Civis Mundi Digitaal #12
Bespreking van: Max Weber, Wetenschap als beroep; en Politiek als beroep, Uitgeverij van Tilt, Nijmegen.
Wim Couwenberg
Max Weber, Wetenschap als beroep; en Politiek als beroep, Uitgeverij van Tilt, Nijmegen.
Kennis veroudert snel in onze tijd. Als een uitgeverij desondanks besluit twee essays die op het einde van de Eerste Wereldoorlog verschenen zijn opnieuw te publiceren, dan is er wel iets bijzonders aan de hand. En dat is ook zo. Het gaat hier om twee klassieke essays van een van de grondleggers van de sociologie en tevens een groot een veelzijdig geleerde, Max Weber (1864-1920). Wetenschap en politiek als beroep is de vertaling van het Duitse woord ‘Beruf’. Maar dat kan zowel beroep als roeping betekenen. En in die tweeledige betekenis wordt het hier ook gebruikt. Weber heeft een grote rol gespeeld in de bekende controverse over de relatie tussen wetenschap en politiek die nog altijd actueel is. Hij is de theoreticus van het principe van de waardevrijheid in de wetenschapsbeoefening, dat wil zeggen de scheiding van de wereld van de feiten, wat het terrein van de wetenschap is; en de wereld van de waarden en beslissingen wat het terrein is van de politiek. Dit is bekend geworden als het decisionistische model, waarin rationaliteit van de middelen hand in hand gaat met de irrationaliteit van waarden en doelen. Het staat als zodanig tegenover het technocratische model. In dat model wordt uitgegaan van het primaat van de wetenschappelijk-technische intelligentia en wordt besturen van de samenleving derhalve gezien als een zaak van wetenschappelijk-technische deskundigheid. In het decisionistische model speelt de politicus daarentegen de eerste viool en wordt de rol van de wetenschappers beperkt tot het leveren van instrumentele kennis waarover de politicus naar eigen goeddunken kan beschikken.
Deze controverse had in de tijd van Weber ook een politieke betekenis. Het principe van de waardevrijheid was oorspronkelijk bedoeld als verweermiddel tegen de interventie en supervisie van politieke en kerkelijke machthebbers in de wetenschapsbeoefening. Weber is ook de man geweest die het begrip onttovering van de wereld geïntroduceerd heeft als gevolg van de toenemende rationalisering en bureaucratisering van de moderne samenleving.
Zijn essay over politiek als beroep is ook klassiek, met name door de introductie van het onderscheid tussen overtuigingsethiek (Gesinnungsethik) die een dominerende rol speelde in het ideologische tijdperk (1789-1989) en verantwoordingsethiek (Verantwortungsethik) die in het postideologische tijdperk de toon aangeeft. In zijn Politiek als beroep heeft Weber als een van de eerste gewezen op het feit dat de politieke strijd sinds de invoering van het algemene kiesrecht veel demagogischer zal worden, gegeven het feit dat de doorsnee mens veel meer te beïnvloeden is door een appèl op emoties dan door een appèl op rationele elementen. Op grond hiervan pleitte hij dan ook voor een plebiscitaire Führerdemocratie . Aan de linkerzijde riep dat indertijd heftige kritiek op. Maar Weber had daarmee iets heel ander op het oog dan wat zichzelf in de jaren ’30 onder Hitler als zodanig presenteerde. Weber was ook degene die het geweldsmonopolie als de harde kern van de moderne staat benoemd heeft. Vanwege dat geweldsmonopolie koesterde Weber ook een pessimistische visie op de politiek. Wie de heil zijner ziel zoekt, hij blijve verre van het politieke bedrijf met al zijn listen en lagen, aldus Weber.