Verwantschap en culturele kloof tussen Nederland en België

Civis Mundi Digitaal #10

door Rik Gysels

Hugo CAMPS, Belgen. 29 Interviews over Nederland, Vlaanderen en Wallonië. Elsevier Boeken, Amsterdam, 2011 285 pp.

 

Verwantschap en culturele kloof tussen Nederland en België

Rik Gysels*

 

Hugo CAMPS , Belgen. 29 Interviews over Nederland, Vlaanderen en Wallonië.
Elsevier Boeken, Amsterdam, 2011, 285 pp.

Dit boek bestaat uit een pak interviews die Hugo Camps, tien jaar lang hoofdredacteur van Het Belang van Limburg, nu medewerker van Elsevier en columnist bij De Morgen en nog enkele kranten, afnam van vooraanstaande politici, diplomaten, journalisten, economen en leidende figuren uit de wereld van Kunst en Cultuur. Net als bij Camps zelf, speelt Nederland een grote rol in hun leven en werk, zegt de tekst achter op de kaft. In dit boek schetsen zij een beeld van de verwantschap èn de culturele kloof tussen de twee buurlanden.   Waarom "Belgen" ? Omdat de interviews verschenen in Elsevier ( tussen 1986 en 2011 ) en de Klein-Nederlanders zodoende kunnen bevroeden dat die "Belgen" wel iets met Klein-Nederland konden te maken hebben, rechtstreeks of onrechtstreeks. Allicht zal dank zij deze, op het onderbewuste gerichte, verkooptruuk het potentieel grootste lezerspubliek ( dat boven de rijksgrens ) vlugger tot aanschaf van het boek overgaan, zo hoopt althans uitgever Elsevier.

Benelux als fait divers

Het ligt niet in de bedoeling hier een volledig vakkundig verantwoorde boekbespreking af te leveren, maar het kan geen kwaad een paar treffende passages te belichten die rechtstreeks met ons Nederlanden-bewustzijn en -sentiment te maken hebben. Eerst maar de politici. Ze praten, zoals trouwens ook de anderen, over de Benelux als fait divers, terloops, langs hun neus weg. De christen-democraten lopen hierbij voorop.
Mark Eyskens ziet  nog steeds een actieve rol weggelegd voor de Benelux in het Europees groeiproces. Wel klaagt hij erover dat de Franstaligen binnen de Benelux gehinderd worden door een structurele achterdocht tegenover de Nederlandstalige meerderheid. "Te weinig politici beseffen welke kracht er van de Benelux ook politiek zou kunnen uitgaan. In absolute cijfers is de Benelux de vierde handelsmogendheid, na de Verenigde Staten, Japan en Duitsland."
 Luc Van den Brande in 1993, bij zijn eerste oficieel bezoek aan Nederland als Vlaams Premier: "Dit officieel bezoek is een nieuwe start in de relaties tussen Vlaanderen en Nederland, We verlaten nu de oevers van amicaliteit en vrijblijvende belangstelling. Ik wil zaken doen, overeenkomsten sluiten die veel verder liggen dan de Taalunie". In maangerichtheid op naar de Groot-Dietse gedachte ? De glimlach zo dun als een potloodstreepje. "De hereniging van de Zeventien Provinciën staat niet op de agenda. België is een sui generis, een eigenstandig model."
De intellectueel Herman Van Rompuy, ondertussen Europees President, sluit zijn gedachten niet op binnen de landsgrenzen. "Zo zijn wij opgevoed bij de jezuïeten. De Europese gedachte was een antidotum voor flamingantisme, een tegengif voor de Vlaamse Beweging." Of hij zich een Benelux-premier voelt ? "Ach, heeft de Benelux ooit bestaan als een gedachte ? Daar zijn de culturele verschillen te groot voor."  Tussen haakjes, de ondertitel van het boek, in kleine letters, luidt : 29 interviews over Nederland, Vlaanderen en Wallonië. Luxemburg figureert niet -- nergens -- in het panel.
Tenslotte ook Wilfried Martens. "Grote landen van de Europese Gemeenschap hebben de faciliteit dat ze voortdurend van mening mogen veranderen. Kleine landen hebben maar één troef : een constante Europese lijn volgen. Het is daarom ook hoog tijd voor een wedergeboorte van de Benelux. Geen van de drie landen kan pretentie een machtsfactor te zijn, waarmaken. Maar samen betekenen we wel iets."
Iets. Is dat de vierde handelsmogendheid ter wereld? Waar het om gaat, is dat de heren van de CVP (vroeger) en de CD&V (nu) allemaal lippendienst bewijzen aan een uitgebouwde, versterkte Benelux, tot en met een vergrote politieke implicatie van de potentiële statenbond, maar dat ze er niets aan hebben gedaan en ook vandaag niet doen.

Niet dat de sociaal-democraten op dat punt beter zijn. Sedert Hendrik Fayat en de betreurde Karel Van Miert ons ontvallen zijn, krijgen ze zelfs nul op het rekest.
Louis Tobback, die bij tijd en wijle graag aan de goegemeente verkondigt dat hij "orangist" is, maar er in zijn politieke beleidsdaden evenmin iets van realiseert, praat in zijn interview over hogergestemde objectieven dan de samenwerking binnen de Lage Landen, zoals bv. het bestrijden van het voetbalhooliganisme in Noord en Zuid.

En dan de liberalen. Patrick Dewael komt nog het best voor het voetlicht, met ernstige beschouwingen over de Ijzeren Rijn en de Scheldeverdieping, in plaats van het ordinaire scheldproza dat gebruikelijk is binnen de Antwerpse havenlobby. Hij vestigt terecht de aandacht op de on-Belgische situatie in de Nederlandse politiek, waarbij de ambtenarij tegen de uitspraken van de politiek ingaat. "Kok werd in zijn soepele opstelling niet door mij, maar door zijn ambtenaren afgebluft. Ik heb gelijksoortige ervaringen gehad met mijn collega’s van Cultuur, Elco Brinkman en Hedy d’Ancona. In de Taalunie of in een bilateraal overleg gaven zij steeds de indruk dat wij naar elkaar toegroeiden. De dagen daarna bleek dat de ambtenaren er een andere agenda op nahielden. Van de goede gesprekken bleef niet veel over."
Herman De Croo, godbetert de "nestor van de Belgische politiek" heeft als kop van zijn interview gekozen voor of ingestemd met "Ik ben een koele minnaar van Nederland." Daarmee bedoelt hij dat hij een grondige afkeer heeft van het Noorden, geheel conform met de grondstroom die heerst in de Franstalige Brusselse bourgeoisie en die hem ingelepeld is door de Naamse jezuïeten waar hij zijn opleiding "genoten" heeft. "Niets ligt zo ver als Den Haag. Boven de rivieren voel ik mij in een volstrekt vreemd land." De Croo is de stille vertrouwensman van het Belgisch koningshuis. Hij kan zich dan ook krasse uitspraken permitteren, die aantonen dat hij best wel gevoel heeft voor nuances in onze geschiedenis : " ( België is eigenlijk...) ...een republiek van steden en gemeenten, die een koning heeft ingehuurd. Willem de Zwijger heeft het land gemaakt, dat voel je tot vandaag de dag." Was dat maar waar.

Afgezien van de vis-noch-vlees katholieken, de in de Algemeen-Nederlandse materie quasi-analfabete socialisten en de liberale moneymakers is er nog iets wat in het oog springt. Van de 29 interviews zijn er 28 van Vlamingen.  Eén Franstalige,  Etienne burggraaf Davignon, bankier en politicus, is de uitzondering op de regel. "Belgen hebben sinds 1830 moeite belastingen te betalen. Dat komt omdat zij de overheid geen legitimiteit toekennen -- een overblijfsel uit de tijd dat de Spanjaarden en de Nederlanders hier de plak zwaaiden."  Nergens in dit boek komt de kloof tussen Nederlands- en Franstaligen schrijnender aan de oppervlakte dan in deze zin. Wij zouden zeggen : "De Spanjaarden, de Oostenrijkers en de Fransen", of iets dergelijks. Voor de Franstaligen zijn de Nederlanders onze ultieme bezetters. Zo is het hun voorgekauwd ( en de Vlamingen evenzeer ) in de boekjes van de "vaderlandse" geschiedenis. Tot de Vlamingen is echter druppelsgewijs de juiste historische informatie doorgedrongen, dat er geen "Hollandse bezetting" was, maar een Verenigd Koninkrijk ; dat Koning Willem zijn best deed om ook de nodige gezagsdragers uit het zuidelijk deel van zijn koninkrijk effectief bij ’s lands bestuur te betrekken. Tot op heden zijn de Walen van deze informatie verstoken gebleven, de burggraaf kennelijk inbegrepen. 

Blikvernauwing Randstad

Tot zover de politiek-economisch getinte citaten. Maar ook de andere interviews zijn evenzeer, soms misschien nog meer, het lezen meer dan waard. Behalve de hier aangehaalde, komen de volgende personen aan bod : de schrijvers Hugo Claus en Erwin Mortier, de acteur Jan Decleir, de toneelregisseur Ivo Vanhove, ambassadeur Johan Swinnen, de diplomaat Luc Teirlynck,  de  politici Jean-Luc Dehaene, Karel Van MIert, Guy Verhofstadt, Stefaan De Clerck, Karel De Gucht, Yves Leterme, Johan Van de Lanotte en Bart Somers, de econoom Lutgart Van den Berghe, sportbestuurder Jacques Rogge, journalist Piet Piryns en televisiemaker Paul Jambers.
Maar "Voorop de kardinaal, gekleed in vol ornaat", want Godfried Danneels ontbreekt niet op het appèl. En dan het interview met journalist Steven De Foer. Lees daarin hoe de Nederlandse minister Els Borst destijds de Belgische dioxinecrisis te lijf is gegaan (1999). Een hallucinant verhaal, dat leert hoe de blik van een nationale politica in een lidstaat van de EU, fataal beperkt kan zijn tot het eigen territorium. De ellende is, dat ze in dezen niet alleen is, ze heeft een meute collega’s en opvolgers wier blik zelfs niet eindigt aan de grenzen van Klein-Nederland, maar die  beperkt is binnen de Hollandse Waterlinie. Steven De Foer :  "Tijdens onze vakanties begreep ik al dat de Randstad als mentaal-morele categorie even ver van Friezen en Brabanders staat als van Vlamingen. Waar loopt de grens ?"

Doodzwijgende media

Tenslotte zet het interview met Peter Vandermeersch - journalist en eertijds hoofdredacteur van De Standaard, nu bij NRC-Handelsblad, de belgicist die de Vlaamse Beweging van haar spreekbuis beroofde -, ons aan het denken en noopt ons tot een waarschuwing. "Wij van De Standaard hebben lang geworsteld met de vraag : moeten we het Vlaams Blok doodzwijgen?"
De mensen die de herdenking van 400 jaar Plakkaat van Verlatinge (1581) organiseerden in Brussel, Antwerpen en Amsterdam alsook de Val van Antwerpen (1585), hebben enige ervaring met wat doodzwijgen betekent. Bij de drie manifestaties in 1981-82 heeft de pers, ondanks een grondige public relations actie, inclusief persconferenties met drankjes en hapjes, geen kik gegeven. Naar aanleiding van de Stille Fakkeltocht in 1985, waaraan in Antwerpen door 300 vrijzinnigen deelgenomen werd, verscheen alleen in de toenmalige Antwerpse Morgen een bericht, mede omdat de hoofdredacteur aan de manifestatie deelnam. Bij de jaarlijkse uitreikingen van de Marcel Minnaertprijs door de Unie Nederland-Vlaanderen, waarbij insgelijks telkens de pers uitnodigd werd, stuurde die pers steevast haar kat, elk jaar weer opnieuw.
 In verschillende verenigingen, comité’s en werkgroepen die de Nederlands-Vlaamse samenwerking en toenadering ter harte nemen, bestaat het voornemen om in 2015 "200 Jaar Koninkrijk der Nederlanden" ook in het Zuiden in de verf te zetten. Deze mensen mogen aldus gewaarschuwd zijn voor wat komen gaat. Het zal ongetwijfeld interessant zijn, van aan de zijlijn te observeren  hoe efficiënt de verenigde Belgische pers haar doodzwijgprocedure ter zake zal uitvoeren. En hoe laatdunkend, afkeurend en terugwijzend de verenigde Nederlandse pers de vertwijfelde pogingen tot toenadering uit het Zuiden zal beantwoorden.

Om af te ronden, men kan tijdens het lezen ook lachen, in alle gradaties van instemmend monkelen tot hardop. Het was lang geleden dat dit laatste schrijver dezes nog eens overkomen was. In zijn voorwoord, even prettig en onderhoudend geschreven in zijn onnavolgbare stijl met beslist bijzonder woordgebruik, schrijft Hugo Camps de volgende zin: "Respect en erkenning voor kunst had boven de Moerdijk meer substantie dan in de middenstandsvolière die België is." ( eigen cursivering ). Het is voor ons staatkundig artefact de grappigste metafoor die ondergetekende tot op heden onder ogen gekomen is.

* Prof. dr. H. Gysels is emeritus-hoogleraar biologie en ecologie aan de Universiteit Gent en bestuurslid van het Comité Nieuwe Benelux