Ontwikkeling en toekomst Nederlands-Vlaamse betrekkingen

Civis Mundi Digitaal #13

door Wim Couwenberg

Ontwikkeling en toekomst Nederlands-Vlaamse betrekkingen

Wim Couwenberg

 

Factoren die belemmerend werken

Met de voortschrijdende verzwakking van Nederland als staatsnatie door het proces van Europese integratie en economische globaliseringsprocessen zullen we van Nederlandse zijde meer onze aandacht moeten richten op de vraag hoe we onze positie als cultuurnatie in stand kunnen houden en versterken. Het antwoord daarop ligt eigenlijk voor de hand: door meer in die eigen cultuur te gaan geloven en haar door doelbewuste inspanning op te krikken tot een hoger concurrerend niveau in de context van de Europese beschaving waarvan zij een boeiende variant is.

Verdere versterking en uitbreiding van onze samenwerking met de Nederlandstalige cultuur in België kan eveneens een belangrijke bijdrage leveren tot versterking van onze positie als cultuurnatie. Na veel tegenwerking en strijd heeft die cultuur zich inmiddels ontwikkeld tot een geheel eigen boeiende variant van de Nederlandstalige cultuur. Die Vlaams-Nederlandse samenwerking heeft vooralsnog evenwel teveel een vrijblijvend karakter. Zij blijft teveel steken in moeizaam voortslepende dossiers en ad hoc projecten. Samenwerkingsinitiatieven zijn vaak nog te zeer afhankelijk van de vraag of de daarbij betrokken personen goed met elkaar kunnen opschieten. Vandaar het grote belang van verdere structurele samenwerking. Tot nu toe heeft die gestalte gekregen in de Nederlandse Taalunie, het Culturele Verdrag Vlaanderen-Nederland, de GENT-akkoorden, de Vlaams-Nederlandse Accreditatie Organisatie (voor het hoger onderwijs), de satelliettelevisie Het Beste van Vlaanderen en Nederland (BVN), het Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam, en het in 2004 geopende Nederlands-Vlaams Huis De Buren in Brussel, en tenslotte het samenwerkingsakkoord tussen de filmfondsen (voor de financiering van coproducties).

Tot nu toe is er nog al eens onvoldoende politieke wil op internationale fora gezamenlijke standpunten in te nemen. Dat is bijvoorbeeld weer niet gelukt in een belangrijke kwestie als de exception culturelle zoals voorzien in de culturele paragraaf van het Verdrag van Maastricht. Krachtens die uitzondering is het lidstaten toegestaan beschermende en stimulerende maatregelen te nemen ten gunste van de eigen cultuur en de vruchten daarvan niet bloot te stellen aan de wetten van de markt. In tegenstelling tot Vlaanderen doet Nederland daar echter geen beroep op omdat het dergelijke beschermende maatregelen niet nodig zegt te hebben.[1] De eigen taal en cultuur raakt rechtstreeks de kern van de Vlaamse identiteit. Dat geldt niet voor de in Nederland toonaangevende opvatting over de Nederlandse identiteit. Etnish-culturele identiteit wordt in Nederland zelfs met politieke argwaan bejegend. In Civis Mundi is daar de afgelopen jaren herhaaldelijk stelling tegen genomen.         

Behalve door vooroordelen over en weer wordt de Nederlands-Vlaamse samenwerking ook belemmerd door een gebrek aan wederzijdse belangstelling. Dat blijkt bijv. uit het te beperkte culturele grensverkeer via kranten, tijdschriften, radio en tv. Dat is namelijk veel beperkter dan men zou verwachten op grond van het taalgebied dat we met elkaar delen. Nederlandse kranten nemen zelden publicaties op van Vlaamse journalisten en schrijvers. De bijdrage van Vlaamse tijdschriften aan het Nederlandse medialandschap is ook heel bescheiden. Een bekend Vlaams blad als Humo blijft in Nederland steken op een bescheiden oplage. Afgezien van Suske en Wiske is alleen Flair een Vlaamse titel geweest die zowel in België en Nederland aangeslagen is.[2] De Vlaams-Nederlandse artistieke samenwerking is ook niet zo evident, zo vanzelfsprekend als deze aanvankelijk leek. Dit stuit namelijk op nogal wat verschillen in opvatting en organisatie.

Een storende factor in de Nederlands-Vlaamse betrekkingen is sinds lang het morele superioriteitsbesef waarmee Nederlanders, meestal Randstad-Nederlanders, hun Vlaamse taalgenoten vaak tegemoet treden. Dat besef heeft diepe historische wortels. En het is vooral aan dat besef te wijten dat Nederlanders in Vlaanderen zelfs het laagste scoren op de Europese sympathieschaal. Dat de Belgische (Vlaamse) perceptie van de als arrogant overkomende Hollander grote overeenkomst vertoont met de wijze waarop Duitsers in Nederlandse ogen gepercipieerd worden, verklaart veel van die lage score. De traditionele Nederlandse betweterigheid maakt de laatste tijd wel plaats voor meer achting en begrip voor wat in Vlaanderen gaande is. Op tal van punten hebben bepaalde praktijken in Vlaanderen nu zelfs een voorbeeldfunctie in Nederland gekregen.[3] En in grote Nederlandse bedrijven vinden we steeds meer Vlamingen in de hoogste gelederen. De sterk anglosaksische oriëntatie aan Nederlandse en de meer Europese aan Vlaamse zijde is tenslotte in de Vlaams-Nederlandse betrekkingen ook een belemmerende factor zoals dat eveneens het geval is bij de samenwerking in Benelux-verband.

 

Naar een strategische culturele alliantie

Ondanks historisch gegroeide cultuurverschillen hebben Nederland en Vlaanderen in hun gemeenschappelijke taal niettemin een fundamenteel gegeven met elkaar gemeen. De taal is bij uitstek het middel waarin een cultuur zich uitdrukt en betekenis geeft aan haar bestaan. Een gemeenschappelijk cultuurbewustzijn vloeit daar echter niet zonder meer uit voort, al werd dat in de eerste helft van de 20e eeuw in bepaalde kringen nog verondersteld. Op historisch-wetenschappelijk niveau sprak de historicus P. Geyl in dit verband zelfs van de Nederlandse stam. In de tweede helft van de 20e eeuw is jarenlang doelbewust gestreefd naar culturele integratie tussen Nederland en Vlaanderen. Het Algemeen Nederlands Verbond liep daarin voorop. Die integratie is een levensvoorwaarde voor een volwaardige culturele ontplooiing van Vlaanderen: zo’n 6 miljoen Vlamingen bieden daarvoor een te smalle basis, oordeelde de Vlaamse historicus Y. Vanden Berghe in het themanummer van Civis Mundi over België.[4] Vlaanderen en Nederland moeten zich daarom ontwikkelen tot één culturele regio in Europa. Dat werd toen echter van de zijde van het Vlaamse establishment nog bewust tegengewerkt vanwege het Hollandse ‘progressieve virus’ waarmee de eigen bevolking daardoor besmet zou raken. In 1980 werd niettemin ter bevordering van die culturele integratie de Nederlandse Taalunie opgericht. Sinds de jaren negentig is er echter aan beide zijden een neiging de onderlinge cultuurverschillen meer te accentueren en culturele integratie te problematiseren.[5] De vraag rijst echter of dat langzamerhand niet teveel nadruk krijgt. De cultuurverschillen die het gevolg zijn van de groeiende multi-etnische samenstelling van de bevolking, gaan heel wat dieper. Niettemin is culturele integratie van die groeiende etnisch-culturele verscheidenheid een serieuze beleidsdoelstelling zowel in Nederland als Vlaanderen.

Een bedachtzaam partnerschap, noem het een Vlaams-Nederlandse LAT-relatie (Living Apart Together), acht een prominente auteur uit de kring van Vlaams Belang wellicht de enig haalbare en ook de meest wenselijke formule.[6] Aanknopend bij de stellingname van taalkundige L. Beheydt[7] zie ik de toekomst van de Nederlandse en Vlaamse culturele identiteit in onderling verband gelegen in de gemeenschappelijke bereidheid zich als taalgemeenschap zoveel mogelijk eensgezind te profileren met gemeenschappelijke culturele ambities. Dat zou gestalte moeten krijgen in de ontwikkeling van een culturele alliantie met behalve een gemeenschappelijk gevoerde taalpolitiek een verdere uitbouw van gemeenschappelijke culturele projecten en een gemeenschappelijk buitenlands cultuurbeleid. Het Nederlands-Vlaams Comité Buitenlands Cultureel Beleid heeft daartoe rond de eeuwwisseling al het initiatief genomen met een voorstel daartoe aan de Nederlandse en Vlaamse regering en nader geconcretiseerd in een aantal actiepunten. Maar dit initiatief kreeg nauwelijks enige serieus te nemen weerklank.

 

Fusie Nederlandse Taalunie en Commissie Cultureel Verdrag?

De belangrijkste institutionele instrumenten in dit verband zijn de Nederlandse Taalunie en de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. De beleidsmogelijkheden waarover beide verdragsmatig beschikken zijn vooralsnog onvoldoende operationeel gemaakt. Het ontbreekt daartoe nog steeds aan de nodige politieke en ambtelijke wil. Dat valt zowel te wijten aan traditioneel klein-Nederlands staatsnationalisme als aan oprukkend Vlaams particularisme als gevolg van de sterke gerichtheid op verdere versterking van de Vlaamse autonomie in Belgisch en Europees verband. Herhaaldelijk is in dit verband gewezen op het belang van een versterking van onze culturele aanwezigheid in Europa door Taalunie en Commissie Cultureel Verdrag op termijn te laten fuseren om zodoende tot een meer effectieve realisering van die gemeenschappelijke ambities te kunnen komen. Maar dat stuit vooralsnog op een aantal praktische bezwaren[8]. Niettemin is culturele fusie de laatste tijd in het cultureel beleid een belangrijk streven dat ook door de Raad van Cultuur actief wordt ondersteund en beloond. In het kader van de bezuinigingsoperatie van het kabinet Rutte is het stimuleren van fusies een onderdeel geworden van het huidige culturele debat om zodoende ook versnippering tegen te gaan en kwaliteiten en krachten te bundelen. Dat laatste geldt zeker ook voor een fusie tussen de taalunie en de Commissie Cultureel Verdrag. Langzamerhand groeit er ook behoefte aan een algemeen samenwerkingsverdrag Nederland-Vlaanderen dat alle thans tussen Vlaanderen en Nederland bestaande verdragen omvat en de mogelijkheid biedt daar later ook nieuwe verdragen in onder te brengen. De Vlaams-Nederlandse samenwerking zit nu nog ingekapseld in een moeilijk te overzien geheel van Belgische en Vlaams-Nederlandse verdragen.[9]

Voor de Vlaamse diplomatie is het tot heden een akte van geloof geweest dat de relatie met Nederland - om maar al te evidente geopolitieke redenen - absolute voorrang geniet. Dat is in Nederland nooit het geval geweest, constateert de Vlaamse historicus Y. Vanden Berghe.[10] Als het erop aankomt laat Nederland het geopolitiek complementaire Vlaanderen aan z’n lot over, meent hij. Deze vaak van Vlaamse zijde geuite kritiek zouden Nederlandse beleidsmakers zich wel eens wat meer mogen aan trekken in plaats van te volharden in een enghartige staatsnationalistische opstelling bij onderhandeling over vitale Vlaamse belangen, zoals bijvoorbeeld de verdere uitdieping van de Westerschelde om zo een betere toegankelijkheid van de Antwerpse haven mogelijk te maken, met de huidige impasse rond de Hedwige polder in Zeeuws-Vlaanderen als treurig uitvloeisel.

 

Nederland als meest prioritaire partner van Vlaanderen

In het internationale cultuurbeleid van Nederland wordt Vlaanderen nu tot een aantal prioritaire landen gerekend. Vandaar dat de komende jaren gestreefd wordt naar een geïntensiveerde culturele samenwerking met Vlaanderen. De Vlaamse regering gaat in haar streven naar samenwerking nog een stukje verder. In haar strategienota Nederland van 31 oktober 2005 is Nederland op tal van terreinen als de meest prioritaire partner van Vlaanderen gepresenteerd. Vandaar dat Nederland het eerste land is waaraan een dergelijke strategienota gewijd is. Blijkens zijn voorwoord bij die nota wilde de toenmalige Vlaamse minister van Buitenlands beleid Geert Bourgeois het zich ontwikkelende culturele bondgenootschap tussen Vlaanderen en Nederland omsmeden tot een strategische alliantie die zich internationaal profileert om zodoende gezamenlijk sterk te staan in Europa en de wereld. Blijkens die strategienota wordt tevens gestreefd naar een betere beeldvorming in Nederland over Vlaanderen. Aan het omgekeerde is overigens ook wel behoefte. De ontwikkeling van zo’n strategische alliantie vergt aan Nederlandse zijde niet minder dan een cultuuromslag. En die komt er alleen als de toekomst van de Nederland-Vlaamse betrekkingen niet alleen een kleine culturele elite blijft bezighouden, maar tot inzet gemaakt wordt van politieke discussie en actie.

We moeten eindelijk eens ophouden met elkaar kortzichtig te blijven concurreren zoals NRC Handelsblad in een hoofdartikel opmerkte naar aanleiding van de beslissing van het Permanente Hof van Arbitrage inzake de kwestie van de IJzeren Rijn.[11] In plaats van het onzalige en geld verslindende plan via de Betuwelijn een gloednieuw spoortraject te realiseren was het veel goedkoper geweest samen met Vlaams België de al bestaande IJzeren Rijn te moderniseren. Nu zullen we de komende jaren opgescheept zitten met twee parallelle en waarschijnlijk onrendabele goederenspoorlijnen.

 

 


[1] Zie W. Vandaele, Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland, 1995-2005, Neerlandia, 3, 2005

[2] Zie H. Scheffer, Het verdriet van Vlaanderen en Nederland, Mediafacts, 4, 2005.

[3] Zie L. Klinkers, Vakvereisten voor politiek en beleid, 2003, pp. 57-59 en 67-68; W. Breedveld, Belgen doen het beter, Trouw, 5 december 2003; P. Brusse, Bij de Belgen in de leer, Vrij Nederland, 29 november 2003; en A. van Dongen, Afscheid van België, Knack, 16 juni 2004

[4] Zie België: ontwikkelingen en problemen, Civis Mundi augustus 1972.

[5] Zie Paul Wouters, België - Nederland. Verschil moet er zijn, 2005.

[6] Zie K. van Overmeire, Het verloren Vaderland, 2005, p. 12

[7] Zie o.a. L. Beheydt, Kenterende culturele identiteiten, oratie Amsterdam 1996; idem, Nationale en culturele identiteit in de Lage Landen, in: S.W. Couwenberg (red.), Nationale identiteit - van Nederlands probleem tot Nederlandse uitdaging, 2001, p. 73

[8] Zie o.a. A. Schramme, Gemeenschappelijke belangen van Nederland en Vlaanderen, in: P. Beugels en J. de Groof (red.), Het culturele tekort van de Europese Unie, 2003, pp. 31-45 en F. Bolkestein, Nederlandse identiteit in Europa, Ons Erfdeel, september 2003

[9] Zie J. Hendrickx, Vlaanderen en het Beneluxverdrag, Neerlandia, 5, 2004

[10] Yvan van den Berghe, Vlaanderen gidsland?, Internationale Spectator, april 2005

[11] Kortzichtig concurreren, NRC Handelsblad, 31 mei 2005