Het tragische, want onoplosbaar lijkende Israëlisch-Palestijnse conflict

Civis Mundi Digitaal #11

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Benny Morris, Een staat, twee staten. Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2011, 196 bladzijdes.

Het tragische, want onoplosbaar lijkende Israëlisch Palestijnse conflict

Wim Couwenberg

Bespreking van: Benny Morris, Een staat, twee staten. Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2011, 196 bladzijdes.

 

Dat het ideaal van een vreedzame wereldorde zonder polarisatie en vijandbeelden na de Koude Oorlog weer even herleefde is op zichzelf een begrijpelijke reactie, geheel in de lijn als zij immers ligt van de in het moderne denken gekoesterde droom van een vreedzame wereldorde. Maar het was opnieuw een vrome illusie. Dat bleek spoedig met de herleving van oude conflictstof over territoriale kwesties, etniciteit, religie, culturele tegenstellingen en dergelijke; conflictstof die men in progressieve kringen tot het premoderne ontwikkelingsstadium pleegt te rekenen, maar die voor politieke conservatieven als bijv. de Britse filosoof John Gray[1] nog altijd de belangrijkste bron van conflicten is. Door het ideologische en machtspolitieke Oost-West conflict is dit soort controverses slechts tijdelijk op de achtergrond geraakt of daaraan dienstbaar gemaakt. Na het einde van dit conflict is het vooral de etnisch-culturele problematiek die de belangrijkste bron wordt van nieuwe en vaak bloedige conflicten. Wereldwijd heeft liefst 90% van die herlevende conflictstof een etnisch-culturele achtergrond.

Een van de weeffouten van de moderniteit als nieuw beschavingstype is gelegen in de valse verwachting van een conflictvrije samenleving als we maar leven naar de principes van de moderniteit die officieel beleden worden. Een van die principes is het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Bij de Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog is dat principe door de toenmalige president Woodrow Wilson gelanceerd als de weg naar een vreedzame, democratische wereld. Dat bleek in de praktijk echter veel problematischer te zijn dan van Amerikaanse zijde onder invloed van het daar levende naïeve vooruitgangsoptimse verondersteld werd.


Dat beginsel is ook aangegrepen ter oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict, de meest gecompliceerde expressie van het etnisch-culturele conflict potentieel waarmee de internationale politiek al zo lang worstelt. Dat is de zogenaamde twee statenoplossing, de verzoening van het zelfbeschikkingsrecht van de staat Israël met dat van de Arabische Palestijnen door naast die staat ruimte te scheppen voor een levensvatbare Palestijnse staat.  Een reeks conferenties is er al geweest ter realisering van zo’n staat, achtereenvolgens in Madris (1991), Oslo (1993), Camp David (2000) en Annapolis (2008). Maar ze zijn allemaal mislukt. Sinds het perspectief op een twee-staten oplossing bleker wordt, komt de aanvankelijk gelanceerde idee van een binationale staat opnieuw in beeld. In Nederland heeft oud-premier A.A.M. van Agt hiervoor ook een lans gebroken.[2] Dit impliceert een transformatie van Israël tot een seculiere staat, bestaande uit het huidige Israël, de westerse Jordaanoever en de Gaza-strook; een staat met gelijke rechten voor alle burgers.[3] De London One State Group waarvan ook Israëlische intellectuelen als de zogenaamde nieuwe historici deel uitmaken, heeft op 29 november 2007 in die geest stelling genomen met zijn Eén Staat-Verklaring. Het is hoogst twijfelachtig of Israël daaraan zal meewerken. De heersende opinie aldaar ducht zo’n binationale staat als een regelrechte bedreiging van het joodse karakter van de staat Israël. Maar een levensvatbare Palestijnse staat ziet die opinie evenmin zitten.

Het hier besproken boek van de Israëlische historicus Benny Morris, biedt een uitstekend overzicht van deze problematiek in de achtergronden ervan met een serie kaarten ter illustratie van de behandelde materie. Het boek bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerste gaat de auteur uitvoerig in op het weer teruggrijpen op die één-staat oplossing. Het accent ligt daarbij vooral op de verdediging van die oplossing door een reeks van westerse intellectuelen onder aanvoering van de historicus Tony Judt, hoogleraar moderne geschiedenis van Europa aan de Universiteit van New York. Judt, vorig jaar overleden, publiceerde in 2003 in de New York Review of Books een artikel waarin hij stelde dat het idee van Israel als een Joodse staat evenals het etnisch-nationalisme in het algemeen zijn aantrekkingskracht verloren had in een wereld, waarin volken zich in toenemende mate met elkaar vermengen en waar mensen daardoor over een meervoudige identiteit gaan beschikken. De Joodse staat Israël wordt daarom een anachronisme. De stellingname van Judt was een op Israëli toegespitste politieke expressie van het multiculturalisme als toenmalige trend in een links gerichte publieke opinie. Hij ging er daarbij vanuit dat zo’n binationale staat van Joden en Palestijnen omstreeks 2020 een aanzienlijke Arabische meerderheid zou hebben. Het Palestijns-Arabische geboortecijfer is het hoogste in de wereld. Judt achtte zo’n binationale staat van Joden en Arabische Palestijnen steeds meer waarschijnlijk en ook wenselijk. Als zelf een diasporajood was, zo gaf hij zelf toe, één van de motieven voor zijn stellingname in deze kwestie het feit dat niet-Israëlische Joden op hun joods-zijn steeds meer worden aangesproken vanwege het politieke handelen van de staat Israël. Het bestaan van Israël als Joodse staat is slecht voor de joden in de wereld, vond hij.

De meeste reacties op zijn stellingname waren uiterst kritisch en veelal zonder meer afwijzend. Judt had als multiculturalist op zijn beurt de impact van etnisch nationalisme als politieke factor ernstig onderschat. Na veel van die kritiek als hysterisch afgedaan te hebben, nam Judt niettemin afstand van zijn pleidooi. De mensheid, zo luidde zijn reactie, was kennelijk nog niet rijp voor een postnationale en transculturele vorm van politieke samenleving. Vandaar dat zo’n binationale staat voorlopig een utopie is, erkende hij. Desondanks is zijn stellingname de aanleiding geworden voor een lange reeks van artikelen en boeken ten gunste van de één-staat oplossing, omdat een twee-staten oplossing inmiddels een gepasseerd station is geworden als gevolg van de voortgaande nederzettingenpolitiek van Israël. 

Na een uitvoerige bespreking van de geschiedenis van de één-staat- of twee-staten oplossing besluit de auteur in het derde hoofdstuk met een reflectie op de vraag hoe nu verder. Die reflectie mondt tenslotte uit in de volgende mogelijke oplossing van dit conflict, te weten een twee-staten overeenkomst op basis van een verdeling van Palestina in Israëli min of meer volgens de grenzen van vóór 1967, en een Arabische staat, laten we zeggen Palestijns Jordanië, die het merendeel van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem samenvoegt met de oostelijke over, het huidige koninkrijk Jordanië. Wil een dergelijke nieuwbakken staat lukken, dan zou de regering in Amman (of Oost-Jeruzalem?) noodzakelijkerwijs een coöperatief streven moeten zijn van het Hasjemetische regiem dat steunt op de kern van de Bedoeïenenbevolking van Jordanië, en de Palestijnse Autoriteit die steunt op de Palestijnse bevolkingsgroepen van de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, en Jordanië. Gezien de relatieve grootte (bijna zestigduizend vierkante km) en de leegte van Jordanië, zou een dergelijke staat de herverdeling van de Palestijnse bevolking vanuit het overbevolkte Gaza mogelijk maken, en het opnemen van het merendeel van de vluchtelingen die momenteel stateloos in Libanon en Syrië leven. Tevens zou het met voldoende kapitaal mogelijk zijn de enorme vluchtelingenpopulatie van Jordanië, waarvan een groot deel leeft in troosteloze "buitenwijken" voor vluchtelingen rond Amman, zich op ordelijke wijze opnieuw te laten vestigen.

Hierbij valt nog wel op een complicerende factor te wijzen die de auteur zelf ook vermeldt. De opkomst van een staat die de Westelijke oever, Gaza en Jordanië omvat en die gezamenlijk geregeerd wordt door de Hasjemieten en de Palestijnse Autoriteit, zal waarschijnlijk verzet oproepen bij de Hasjemieten en hun kiezers onder de Jordanese Bedoeïenen, die tot dusver Jordanië hebben geregeerd zonder werkelijk de politieke macht te delen met de Palestijnse meerderheid (70% van de bevolking) in het land. De Hasjemieten kunnen dan ook met recht de vrees koesteren dat een samenvoeging van de Palestijnse gebieden met Jordanië de positie van de Palestijnen zo zeer zou versterken dat dat zou uitmonden in een overheersing van de Palestijnse meerderheid. Ondanks het verzet dat deze oplossing zou oproepen ziet de auteur hierin toch de enige logische en mogelijke stap voorwaarts in dit onoplosbaar lijkende conflict

Voor Israël zal aan handhaving van de nu bereikte status quo, inclusief de nederzettingenpolitiek, wel de voorkeur gegeven worden boven de uitkomst van welk vredesproces dan ook. Dat zou immers steeds moeten uitmonden in pijnlijke concessies van Israël die ongetwijfeld op hevige binnenlandse tegenstand zullen stuiten. Aan de vorming van een levensvatbare Palestijnse staat lijken voor Israël zoveel haken en ogen vast te zitten dat een oplossing in die zin niet in zicht lijkt, tenzij Amerika dat zou afdwingen. Maar daar lijkt het niet op. Amerika heeft volgens Morris trouwens slechts marginale invloed op het Israëlische beleid in fundamentele kwesties.Een van de Nobelprijswinnaars voor economie in 2005, Robert Aumann die zowel Israëlisch als Amerikaans staatsburger is, verwacht dat aan dit conflict helemaal geen einde komt. De Israëlische econoom Eran Yashiv deelt dat treurige inzicht. Diepgewortelde krachten belemmeren dat, constateerde hij bij het zestig jarig bestaan van Israël.[4]

 Slechts weinig Israëliërs zijn bereid de gevestigde nederzettingen in bezet gebied, nu al meer dan 160 in getal, op te geven, zeker niet de grotere steden. De Israëlische beweging Vrede Nu, spreekbuis van gematigd Israël, raakt steeds meer gemarginaliseerd. Zij is geen factor van betekenis meer in de Israëlische politiek, te links voor de gemiddelde Israëliër. Daartegenover groeit de invloed van het religieuze zionisme en daarmee de Groot-Israël ideologie, de ideologische motor achter de kolonistenbeweging en haar streven naar voortgaande territoriale expansie via die nederzettingenpolitiek. Het voortduren van dit conflict is voor de binnenlandse politiek van Israël in zoverre ook positief dat interne spanningen en tegenstellingen, in het bijzonder de polarisatie tussen religieus en seculier Israël, daardoor beheersbaar blijven.

Via een effectieve machtspolitiek van voldongen feiten is Israël stap voor stap bezig dit conflict in zijn voordeel te beslechten. Intern steunt het daarbij op zijn nucleair onderbouwde militaire superioriteit en extern op een ijzersterke Israelische lobby die er van uitgaat dat Israël altijd moet worden verdedigd ondanks de feiten, omdat het in de ogen van die lobby het morele gelijk aan zijn kant heeft. Het is een lobby die in het Westen, in het bijzonder in Amerika buitengewoon doeltreffend opereert. En dat is ook wel nodig. Want Israëlische machtspolitiek blijft alleen effectief en succesvol, zolang zij zeker is van westerse, in het bijzonder Amerikaanse steun.

 

Wim Couwenberg

 

 

 


[1] J. Gray, Backward to the Future, National Revue, March 29, 1993

[2] Zie A.A.M. van Agt, Israël -Palestina: naar een binationale staat, Civis Mundi 4, 2008

[3] Zie in die zin ook M.C. Barends, Israel’s hegemonie kan moreel failliet niet langer verhullen, Internationale Spectator, 3, 2008

[4] Zie E. Yashiv, Israelisch palestijns conflict is onoplosbaar, NRC Handelsblad, 8 mei 2008.