van Pisa Arabische cijfers, hij had een Arabische leraar en verbleef in Noord-Afrika. Ook biologie, speciaal plantkunde en farmacie (het woord siroop komt van sharab), werden bestudeerd. Ibn-Awwam van Sevilla schreef een boek over landbouwtechniek. En ook schreven zij over irrigatietechniek.

Ook de medische wetenschap is door Arabische geleerden verder ontwikkeld. Zo schreef Ibn-al Khatib een verhandeling over infectie en werden de twintig delen over medische wetenschap van de medicus, astronoom en Aristoteles-commentator Averroës uit Córdova tot ver in de Middeleeuwen in Europa gebruikt.

Zou gevraagd worden naar het begin van het exacte en inductieve denken dat uitgaat van de empirie, een wijze van denken die men in de vroege Middeleeuwen niet kende, dan moet het werk van Avicenna worden genoemd. In zijn commentaren op Griekse auteurs is hij degene die de betekenis van empirisch onderzoek heeft onderkend. In het slothoofdstuk van Raedts’ boek worden met de woorden van Thomas Mann ‘twee fundamenteel van elkaar verschillende houdingen ten opzichte van de mogelijkheden van de mens’ onderscheiden: de verlicht-humanistische en de middeleeuws-theocratische stroming. De moderne wetenschap, zo laat Mann één van zijn hoofdpersonen zeggen, heeft met zijn belachelijke eis van empirie bijgedragen aan eenzaamheid en vervreemding. Waarna dezelfde hoofdpersoon stelt dat wetenschappers niet zijn geroepen om waarheid te ontdekken maar om gemeenschap te stichten. Niet wetenschap, maar geloof houdt de mensen bij elkaar. In dezelfde zin kon Paus Innocentius III aan het einde van de twaalfde eeuw zeggen: "Niet wetenschap maar discipline, lijden en versterving houden de mens op de goede weg".

Tegenover deze instelling heeft de Arabische cultuur aan de West-Europese cultuur de verlicht-humanistische stroming gebracht. En in het bijzonder de overgang van deductief denken, waarbij stellingen uit eerdere stellingen worden afgeleid, naar het inductieve denken, waarbij uit waarnemingen inzichten worden ontwikkeld die weer aan waarnemingen worden getoetst. Dit inductieve denken ligt aan de basis van de vooruitgang en van de Verlichting. Naast het funderen van kennis op waarnemingen is het geprogrammeerd experimenteren van belang voor de uitvoering van natuurwetenschappelijk onderzoek. Aan dit laatste heeft de ‘vader’ van de Arabische alchemie, Geber (Jabir) bijgedragen in zijn pogingen om uit diverse metalen goud te maken. Hij ontdekte door experimenteren onder meer oxidatie (toevoegen van zuurstof aan de samenstelling van een stof) en reductie (verwijderen van zuurstof uit de samenstelling van een stof). Op het systematische inductieve denken berust onze fysische en chemische kennis en daarop weer de in de negentiende eeuw ontwikkelde techniek en de industrie.

 

Het begin van de Arabische cultuur

De Arabische wereld is laat tot ontwikkeling gekomen. Jared Diamond maakt duidelijk in zijn boek Guns, Germs, and Steel dat de tijd waarin de volkeren zich ontwikkelen afhangt van de vruchtbaarheid van de omgeving. Zo zijn langs de grote rivieren, de Nijl, de Euphraat en Tigris en de Indus al vroeg beschavingen ontwikkeld. Terwijl in de oerwouden, zoals die van Papoea Nieuw-Guinea de ontwikkeling zelfs in de twintigste eeuw nog weinig gevorderd is. Raedts vermeldt dat deze theorie ook al voorkomt bij Gibbon, eind negentiende eeuw. En dat deze opvatting in de tijd van de Verlichting vanzelfsprekend was. Hierdoor valt te verklaren dat de bevolking van het grote Arabische woestijngebied pas in de zevende eeuw tot ontwikkeling is gekomen. De aanstichter van die indrukwekkende ontwikkeling is de persoon van Mohammed geweest. Hij was niet alleen een godsdienststichter, hij was ook een verbluffend goed en doortastend organisator. Na zijn dood is door een aantal opvolgers het gebied vanuit de Hijaz waar Mohammed tot de nieuwe godsdienst was gekomen, uitgebreid tot het hele Arabische schiereiland. En vervolgens is in korte tijd (in de zevende en achtste eeuw) het Arabische gezag uitgebreid tot het gebied wat nu Irak heet en Perzië (Iran) tot aan de Indus. Westwaarts werd de Arabische invloed uitgebreid langs de noordkust van Afrika tot Spanje en Sicilië en een tijdlang het zuiden van Italië. Het culturele centrum in het oosten was Bagdad, in Egypte Alexandrië en in het westen was Córdova een belangrijk cultureel centrum. De Arabieren hebben sinds de achtste eeuw alles wat ze maar vonden (met uitzondering van Griekse poëzie) in het Arabisch vertaald en zo de culturen van de veroverde en de omringende landen kunnen doorgeven. In de tiende tot de twaalfde eeuw hebben ze de verworven kennis voorzien van originele commentaren. De grootte van hun bibliotheken was ongekend. Zo liet Kalif Al-Hakan II in Córdova in 975 een bibliotheek van vierhonderdduizend banden na.

Peter Raedts geeft als keerpunt in de Europese cultuur het jaar 950. Hij geeft niet aan wat de oorzaak kan zijn geweest van deze ‘waterscheiding’. Maar in die tijd, een halve eeuw voor het jaar duizend, reisde de geleerde Gerbert van Reims, de latere paus Silvester II, naar de stad Vich in Catalonië in Spanje om er kennis te nemen van de Arabische wetenschap. Vandaar introduceerde hij als eerste in West-Europa wiskunde en astronomie. En hij was de eerste die rekende met Arabische cijfers en die gebruik maakte van de abacus. Na Gerbert volgden vele anderen. Zo stuurde keizer Otto III in 953 de monnik Johannes
van Gorze naar Córdova, vanwaar hij terugkeerde met een ‘paardelading’ Arabische boeken. Deze werden vertaald in Monte Casino door een man met de naam Constantin Africanus. Het was het begin van een stroom van literatuur die aanhield tot in de
twaalfde eeuw: kennis die onafhankelijk was van de christelijke theologie. West-Europese geleerden vonden veelal in Toledo wat ze zochten van deze niet-christelijke cultuur. Van de door de Arabieren uit het Grieks vertaalde werken waren vooral die van Plato, Aristoteles en Plotinus van betekenis: men leerde de betekenis van definiëren, logisch redeneren en het bewijzen van stellingen. En men maakte kennis met een andere wereldbeschouwing. Ook het aristotelisme in de scholastiek van Albertus Magnus en Thomas Aquino is te danken aan de door het Arabische denken beïnvloede joodse geleerde Maimonides uit de twaalfde eeuw. Later werden de Griekse filosofen ook rechtstreeks uit het Grieks vertaald, hetgeen sinds de Romein Boëtius (in 500) niet weer was gebeurd.

Van de Arabische commentaren op deze werken waren vooral die van Avicenna en Averroës van grote invloed. Zoals gezegd, leerden zij de betekenis inzien van het waarnemen van de verschijnselen der natuur voor de wetenschap. De in Córdova geboren en getogen medicus en filosoof Averroës was voor het Westen één van de belangrijkste van de Arabische geleerden. Maar zijn werk werd verstoord door de remmende werking van de behoeders van de islam. Averroës werd in 1195 aangeklaagd en uit Córdova verbannen. Zijn geschriften werden verboden omdat ze de islam zouden schaden. Na zijn dood in 1200 ging de wetenschappelijke voorsprong op het West-Europese denken verloren.

Het beantwoorden van de vraag hoe het mogelijk is dat de invloed van de Arabische cultuur, die in het verleden zo ver reikte, nadien volkomen stagneerde, vereist een diepgravende analyse. Er waren verschillende factoren die in aanmerking komen, zoals: De negatieve invloed van de islam op de wetenschap. Het verval door onderlinge strijd. De verovering van het Westen door de christenen en van het Oosten door de Mongolen en van Bagdad vanuit Byzantium. En verder is te denken aan klimaatveranderingen die hele streken onbewoonbaar hebben gemaakt die voordien vruchtbaar waren en bewoond.

 

Verzet van katholieke zijde

Niet alleen in onze tijd, zoals ik in het begin van dit artikel heb laten zien, maar van meet af aan is er weerstand geweest tegen de acceptatie van de betekenis van de Arabische cultuur. Toen Gerbert van Reims naar Spanje ging, kreeg hij al kritiek. Vervolgens kwam de kritiek van Rooms-Katholieke zijde. Godsdienstige gezagsdragers, nu de christelijke, grepen in: Nog voordat Aristoteles’ werk compleet vertaald was (in 1240), werden er Aristoteles-verboden uitgevaardigd (in 1210 en 1215). Helaas was dat nog maar het begin van de remmende ingrepen vanuit de christelijke godsdienst op de ontwikkeling van de wetenschap.

In 1277 veroordeelde de bisschop van Parijs tweehonderdnegentien stellingen van het Arabisch aristotelisme. Enkele voorbeelden van stellingen die werden verworpen zijn: ’Er is maar één God en die is één.’ (ontkenning van de triniteit). ’Er is geen hogere beoordelende instantie dan het menselijk verstand.’ ’Er kan geen leven zijn na de dood.’ Met de veroordeling van de tweehonderdnegentien stellingen verklaarde de klerikale orthodoxie zich tegen de nieuwe verlichte inzichten van de wetenschap. De gevolgen van de veroordeling waren enorm: de hoogleraren aan de Parijse universiteit werden na 1280 gedwongen om een eed te zweren geen theologische vragen te behandelen, tenzij ze het met de toegestane visie eens waren en ze de tegengestelde opvattingen zouden verwerpen. Grote geleerden, als Eckhart en Ockham werden veroordeeld door paus Johannes XXII. Hij ontbood hen in Avignon voor een langdurig proces. Ockham vluchtte in 1328 naar het hof van keizer Ludwig IV, der Bayer, in München, en bleef daar tot zijn dood. Eckhart is in 1329 overleden. Ockham had niet alleen inzichten die later bij Leibniz terugkeren en waar door Kant op voort gewerkt is. Maar hij was als Franciscaan ook naar het voorbeeld van Jezus Christus, begaan met de armen en mensen die het moeilijk hadden. Ockham had oog voor het geestelijk primaat van het goddelijk recht boven de historisch gegrondveste wereldlijke macht. Daarmee liet hij zien, dat het stelling nemen van kerkelijke autoriteiten niet alleen niets te maken heeft met wetenschappelijk denken, maar dat het ook niets van doen heeft met de boodschap van Jezus, die hoop had gegeven aan arme en machteloze mensen.

Dankzij de toenmalige Duitse keizer, kon de ontwikkeling van de wetenschap voortgang vinden. Ook waren er universiteiten die de verordeningen van de Parijse universiteit niet overnamen, zoals die van Padua en Keulen. Hierdoor ontstond er naast de kerkelijke theologie een onafhankelijke wetenschap. Dat die niet alleen gericht was tegen ongefundeerde opvattingen van de christelijke kerk, maar dat het om een nieuwe wijze van kritisch wetenschappelijk denken ging, blijkt uit het feit dat men ook oog had voor de zwakheden van het Aristotelisme: Zoals de stelling volgens welke het wezen der dingen gezocht werd in de definitie ervan. Ook de opkomst van de handel en van bedrijven bevorderden een voor de praktijk bruikbare wijze van denken.

Eén van de gevoeligste verliezen, zo niet het ergste verlies door toedoen van de kerk, heeft de ontwikkeling van de West-Europese wetenschap geleden, toen een vooraanstaand geleerde, Nicolaus d’ Autrecourt, hervormingen wilde doorvoeren aan de Parijse universiteit: ‘speculaties’, zo oordeelde hij, ‘geven nooit zekerheid’. Daarom zouden de mensen hun kennis van de natuur uit de waarneming van de zaken zelf moeten halen, in plaats van uit de boeken en de theorieën. Hierin klinkt duidelijk het inzicht van Avincenna mee, dat wetenschappelijke kennis op waarneming moet berusten. Voor deze sprong voorwaarts werd Nicolaus veroordeeld en moest hij in 1350 toezien dat ten overstaan van de voltallige universiteit van Parijs al zijn werken werden verbrand.

Ondanks de tegenwerking door het kerkelijk gezag, is de (natuur)wetenschap met grote sprongen verder ontwikkeld in Europa. en heeft ze de basis kunnen vormen van de industriële techniek zoals wij die nu kennen. De in het begin aan de orde gestelde vraag naar Arabische invloed op de West-Europese beschaving kan na bovenstaande beschouwingen nog moeilijk worden ontkend. Als er ooit nog weer gewerkt gaat worden aan een preambule voor een Europees verdrag, mag bij de stichters van onze cultuur zeker de fundamentele Arabische bijdrage niet weer worden weggelaten!

 

Arabisch geweld

Tot slot moet nog iets gezegd over het gebruik van geweld bij de Arabieren. In het in het begin genoemde artikel van Allan werd gesteld dat de Arabieren door hun gewelddadigheid alleen maar in staat zouden zijn geweest om cultuur te vernietigen, en niet om er een bijdrage aan te leveren.

Strijd gaat ontegenzeglijk met geweld gepaard. Zonder geweld was de uitbreiding van de nieuwe Arabische wereld in de zevende eeuw niet tot stand gekomen. En ook waren er beroemde strijders zoals Harun-al-Rashid die als zeventienjarige aan het hoofd van de troepen naar Byzantium optrok. Wat niet inhoudt dat hij geen verschrikkelijk mens was. Het gewelddadig optreden moet worden gezien in het licht van de (relatief late) expansiedrang van het jonge Arabische volk  Ook moet worden erkend dat het vaak ging om een pure strijd om de macht en om het onderdrukken van de talloze, tegen de uitbuiting van de werkende stand gerichte, opstanden. Al dat geweld heeft de enorme culturele inhaalslag echter niet verhinderd. Het grote aantal bibliotheken, met als grootsten die van Bagdad en van Córdova getuigen daarvan. En van de achtste tot de veertiende eeuw waren er talloze geleerden van wereldformaat. De expansie van de islam ging overigens, voor zover ik weet, niet met het zwaard (zoals vaak wel gold voor het christendom in diezelfde tijd), maar werd bereikt door economisch voordeel te koppelen aan het aanvaarden van de islam.

Helaas ging de terugverovering van Spanje op de Moren (de zgn. reconquista), vooral in het begin, met vernietiging van hun cultuur gepaard. Bibliotheken werden verbrand. En was dit maar beperkt gebleven tot duizend jaar geleden: de verovering van Irak door de Amerikanen heeft in onze tijd nog eens de rijke cultuur van dat gebied veel onomkeerbare schade berokkend.

 

Naschrift

Het Westen is in onze tijd getuige geweest van excessief Arabisch geweld. Het is te hopen dat het zijn poorten ook weer heropent voor de excellente Arabische geleerdheid.

Sinds de herdenking van 11 september vorig jaar, tien jaar na de aanslag van Al-Qaeda, is de gespannen verhouding tussen het Westen en de Arabische wereld versterkt. En als olie op het vuur heeft het plan tot vestiging van een Islamitisch centrum dicht bij Ground Zero die spanning nog eens doen toenemen. Wellicht is het een zinvolle gedachte om in plaats van dat omstreden initiatief van een islamitisch ontmoetingscentrum er een centrum van te maken waar de Arabische wetenschap zich onafhankelijk van de islam kan ontwikkelen, zodat zij weer de betekenis kan krijgen die ze ooit heeft gehad. Door zo’n ontwikkeling zou de gespannen verhouding tussen Oost en West wezenlijk kunnen verminderen omdat de Arabische wereld zich erdoor zou kunnen ontdoen van de rol van de ‘radicale verliezer’.

* Justus Verster studeerde na de oorlog theologie en psychologie, in welk laatste vak hij promoveerde in 1968 over de psychische bijwerking van Multergan. In de psychologie gaf hij onderwijs in de experimentele psychologie. Zijn belangstelling lag op het gebied van het meten in de psychologie en in het ontwikkelen van daartoe geschikte apparatuur. Na zijn pensionering verdiept hij zich in theologie en filosofie.

 

Geraadpleegde literatuur:

Machteld Allan, ‘De wortels van de westerse beschaving  Van wie is de Renaissance?’, in

De Groene Amsterdammer, juni 2009, blz.30-32.

E.A. Belyaev, Arabs, Islam and the Arab Caliphate in the Early Middel Ages, Praeger, New York / Pall Mall, London, 1969, oorspronkelijk Russisch 2e dr. 1966.

Jared Diamond, Guns, Germs, and Steel. The Fates of Human Societies, Norton, New York/London, 1999, blz. 3-31.

Hans Magnus Enzensberger, De radicale verliezer  over de psychologie van de zelfmoordterrorist, Cossee , Amsterdam 2006, uit het Duits 2006.

Philip, K. Hitti, The Arabs.  a short history, MacMillan, London, 1965, herdruk van de 4e ed.

Kurt Flasch, Das Filosofische Denken im Mittelalter. Von Augustin zu Machiavelli, Reclam, Stuttgart, 1988, blz.177-289.

Peter Raedts, De ontdekking van de Middeleeuwen. Geschiedenis van een illusie, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2011.

De taalkalender 2008, Genootschap Onze Taal.

 

Enkele voorbeelden van verdere literatuur over de betekenis van de Arabische cultuur ontleend aan de boekenbijlage van NRC Handelsblad 29 05 2009:

D. Gustas, Greek Thought, Arabic Culture. The Graeco-Arabic Translation Movement in Bagdad and Early Abbasid Society, 1998.

G. Saliba, Islamic Science and the Making of the European Renaissance, Mit Press, 2007.

J. Lendering, Vergeten Erfenis Oosterse wortels van de Westerse cultuur,

Atheneum Poluk en Van Gennep.

Over de Arabische geschiedenis is onlangs verschenen (en sterk aanbevolen):

T. Ansary, Een geschiedenis van de wereld door moslimse ogen, Bulaaq, Amsterdam, 2011.

Prettig leesbaar over de islam is: R.Woltering en M. Leezenberg, de Koran voor Beginners Bert Bakker, Amsterdam, 2e druk 2010, 1e. dr. 2009.