Nut en nadeel van schaamte voor het apartheidsverleden

Civis Mundi Digitaal #10

door Gerard Smit

Nut en nadeel van schaamte voor het apartheidsverleden

 

Gerard Smit*

 

In het afgelopen najaar werd in Zuid-Afrika een fel debat[1] gevoerd over de vraag hoe je als blanke met het apartheidsverleden om moet gaan. Moet je je daarvoor schamen of juist niet? En als je je schaamt, waar leidt dat dan toe? In dezelfde tijd verscheen het boek[2] dat ik samen met Carien Karsten schreef over de Zuid-Afrikaanse tak van haar familie. Die familie schaamde zich helemaal niet over het apartheidsverleden. Integendeel, ze ervoeren de ophef over apartheid als een miskenning van hun positie als blanken in Zuid-Afrika. Aanvankelijk vond ik dat gebrek aan schaamte onbegrijpelijk. Ze wisten toch wat de zwarten was aangedaan? Hoe kon je je daar niet voor schamen? Maar die verontwaardiging veranderde toen ik zelf werd opgeroepen tot een gevoel van schaamte over het apartheidsverleden.

 

Opgedrongen schaamte voor apartheidsverleden

Ik had net een rondleiding gehad in het Old Fort Prisoncomplex in Johannesburg ook bekend als Number Four. Hier hadden Nelson Mandela en Mahatma Ghandi gevangen gezeten, en al die anonieme zwarten die zonder pasje de stad in kwamen op zoek naar werk. Rug aan rug lagen ze op de betonnen vloer en hadden één open wc voor zestig man. Alles wees op de vernedering en mishandeling die daar had plaatsgevonden. De rondleiding voerde uiteindelijk naar de lichte zaal van het Constitutioneel Hof dat aan de oude gevangenis is gebouwd en dat overloopt van symbolen van vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid.  Een slimme rondleiding, dacht ik nog: eerst de gruwelen van de apartheid en daarna de superieure rechtsstelsel van de nieuwe staat.

‘Hoe vond u het?’ vroeg een zwarte boekverkoopster van het winkeltje waar ik rondneusde na het bezoek. ‘Aangrijpend,’ zei ik. ‘Ja,’ zei ze. ‘Maar gaf het niet een geweldig gevoel van bevrijding om na het bezoek aan de gevangenis in de rechtszaal te komen?’

Dat gaf het zeker, maar ik had geen zin om het toe te geven. Door blank te zijn voelde ik me door associatie mede schuldig verklaard aan de apartheid. De opmerking van de boekverkoopster wakkerde een gevoel van schaamte aan waar ik me hevig tegen verzette. Ik had hier toch niets mee te maken? Het was toch niet mijn schuld wat blanken hier de zwarten hadden aangedaan? Ik hoefde me toch niet op grond van mijn huidskleur te schamen voor wat hier was voorgevallen?

 

Historische achtergrond

Door dat gevoel van ongemak over die opgedrongen schaamte begon ik iets te begrijpen van de onwil van de familie Alkema, wier geschiedenis wij wilden beschrijven, om maar iets van schaamte te laten blijken over de apartheid.  Waarom zouden zij zich moeten schamen voor hun leven in Zuid-Afrika? De generatie die wij spraken waren allen geboren in Zuid-Afrika en hadden alleen de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Dit was hun land. Hun vader die hier voor het eerst in 1935 was gekomen, had altijd hard gewerkt. Net als zij zelf. Ze hadden een zwart kindermeisje gehad. Constance heette ze. Ze konden er nog met vertedering over spreken. Het zwarte personeel dat ze zelf hadden gehad, hadden zo ook altijd keurig behandeld.

Tjeerd Alkema was 14 toen de architect van de apartheid, Hendrik Verwoerd, terugkeerde uit Londen waar hij in een vergadering van het Britse Gemenebest had aangegeven dat Zuid-Afrika voortaan onafhankelijk zou zijn. Verwoerd werd als held onthaald. Hij had het allemaal uitgedacht. De zwarte bevolking moest eigen gebieden krijgen waar ze het zelf voor het zeggen hadden.  Tjeerd was bij het vliegveld in een hoge boom geklommen om de aankomst van Verwoerd goed te kunnen volgen.

Als kind bewonderde Tjeerd de zwarten: ze waren sterk, lenig, en vertrouwd met de natuur. Het was zijn droom geweest om gids te worden in een wildpark. Wat dat betreft kon hij veel van zwarten leren. Ook voor het kindermeisje Constance had hij een grote affectie. Maar hij was ook bang voor zwarten. Juist omdat het in zijn ogen natuurmensen waren, konden ze ook wild en onberekenbaar zijn. Geen mensen waar je mee om de tafel gaat zitten om tot democratische besluitvorming te komen. Hij kon zich dan ook goed vinden in het idee van de thuislanden.

Als dienstplichtig soldaat heeft hij tegenover zwarte verzetsstrijders gestaan. In zijn ogen waren de leden van het ANC, de PAC of de SWAPO door communisten gefinancierde terroristen. Dat was wat hij als soldaat te horen kreeg en wat via de televisie nog eens werd bevestigd. Zijn vader had in de Tweede Wereldoorlog in een Japans kamp gezeten en herkende in de zwarten die zich tegen het gezag keerden en gebouwen in brand staken, dezelfde bruutheid die hij van de Japanners had meegemaakt. Die vader stuurde destijds ook ingezonden brieven naar Nederlandse kranten waarin hij erop wees dat organisaties als de Swapo, die in Nederland als bevrijdingsbeweging werden gezien, in feite uit terroristen bestonden. 

Tjeerd wilde dan wel erkennen dat achteraf bezien niet alle zwarten correct waren behandeld door de blanken, maar waarom zou hij zich daar persoonlijk door aangesproken voelen? Hij had vrienden gehad die bij de politie hadden gewerkt en erkenden dat ze niet zachtzinnig omgingen met zwarten die ze arresteerden. Maar zoiets moest je volgens Tjeerd wel in perspectief zien. Het ging om mensen die moordden en verkrachtten. Zelf was hij enige tijd opzichter geweest in een conservenfabriek. Als op sommige dagen grote groepen zwarte werknemers niet kwamen opdagen, wist hij dat er weer groepsverkrachtingen gaande waren.  Ook de moord op zijn schoonvader, die op klaarlichte dag door een zwarte werknemer gruwelijk met een mes was bewerkt, bevestigde hem in zijn idee dat zwarten geen mensen waren die je gelijk kon behandelen.

Goed, dan mocht je nu zeggen dat het niet altijd goed was wat de blanken deden, maar hij zag niet in dat hij in die tijd in zijn positie er een andere visie op na had moeten houden. Hij was zich er goed van bewust dat Nederlanders daar anders tegen aan keken. Als er weer eens familie uit Holland kwam, dan stonden ze erop dat ze ook naar de townships zouden gaan, om te zien in welke erbarmelijke omstandigheden de zwarten moesten leven. Tjeerd reed ze daar dan braaf heen, hoorde hun opmerkingen over discriminatie aan, en dacht alleen: ‘jullie zouden hier zelf moeten wonen, dan zou je wel anders praten. Makkelijk oordelen vanuit Holland.’ Om nu toe te geven dat hij zich zou schamen voor wat het apartheidsregime had aangericht, alleen om in het gevlei te komen van zijn Nederlandse familie, stond voor hem gelijk aan verraad tegenover alles waar hij zelf voor stond.

Daarin verschilt hij van de blanke Zuid-Afrikaanse filosofe Samantha Vice die beweert[3] dat je je als blanke Zuid-Afrikaner juist zou moeten schamen over het apartheidsverleden. Ze heeft het over zichzelf en de grote groep blanken die zich niet te buiten ging aan excessen en leefde naar de regels van het systeem.

 

Hoe als blanke je houding bepalen tegenover het apartheidsverleden?

Hoe moet je nu als blanke in dit land leven? vraagt Vice zich af, wetende wat zich in naam van de apartheid allemaal heeft afgespeeld. Voor ze tot de slotsom komt dat je je moet schamen, inventariseert ze eerst de verschillende mogelijke houdingen die je als blanke Zuid-Afrikaner tegenover het apartheidsverleden kunt innemen. Je kunt denken de apartheid is voorbij, waar zou ik me druk over maken. Ik ben een beschaafd mens, ik doe anderen geen kwaad, ik ben hier geboren, en ik hoor in dit land. We hebben de Waarheids- en verzoeningscommissie gehad, de misdaden zijn besproken en veroordeeld en nu moeten we weer verder.

Volgens Vice strookt zo’n opvatting niet met de feiten. De apartheid is niet voorbij.  Blanken profiteren nog steeds van de erfenis van de apartheid via de economische en politieke infrastructuur. In de restaurants wordt blank nog altijd door zwart bediend, en wil je een auto huren, dan is dat voor een blanke nog altijd makkelijker dan voor een zwarte.  Je ontkomt er niet aan dat apartheid deel uitmaakt van het verhaal over jezelf. Je kunt niet doen alsof het er niet toe doet, je moet je op een of andere manier tot de apartheid verhouden.

Als blanke zou je bijvoorbeeld spijt kunnen voelen over de apartheid. Maar ook dat is volgens Vice geen adequate houding. Spijt heb je over iets waar je niets aan kunt doen, zoals je spijt kunt hebben van een letsel dat je hebt veroorzaakt door een ongeluk waar je buiten je schuld bij betrokken bent, omdat er bijvoorbeeld plotseling een kind van achter een boom de weg op rende. Spijt raakt je identiteit niet, en dat doet apartheid wel.

Zou je je dan schuldig moeten voelen? Ook niet. Er kan alleen sprake van schuld zijn als je zelf actief hebt bijgedragen aan een ongewenste situatie. Dat is voor de meeste blanken niet het geval. Zeker niet voor de jongeren die na 1980 zijn geboren.

Blijft over de schaamte. Schaamte toont het verschil tussen wie je bent en wie je zou willen zijn. Door het apartheidsverleden dat je als blanke hoe dan ook aankleeft, ben je niet wie je zou willen zijn. Je schaamt je voor de manier waarop de gelijkheid tussen mensen is geschonden. En al lijkt schaamte een negatieve emotie, in de zin dat het niet aanzet tot handelen, toch acht Vice het zinvol, omdat de erkenning van het tekort kan aanzetten dat tekort op te heffen en iemand te worden die je zou willen zijn. Schaamte zou in de privésfeer kunnen leiden tot een herstel van het zelfconcept. Politiek gezien zou het gevoel van schaamte blanken ertoe aan kunnen zetten zich gedeisd te houden en hun kritiek op het zwarte regiem voorlopig voor zich te houden. Zorg eerst dat je je eigen morele zaken op orde hebt en bemoei je dan pas met wat anderen doen. Wie zich schaamt, luistert en leest anderen niet de les.

 

Waarom moeten we ons schamen?

Aanvankelijk was er buiten de kleine kring van academici die het artikel hadden gelezen in de Journal for Social Philosophy weinig belangstelling voor de opvatting van Vice. Dat veranderde toen een jaar na verschijnen de journalist Eusebius McKaiser er een stuk over schreef in de Zuid-Afrikaanse kranten Die Burger en de Mail & Guardian[4] Er stak een storm van protest op onder de blanke lezers. Waarom zou je je als blanke moeten schamen voor een geschiedenis waar je geen deel aan had, en waarom zou je je mond moeten houden op een moment in de geschiedenis dat je zelf als tweederangsburger wordt behandeld? Wat een minachting voor de eigen plek in het land.

De redactie van de Mail&Guardian vroeg Vice te reageren met een artikel in de krant. Waarop een lange reeks van commentaren volgde[5]. Vice kreeg bijval van collega filosofen.  Onder andere van professor Anton van Niekerk, hoofd van de afdeling toegepaste ethiek van de Universiteit van Stellenbosch, die zijn verhaal moest bekopen met een paar raken klappen[6] die hij kreeg van een onbekende die hem in zijn werkkamer kwam bezoeken om zijn artikel te bespreken.

De meer intellectuele vormen van kritiek richtten zich vooral op de passieve kant van de schaamte. Alhoewel velen het er mee eens zijn dat blanken in Zuid-Afrika een zekere nederigheid past, wordt er wel op gewezen dat blanken zich door het cultiveren van schaamte nog verder zouden isoleren van de Zuid-Afrikaanse samenleving, wat alleen maar tot Breivik-achtige acties zou kunnen leiden. Nee, blanken zouden zich juist actief moeten inzetten voor het bestrijden van het kapitalistisch systeem[7] dat de oorzaak zou zijn van de nog steeds voortdurende ongelijkheid tussen blank en zwart.

 

Filosofische en meer volkse reacties op apartheidsverleden

Een belangrijk verschil tussen de filosofische en meer volkse reacties op de morele wenselijkheid van een gevoel van schaamte voor een collectief verleden, is denk ik dat filosofen eerder geneigd zijn hun eigen identiteit te verbinden met een abstracte moraliteit, terwijl mensen als Tjeerd Alkema hun identiteit eerder ontlenen aan de concrete moraal waar ze zichzelf aan hebben gehouden.  Als je dan wordt gevraagd je plaatsvervangend te schamen, ervaar je dat als een schending van je eigen identiteit.

Toch zijn er ook gewone blanken die zich wel schaamden voor de apartheid, al duurde dat niet lang. Voor ons boek over de familie Alkema spraken we ook met "sister Meyer" een blanke vrouw die op haar twintigste als verpleegster in het Rode Kruisziekenhuis in Kaapstad was gaan werken.  In het ziekenhuis was de scheiding tussen zwart en blank altijd strikt doorgevoerd: aparte ingangen voor zwart en blank personeel; apart servies, aparte toiletten, aparte bedden, en zelfs blanke en zwarte oefenpoppen voor de studenten. Apartheid was voor de artsen en verpleegkundigen een gegeven, niet iets dat als zinvol werd ervaren. Als het nodig was lichtte men er de hand mee. Zo vertelde sister Meyer dat in de jaren tachtig de zoon van de destijds populaire blanke zanger Des Lindberg in het ziekenhuis lag. Op zijn verjaardag kwamen er persfotografen langs. Er zaten een paar kinderen op zijn bed, waaronder een kleurling. ‘Als zuster tilde je in zo’n geval als vanzelfsprekend zo’n kleurling kind van het bed af,’ zei sister Meyer. ‘Het was evident dat die niet op de foto kon.’ Achteraf dacht ze wel: wat raar, maar destijds waren het gewoon de regels.

Op de vraag hoe ze terug keek op de apartheid zei Meyer zonder omhaal: ‘Ik heb het niet geweten wat er allemaal gebeurde. Het klinkt stom, maar het is niet anders. Ik deed mijn werk, deed het zo goed mogelijk, en accepteerde de dingen zoals ze waren.’ Op de dag dat Mandela uit de gevangenis kwam, 11 februari 1990, keek ze net als vele landgenoten naar de televisie. Ze begreep niets van alle ophef. Pas later drong tot haar door wat de apartheid had betekend. ‘Daar heb ik twee jaar last van gehad,’ zei ze. ‘Daarna besloot ik dat ik kon ophouden met sorry zeggen. Ik was geboren in deze situatie, maar had er zelf niet voor gekozen.’  

Sister Meyer heeft zich aan de nieuwe situatie net zo makkelijk aangepast als aan de apartheid van weleer. Ze heeft voornamelijk zwarte studenten die er prijs op stellen dat er in de opleiding ook aandacht wordt besteed aan de praktijken van de traditionele genezers de zogenaamde sangoma.  ‘Als het gaat om opvoeding of het gebruik van kruidenmedicijnen, kunnen we nog veel van ze leren,’ zei Meyer. Ze voelt zich nog steeds helemaal op haar plaats in het ziekenhuis waar nu voornamelijk zwarte kinderen liggen.

 

Schaamte voor Nederlands slavernij-verleden?

Ook kleurlingen in Zuid-Afrika kunnen zich schamen over hun uit het verleden overgeleverde identiteit. Niet omdat ze anderen iets hebben aangedaan, maar omdat ze worden gezien als afstammelingen van slaven.  Van die schaamte willen ze het liefst afkomen. Dat is duidelijk te zien bij de oud zeeman Ebrahim Manuel die met de kitaab - een religieuze kroniek van de familiegeschiedenis - van zijn grootvader naar het eiland Sumbawa in Indonesië vertrok om daar de officiële bevestiging te krijgen dat de slaaf waar hij van afstamde oorspronkelijk een sultan was. Met hulp van de universiteit van Kaapstad heeft hij bevestigd kunnen krijgen dat  hij  tot de 7e generatie behoort die afstamt van sultan Deo Koasa. Het verhaal van Deo Koasa valt na te lezen in het Heritage museum, een klein particulier museum dat is gewijd aan de geschiedenis van de moslims in Simonstown, een kustplaats even ten zuiden van Kaapstad. Deo Koasa werd destijds door de Nederlanders gevangen genomen, omdat hij het Nederlandse gezag in Sumbawa niet wilde erkennen. Voor straf werd hij als slaaf naar Simonstown gebracht.

Toen ik dat verhaal over de ontvoering van Deo Koasa hoorde voelde ik voor het eerst een schaamte opkomen die ik daarvoor volstrekt niet voor mogelijk had gehouden: schaamte voor het Nederlandse slavernijverleden. Hoe lang was dat wel niet geleden? Wat had ik daarmee te maken? En wat had het voor een nut om me daarvoor te schamen? Geen enkel. Of toch wel. Het veranderde mijn houding tegenover de Alkema’s. In plaats vanuit een dat-nooit-meer-plichtgevoel de confrontatie te zoeken, en op een of andere manier van hun kant de erkenning willen krijgen dat ze zich anders hadden moeten opstellen tijdens de apartheid, wilde ik nu alleen hun verhaal horen.

 

* Drs. Gerard Smit is filosoof en werkt als docent en onderzoeker bij de School voor Journalistiek te Utrecht.

 


[1] Artikelen over dit onderwerp zijn samengevoegd onder de noemer "The Whiteness Debate" in Mail & Guardian online: http://mg.co.za/specialreport/on-whiteness

[2] Smeulende Relaties. Apartheid in de familie. Uitgeverij Elmar.

[3] Samantha Vice. "How do I live in this strange place?" Journal of Social Philosophy, Vol 41 No3, Fall 2010, 323-342

[4] Eusebius McKaiser, Confronting Whiteness. Mail&Guardian online 1 juli 2011: http://mg.co.za/article/2011-07-01-confronting-whiteness;

[5] zie het Whiteness Debate in de Mail&Guardian

[6] Zie ook het artikel van Peter Vermaas in NRC Handelsblad 29 oktober 2011, Julius Malema, schrik der Afrikaners.

[7] Chandra Kumar. Race and class: divide and conquer? Mail&Guardian online, 4 nov. 2011: http://mg.co.za/article/2011-11-04-race-and-class-divide-conquer/