Hoe verhoudt Rietdijk’s natuurwetenschappelijk onderbouwde visie op een gedetermineerde vier dimensionale wereld zich tot tegengestelde ervaringen en interpretaties?

Civis Mundi Digitaal #13

door Wim Couwenberg

Hoe verhoudt Rietdijk’s natuurwetenschappelijk onderbouwde visie op een gedetermineerde vier dimensionale wereld zich tot tegengestelde ervaringen en interpretaties?

Wim Couwenberg

We leven in een gedetermineerde en vier dimensionale wereld, waarin verleden en toekomst even reëel bestaan als het heden en beide reële invloed (kunnen) hebben op wat we nu ervaren. Aldus Rietdijk’s bekende stellingname, zoals opnieuw gereleveerd in het in Civis Mundi 12, 2012, door de natuurkundige Dennis Dieks besproken boek, over zijn natuurkundige werk, getiteld: ‘Einsteins God dobbelt niet’. Daarmee gaat Rietdijk lijnrecht in tegen wijdverbreide ideeën zoals het levensgevoel dat het leven van toeval aan elkaar hangt en een absurd gebeuren is, gezien alle ongerijmdheden die we tijdens ons leven ervaren; een gevoel waarvan toonaangevende schrijvers niet moe worden te getuigen, ja die dat soms als het ware uitschreeuwen, zoals bijv. de Hongaarse Nobelprijswinnaar Literatuur Imre Kertész dat deed in zijn roman, getiteld ‘ Ik - de ander’: "Hebben we wel weet van de absurditeit van ons aller levenslot en van de schandelijke toevalligheid ervan waaraan wij, feilbare mensen, ons zo schandelijk vastklampen, omdat die reeks van absurde ogenblikken nu eenmaal ons leven is?", aldus Kertész. Als het leven zo absurd en schandelijk toevallig is, is er maar een serieus filosofisch probleem zo begint de Franse schrijver en filosoof Albert Camus zijn bekende essay Le mythe de Sisyphe. Gegeven de absurditeit van het bestaan en dus de evidente afwezigheid van enigerlei zin in dit leven is de eerste vraag dan ook die zich bij een filosofische reflectie daarop opdringt waarom we er geen einde aan maken. In de eerste periode van zijn intellectuele ontwikkeling staat de ervaring van die absurditeit centraal. Die wordt uitgebeeld in drie verschillende werken: het toneelstuk Caligula, de roman L’étranger en het grote essay Le mythe de Sisyphe. Uitgangspunt daarbij is Camus’ resolute distantie van ieder hiernamaalsgeloof en daarop gebaseerde zinervaring en vervolgens de vraag hoe klaar te komen met die absurditeit en de daarbij behorende zwarte metaforen in de moderne literatuur zoals walging, wanhoop, verveling, levensangst, onmacht tot leven e.d.?

Wat de filosofie van de tijd betreft, richt Rietdijk zich tegen het zogenaamde presentisme, de opvatting namelijk dat de tijd alleen in het heden bestaat. Dat is wel de intuitieve tijdsbeleving van mensen (present-focussed). Maar bij nadere overweging blijkt dat heel problematisch te zijn zoals Dieks in zijn bespreking van Rietdijk ook onderschrijft.  Dieks is wel van oordeel, dat het niet nodig is het indeterminisme helemaal uit te bannen, zoals Rietdijk doet. Vandaar zijn vraag waarom Rietdijk zich zo afzet tegen dat indeterminisme. Ligt aan diens natuurwetenschappelijk onderbouwde en daarmee onontkoombare determinisme waaraan we ons denken dienen aan te passen, niet een bepaalde ideologie ten grondslag, die Rietdijk met die natuurwetenschappelijke fundering een onwrikbare grondslag wil geven?

 Zijn afkeer van indeterminisme is gebaseerd op zijn veronderstelling dat dat chaos en willekeur impliceert. Maar waarop steunt die veronderstelling? Impliceert zijn these van een gedetermineerde wereld niet de uitschakeling van de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid? Staat zij niet haaks op het liberale concept van de open samenleving als fundamentele westerse waarde; een concept dat we in de Koude Oorlog opnieuw moesten verdedigen en veilig stellen tegen de communistische ideologische agressie en de gesloten wereld die daarvan deel uitmaakt. De Britse filosoof Karl Popper heeft dat concept zoals bekend op indrukwekkende wijze verdedigd in zijn boek ‘Een open samenleving en haar vijanden’. Rietdijks these staat niet minder haaks op de tegenwoordig onder historici, filosofen en beoefenaars van sociale wetenschappen  vrij algemeen aangehangen overtuiging dat de geschiedenis een contingent gebeuren is en de toekomst die volgens Rietdijk al reëel bestaat, onvoorspelbaar is. Vandaar dat futurologen de voorspelbaarheid van de toekomst allang hebben opgegeven en niet verder durven springen dan het ontwerpen van meerdere scenario’s in de geest van de door de Amerikaanse futuroloog Herman Kahn geïntroduceerde scenariomethode.

De gedetermineerde geschiedenisvisie zoals het Marxisme die verkondigt op grond van de dwingende historische ontwikkelingswetten van het historisch materialisme is door de loop van de geschiedenis inmiddels afdoende weerlegd en door Popper als historicisme weggezet op de rommelzolder van achterhaalde en in dit geval ook gevaarlijke theorieën. Mijn vraag aan Rietdijk in dit verband is hoe zijn natuurkundig onderbouwde theorie zich verhoudt tot tegengestelde ervaringen, overtuigingen en interpretaties als juist kort vermeld?