Opvallend veel media-aandacht voor verkiezingen die niet meer zijn dan een officiële opiniepeiling

Civis Mundi Digitaal #13

door Wim Couwenberg

Opvallend veel media-aandacht voor verkiezingen die niet meer zijn dan een officiële opiniepeiling

Wim Couwenberg

G500: van particratie naar digicratie

Onderzoekbureau TNS/NIPO legt kiezers regelmatig de vraag voor welke thema’s de doorslag geven in hun stemgedrag. Slechts 15% van de respondenten noemde in dit verband staatkundige innovatie. Het gevestigde politieke bestel heeft er ook geen behoefte aan dit te veranderen. Staatkundige vernieuwing/aanpassing is derhalve geen issue meer zoals dat sinds de jaren ’60 een tijd lang het geval was. Niettemin wordt de bestuurbaarheid van een land steeds meer een structureel probleem dat eens aangepakt moet worden wil Nederland voldoende regeerbaar blijven. Bovendien roert zich de laatste tijd bij monde van de politieke club G500 onder leiding van Sybert van Lienden een nieuwe generatie die zich uiterst kritisch opstelt tegen het gevestigde politieke bestel waarin ons land geregeerd wordt met de codes van een voorbij tijdperk; een kritiek die samenvalt met wat in Civis Mundi sinds de jaren ’60 eveneens betoogd wordt. De G500 pleit daarom voor een nieuwe politieke cultuur en structuur, waarin het concept van de participatiedemocratie van de jaren ’60 in een nieuwe vormgeving herleeft. Men denkt daarbij aan een politiek bestel waarin de rol van politieke partijen en de kleur van partijlidmaatschap niet langer relevant zijn en plaats maken voor het primaat van directe democratie langs digitale weg. In plaats van de heersende particratie moet er een digicratie komen, in plaats van een partij politieke selectie van de politieke bestuurlijke elite een meritocratische selectie. De staatkundige vernieuwingsdrang van deze politieke club is daarmee nog ingrijpender dan die van de politieke vernieuwers sinds de jaren ’60. We beleven een gestadig zich voltrekkende implosie van een politiek bestel uit een vervlogen tijdperk. Opvallend daarbij is dat de vernieuwers sinds de jaren ’60 steeds meer op hun schreden terugkeren.

Hoe zo Nederland kiest?[1]

De strijd rond deze verkiezingen krijgt in de media grote aandacht maar het is een strijd die mijns inziens een nieuwe etappe is op weg naar een verdere ontbinding van een politiek bestel waarvan de houdbaarheidsdatum allang verstreken is, maar dat desondanks met kunst en vliegwerk zo lang mogelijk in stand wordt gehouden. Al direct na de oorlog is met de Doorbraakbeweging een eerste poging gedaan, het vooroorlogse verzuilde politieke bestel op een beter berijdbaar spoor te zetten. Toen dat mislukte, is dat sinds de jaren ’60 opnieuw en veel nadrukkelijker gedaan. Sindsdien stond de aanpassing van dat bestel aan een sterk veranderende maatschappelijke en politieke context meer dan 40 jaar op de politieke agenda, zonder dat er van enigerlei politieke doorbraak sprake was. De Nederlandse politiek heeft de mond vol over innovatie op allerlei terreinen, behalve op het eigen politieke terrein.  Hier heerst het conservatisme van gevestigde belangen, denkpatronen en structuren dat dwars door alle partijen van rechts naar links heenloopt en zich niets hoeft aan te trekken van de werking van het marktmechanisme dat bedrijven in de maatschappij telkens weer noopt tot aanpassing. Voor politiek-bestuurlijke vernieuwing, zo blijkt, staan partijen alleen open voor zover zij daar op een of andere manier belang bij hebben. Overall moet voldaan worden aan steeds hogere eisen van efficiency en effectiviteit. De Nederlandse politiek kan het zich veroorloven daar geen enkele boodschap aan te hebben. Zij functioneert met een enorme verspilling van publieke middelen, tijd en politieke energie en onderscheidt zich door een kolossale onmacht zich aan te passen aan snel veranderende eisen des tijds. Het succes van eerst de Fortuyn-revolte en daarna dat van Wilders is daarvan mede het gevolg. Beiden zijn zij een symptoom van een politiek bestel in ontbinding.

In de vorming van het kabinet-Rutte met gedoogsteun van PVV-leider Wilders zagen voor- en tegenstanders van Wilders een keerpunt in de Nederlandse politiek. Ik ben geneigd hierin een nieuwe fase te onderkennen in de langzaam zich voltrekkende implosie van dat oude politieke bestel. Bij de Staten-verkiezingen 2011, die door de landelijke politiek gereduceerd werden tot een referendum over het voortbestaan van het kabinet - Rutte, waarschuwde premier Mark Rutte voor Belgische toestanden, dus voor dreigende onregeerbaarheid van ons land. Het probleem van de Nederlandse politiek is dat regeerbaarheid niet haar eerste bekommernis is. Sinds 1917 heeft zij gekozen voor een stelsel van evenredige vertegenwoordiging (EV) waarin niet regeerkracht en politieke stabiliteit voorop staan, maar een zo zuiver mogelijke weerspiegeling in de volksvertegenwoordiging van de verschillende geestelijke en politieke stromingen in de samenleving. Dat beantwoordde tot de jaren ’60 aan de toenmalige behoeften van een sterk verzuild politiek en maatschappelijk bestel. Maar met het verval ervan sindsdien is daar steeds minder behoefte aan en springen de nadelen van dit kiesstelsel steeds meer in het oog. Toen de Tweede Kamer verkiezingen in 2010 een sterk verbrokkeld partijen landschap opleverden en geen duidelijke politieke uitslag werd dat geweten aan de kiezers. Maar dat is de prijs die betaald moet worden voor de onmacht van de Nederlandse politiek om kiezers daartoe in staat te stellen. Dat verkiezingen hier nog steeds geen echte verkiezingen zijn, maar stemmingen, officiële opiniepeilingen, want zonder duidelijke effecten op regeringsvorming en regeringsbeleid, is een politieke praktijk die al ettelijke malen gehekeld is als een belangrijk democratisch tekort en bron van politieke onvrede. "We stemmen wel. Maar wij kiezen niet. Dat kan niet. We stemmen op een partij, maar we hebben volstrekt geen idee wat voor effect dat hebben zal op toekomstig beleid," erkende in 1964 al J.A.H. Bruins Slot, jarenlang fractievoorzitter van de ARP in de Tweede Kamer.[2] En dat is nog steeds zo.

De politieke onzekerheid en instabiliteit van deze tijd is de prijs die kleeft aan die politieke onmacht van de gevestigde politiek. Dat heeft te maken met het conservatisme van gevestigde belangen, denkpatronen en structuren dat dwars door alle partijen van rechts naar links heen loopt. Voor politiek-bestuurlijke vernieuwing, zo blijkt, staan partijen alleen open voor zover zij daar op een of andere manier belang bij hebben. In dit verband heb ik eerder gewezen op de "tolerance of maladministration", het dulden van slecht of gebrekkig functionerende structuren uit angst voor het ongewisse van veranderingen daarin. Ondanks progressieve pretenties of althans de pretentie niet conservatief te zijn zijn politici die deel uitmaken van de gevestigde orde geneigd zolang mogelijk vast te houden aan vertrouwd geraakte structuren, hoe problematisch die in de praktijk ook geworden zijn.

 

 


[1] Zie Bieden verkiezingen een relevante politieke keuze?, Civis Mundi, 1, 1994.

[2] J.A.H. Bruins Slot, Emancipatie en integratie, AR Staatkunde, oktober 1964; en Bieden verkiezingen een relevantie keuze?, Civis Mundi 1, 1994.