Waarom een bijzondere leerstoel Filosofie van de geneeskunde en maakbaarheid van de mens?

Civis Mundi Digitaal #11

door Wim Couwenberg

Waarom een bijzondere leerstoel Filosofie van de geneeskunde en maakbaarheid van de mens?

Wim Couwenberg

 

Van genezen naar verbeteren? Onder deze titel heeft prof. Maartje Schermer op 27 april jl. haar intree-rede gehouden waarmee zij haar ambt als bijzonder hoogleraar vanwege de stichting Civis Mundi aanvaardde met als leeropdracht filosofie van de geneeskunde en de maakbaarheid van de mens. Deze rede wordt in Civis Mundi nog nader besproken. De introductie van deze nieuwe leerstoel hebben we als stichting om meerdere redenen gesteund; in de eerste plaats omdat hiermee de reflectie op de ontwikkelingsmogelijkheden en -problemen van een nieuw maakbaarheidsperspectief gestimuleerd kan worden; en tevens met het oog op het interdisciplinaire karakter van deze leerstoel. Het is namelijk een leerstoel die zich beweegt op het grensgebeid van meerdere disciplines. En onderzoek op wetenschappelijke grensgebieden biedt onvermoede kansen op ontdekking van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Het is juist op die wetenschappelijke grensgebieden dat de speurtocht naar wetenschappelijke innovatie vaak beloond wordt.

Maar wat heeft de Stichting Civis Mundi daarmee van doen? Als intellectuele onderneming stelt zij zich in de eerste plaats ten doel kritische reflectie op achtergronden, problematiek en perspectief van moderniteit in liberale zin te stimuleren. Het maakbaarheidsperspectief maakt daar een intrigerend deel van uit. Sinds de Verlichting en liberale revoluties van de 18e eeuw als nieuw beschavingstype gestart, lijkt de moderniteit in liberale zin zich, ondanks allerlei antiliberale doemscenario’s, in ideologische zin nu definitief te hebben doorgezet, althans in de westerse wereld. Onder verschillende gedaanten hebben wij als intellectuele onderneming sinds het begin van de jaren ’60 die reflectie op moderniteit in liberale zin ondersteund, eerst in het kader van de wereldwijde botsing tussen het socialistische en het liberale concept van de moderniteit tijdens de Koude Oorlog; en de laatste jaren ook door de instelling van bijzondere leerstoelen te entameren.

 

1.       Nieuwe dimensie maakbaarheidsperspectief moderniteit

De leerstoel van prof. Schermer voegt een nieuwe dimensie toe aan het maakbaarheidsperspectief van de moderniteit. Dat perspectief is in eerste instantie operationeel gemaakt in een drietal grote industriële omwentelingen. Sinds de tweede helft van de 19e eeuw heeft dat maakbaarheidsperspectief ook een maatschappelijke dimensie gekregen met het idee van de maakbaarheid van de samenleving in socialistische zin. Dat laatste maakbaarheidsstreven is inmiddels op zijn grenzen gestuit. Tegelijk heeft het idee van de maakbaarheid van de mens, dat al dateert uit de 19e eeuw, met nieuwe technologieën als nano-, bio-, info- en cognotechnologieën een nieuwe operationele impuls gekregen.

Maakbaarheid is van stonde af aan tevens de leidende gedachte geweest van de wetenschappelijke geneeskunde, waarin het menselijke lichaam niet langer als een fatum, een gegeven lot, opgevat wordt, maar als een factum, een bouwpakket waarin op wetenschappelijk verantwoorde wijze gesleuteld kan worden. Het idee van de maakbaarheid van de mens bouwt daarop voort en voegt daar zoals gezegd een nieuwe dimensie aan toe door verder te gaan dan de oorspronkelijke ambitie om mensen van ziekte te genezen, maar wetenschappelijke kennis tevens ten dienste te stellen ter verbetering van de menselijke levensvoorwaarden. De nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden die hiermee ontsloten worden, gaan hand in hand met nieuwe risico’s en nieuwe ethische vragen. De nieuwe leerstoel bestrijdt beide aspecten van dat nieuwe maakbaarheidsperspectief.

 

2.       Derde weg tussen extreme posities van transhumanisten en bioconservatieven

Wat de ontwikkelingsmogelijkheden op dit terrein betreft, wordt een drietal beleidsstrategieën onderscheiden:

(1) De gematigde pro-enhancement-strategie waarbij de bekostiging van onderzoek naar en ontwikkeling van verbetertechnologieën centraal staan. Die technologieën worden toegestaan als zij binnen bestaande Europese ethische kaders vallen.

(2) De gematigd restrictieve benadering met als voorbehoud dat het verbeteren van individuen de sociale verbanden en culturele waarden niet mag aantasten. Onderzoek naar en ontwikkeling van verbetertechnologie worden ontmoedigd en het voorzorgsprincipe is daarbij beleidsbepalend.

(3) Een case-by-case-benadering waarin er per technologie wordt bekeken of de ontwikkeling en het gebruik ervan gestimuleerd moeten worden of niet.

Maartje Schermer kiest in dit verband voor een zorgvuldige case-by-case-benadering en in het licht van de groeiende ontwikkelingsmogelijkheden voor het grondig doordenken van concepten als menselijke waardigheid, menselijke natuur, menselijk welzijn en solidariteit. Tegenover een categorische omarming van human enhancement (zoals transhumanisten dat doen) of een resolute afwijzing ervan (zoals bioconservatieven geneigd zijn te doen) kiest zij onomwonden voor een derde weg tussen deze extreme posities.[1] Het is een weg die onze Stichting als intellectuele onderneming in andere controverses ook steeds bewandeld heeft op zoek naar een juiste balans in tegenstrijdige situaties.

Mensenrechtenverklaringen en -verdragen spelen na de oorlog een steeds belangrijker rol in de rechtsontwikkeling als expressie van de groeiende internationale verantwoordelijkheid voor de eerbiediging van mensenrechten. Daarin wordt nog uitgegaan van een aangeboren en onveranderlijke menselijke natuur. Dat botst met het concept van de maakbaarheid van de mens, zoals omarmd in de medische biotechnologie. Dat concept impliceert namelijk dat de menselijke natuur niet langer als een onveranderlijk gegeven wordt opgevat, maar steeds meer als verander- en verbeterbaar. Dat heeft geleid tot een fundamentele controverse. Steunend op het zelfbeschikkingsrecht van de mens zoals in vrijheidsrechten operationeel gemaakt, claimen transhumanisten de vrijheid om vergaand in te grijpen in de menselijke natuur. Met farmaceutische middelen, genetische modificatie, hersenchirurgie e.d. hopen zij de menselijke natuur zodanig te kunnen ombouwen dat na alle mislukkingen van het verleden een nieuw type mens gecreëerd kan worden. Het is een nieuwe, nu biomedisch georiënteerde utopie[2]. Bioconservatieven koesteren daarentegen principiële bezwaren tegen een dergelijke ingreep. Inherent aan de idee van menselijke waardigheid is in hun ogen juist de bescherming en instandhouding van de biologische en genetische kenmerken van de mens.

Wat hier in het geding is, is onmiskenbaar een botsing tussen twee ééndimensionale mensbeelden. In de lopende juridische discussie over menselijke waardigheid[3] probeert men die botsing te overstijgen door eveneens een derde weg te kiezen tussen extreme posities als juist genoemd. Met het oog op die nieuwe biomedische ontwikkelingen acht men het uit integraal humanistisch oogpunt van cruciaal belang een mensbeeld in acht te nemen waarin de mens integraal in beeld komt, dus als subject van rechten én als object van onderzoek en bij de regulering van die ontwikkelingen een adequaat evenwicht daartussen te vinden.

 

3.       Nieuw perspectief op vergrijzingsproblematiek

Dat nieuwe maakbaarheidsperspectief opent ook een nieuw uitzicht op de vergrijzingsproblematiek. In de gangbare visie op ouderdom leeft nog sterk het premoderne vooroordeel voort van een leeftijdsfase waarin zich veranderingsprocessen voltrekken die uitsluitend in negatieve termen beoordeeld worden. De nadruk ligt daarbij vooral op de financiële consequenties van vergrijzing. Daartegenover ontwikkelt zich echter een meer positieve zienswijze. Daarin wordt vergrijzing niet zo zeer als een doem maar als een zegen voorgesteld[4], in de veronderstelling dat een gezonde levensduur aanzienlijk verlengd kan worden dankzij het voorkomen of herstellen van allerlei aandoeningen die tot nu toe nog tot ouderdomskwalen gerekend worden. Dit impliceert wel het overwinnen van traditionele weerstanden tegen ingrepen in het levensproces zoals het diagnosticeren en zo mogelijk verhelpen van genetische defecten met behulp van genetische modificatie. Daarmee kan een nieuw concept van de oudere mens gecreëerd worden, de zogenaamde novogeront, die tot op hoge leeftijd actief blijft en als zodanig een nieuwe stap in de evolutie betekent.

 

4.       Internationale regelgeving

Er is inmiddels al enige internationale regelgeving op dit terrein tot stand gekomen zoals De Universele Verklaring over het menselijk genoom en de mensenrechten (1997), de Universele Verklaring over bio-ethiek en mensenrechten (2005) van UNESCO, en voorts het Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde (1997) van de Raad van Europa met het bijbehorende protocol inzake een verbod op het kloneren van mensen (1998). Bescherming van de menselijke waardigheid in de biogeneeskunde staat daarbij als grondslag centraal en is operationeel gemaakt in een aantal uitgangspunten zoals gelijke toegangsmogelijkheden tot gezondheidsvoorzieningen, het toestemmingsvereiste met het recht op benodigde informatie omtrent doel en aard van de medische interventie en de mogelijke gevolgen ervan (informed consent), de bescherming van wilsonbewamen, recht op privacy, verbod op het gebruik van het menselijk lichaam voor financieel gewin e.d.. Dit verdrag is in Nederland nog niet geratificeerd.[5]

Liberale rechtsgeleerden zoals bijv. Ronald Dworkin, de ‘nestor’ van de Angelsaksische rechtsfilosofie, J. Harris e.a. zijn van oordeel dat veel van de op gang komende biomedische regelgeving niet te rijmen valt met een liberale visie op de mensenrechten. Het streven naar biomedische verbetering van de mens mag, zo vinden zij, door regelgeving niet belemmerd worden, tenzij daardoor die vrijheidsrechten zelf in het gedrang komen. Dworkin gaat er daarbij vanuit dat recht en moraal intrinsiek met elkaar verweven zijn en dat strikte eerbiediging van individuele mensenrechten belangrijker zijn bij de interpretatie van regelgeving dan de letterlijke tekst ervan. ‘Taking rights seriously’ zoals hij dat noemt.

 

5.       Combinatie van bèta en alfa kwaliteiten

We leven momenteel in een nieuwe ontwikkelingsfase van moderniteit, waarin de hoop op verdere ontwikkeling en progressie vooral gevestigd wordt op de snelgroeiende invloed van de bètasectoren van onze samenleving, waar, zo stelt men, nog optimisme, dynamiek en expansiedrang de toon aangeven in tegenstelling tot de alfasectoren. Alfasectoren zitten momenteel in een moeilijk parket en voelen zich ondergewaardeerd. Dat is zelfs al tot uiting gekomen bij de benoeming van een nieuwe president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Dat is zoals bekend opnieuw een bèta geworden. Hoe dit zij, bèta- en alfa sectoren zie ik in principe als complementair en prof. Schermer verenigt zowel bèta- als alfakwaliteiten in zich, een ideale combinatie om deze prille leerstoel tot volwassenheid te brengen. Onze stichting heeft er alle vertrouwen in dat zij er in zal slagen deze leerstoel hecht te verankeren in het onderzoeks- en onderwijsprogramma van de medische faculteit en zal haar daarbij gaarne naar vermogen steunen.

 


[1] Zie M. Schermer, De maakbare mens: utopie, dystopie of realiteit? In Civis Mundi  3, 2011

[2] Zie F. Fukuyama, Our post human future. Consequences of the Biotechnology Revolution, 2002.

[3] Voor een overzicht hiervan zie B.C. van Beers, Menselijke maakbaarheid, menselijke waardigheid en mensenrechten, NJCM Bulletin, 8, 8, 2010.

[4] Zie D.H. Sipsma, Van oude mensen, de dingen die gaan komen,2008

[5] Zie nader A. den Exter, Het biogeneeskunde verdrag: mensenrechten in de gezondheidszorg, NJCM Bulletin, 6/7 2011