Liberalisme als gemeenschappelijke ideologische grondslag en de huidige positie van VVD en D66 als oorspronkelijk exclusief liberale partijen

Civis Mundi Digitaal #18

door Wim Couwenberg

Liberalisme als gemeenschappelijke ideologische grondslag en de huidige positie van VVD en D66 als oorspronkelijk exclusief liberale partijen

Wim Couwenberg

       I.            Liberalisme als zegevierende westerse beschavingstraditie

Na twee eeuwen van ideologische en politieke strijd met concurrerende ideologieën over de grondslagen en de inrichting van de samenleving die op mondiaal niveau culmineert in de Koude Oorlog, is het liberalisme er tenslotte in geslaagd zich door te zetten als gemeenschappelijke ideologische grondslag van de moderne Europese en westerse samenleving en cultuur.

Gemeenschappelijk aan de politieke, economische en culturele verschijningsvormen van het liberalisme als westerse ideologie is een interdependent geheel van ideeën die in de Koude Oorlog als westerse waarden verdedigd werden. Kort samengevat valt daarbij te denken aan de volgende basisprincipes:
- in de eerste plaats het principe van individuele vrijheid en menselijke autonomie, met als complement en uitvloeisel daarvan: (1) het principe van machtsdeling en machtscontrole (rechtsstaat)[1]; (2) democratisering van staatsmacht via vrije verkiezingen en van het staatsdoel met het algemeen belang als motief van legitiem overheidshandelen; (3) de idee van de civiele (burger)maatschappij met haar appèl op menselijke zelfverantwoordelijkheid, eigen initiatief en zelfvertrouwen; en (4) de idee van vrije economische, politieke en culturele mededinging;
 - voorts het principe van de gelijkwaardigheid van mensen als deelnemers aan het economische en het rechtsverkeer en als deelgenoten van politieke en religieuze verbanden;
- en het rationaliteitbeginsel, dat wil zeggen rede en redelijkheid als grondnorm van oordeelsvorming en derhalve bron en toetssteen van algemeen geldige kennis en kunde.       

In lijn met de idee van vrije mededinging onderscheidt het liberalisme zich ook door een positieve waardering van rivaliteit en zonodig botsing tussen belangen en meningen als welkome bron van maatschappelijke dynamiek en vooruitgang. In de liberale markteconomie geldt dat voor een zo groot mogelijke concurrentie tussen economische actoren, in de liberaal georganiseerde democratie voor de rivaliteit tussen meerdere partijen en tussen regering en oppositie, als tegenmacht van de regering noodzakelijk geacht ter waarborging van het recht van minderheden om op te komen voor andere opvattingen en belangen dan die van het heersende bewind. Vrije uitwisseling en botsing van onderzoeksresultaten en meningen wordt in het liberale politieke denken vanouds gekoesterd als centrale waarde in het proces van waarheidsvinding in wetenschapsbeoefening en opinievorming in de media; daarbij uiteraard uitgaand van een vrije, redelijke en open discussie als basis van het intellectuele en politieke verkeer. Mede onder druk van sociaal- en christendemocratische kritiek is er aan de liberale rechtsstaat en democratie inmiddels een sociale dimensie toegevoegd door opneming van sociale grondrechten in de grondwet en mensenrechtenverdragen als complement van de klassiek-liberale grondrechten. De liberale beschavingstraditie is zodoende aangevuld met een sociale oriëntatie met het sociale liberalisme als politieke vertolking.[2]

Tezamen maken deze ideeën deel uit van de harde kern van het liberalisme als zegevierende westerse ideologie. In politiek en maatschappelijk opzicht zijn zij operationeel gemaakt in liberale, democratische en sociale grondrechten, in de liberale en sociale rechtsstaat en democratie, in een liberale markteconomie en in een liberale opvoeding en cultuur. Liberale varianten van religies als christendom, jodendom en de islam zijn ook ontsproten aan de invloed van dat liberale denken op religieuze beleving.

Nog altijd is er een neiging term en begrip liberaal primair en in hoofdzaak in partijpolitieke zin te verstaan. Dit is een erfenis van de ideologische strijd sinds de negentiende eeuw en een uitvloeisel van de wet van de geestelijke traagheid (intellectueel conservatisme) die maakt dat men zolang mogelijk blijft vasthouden aan gevestigde politieke denkpatronen.

     II.            Huidige positie van oorspronkelijk exclusief liberale partijen

De Nederlandse partijpolitiek staat niet langer in het teken van de ideologische machtsstrijd over de grondslagen van de moderniteit We hebben nu te maken met concurrerende partijen die binnen de liberale beschavingstraditie als juist omschreven eigen accenten leggen en dat vertalen in een eigen beleidsvisie en een eigen type leiderschap. Dat is ook wat traditionele liberale partijen doen, nu zij zich niet langer in ideologische zin als een exclusief liberale partij kunnen onderscheiden. Het Nederlands liberalisme heeft van oudsher een minder hechte ideologie dan het socialisme en de Christendemocratie, stelt de NRC ombudsman en filosoof Sjoerd de Jong in NRC Weekend van 6/7 april jl. Dat heeft te maken met de sterke pragmatische oriëntatie (koopmanstraditie) van dat liberalisme. Sinds het einde van de Koude Oorlog heeft het als ideologie inmiddels zoals gezegd de overhand gekregen met de VVD als meest herkenbare exponent van het klassieke liberalisme, dat sindsdien in het neoliberalisme op succesvolle wijze herleeft.

Hoe is nu de positie van VVD en D66 als oorspronkelijk exclusief liberale partijen?

De politieke kleur die de VVD daarbij aanneemt, wisselt met de politieke omstandigheden waarin zij verkeert. Nu presenteert zij zich met een meer rechts geheten oriëntatie als signatuur en waarin pragmatisme/opportunisme de koers bepaalt. Vandaar de keuze voor een coalitie met de PvdA, die in de verkiezingsstrijd nog als gevaarlijke politieke tegenstrever werd opgevoerd met de schimpscheut ‘Marx Rutte’ in de Telegraaf als reactie daarop. Vandaar de lofprijzing van het kortgeleden gesloten sociale akkoord waarin het in de VVD gekoesterde primaat van de politiek werd ingeruild voor het primaat van de polder (civil society). Maar de polder beslist niet, was hierop de opmerkelijke reactie van CDA-leider Van Haarsma Buma, die daarmee ter wille van zijn oppositierol het poldergezind verleden van zijn partij even tussen haakjes zette. Maar krachtens het sociaal akkoord krijgen de sociale partners wel weer de regie over de uitvoering van de WW met het reële risico dat de kosten van oplopende werkloosheid op de overheid/belastingbetaler afgewenteld worden. Daarvoor waarschuwde onmiddellijk oud PvdA-Tweedekamerlid Flip Buurmeyer, van 1992 tot 1994 voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie, die de falende uitvoering van de sociale zekerheid door sociale partners sinds de jaren tachtig moest onderzoeken. Die worden nu ook weer betrokken bij de re-integratie van werklozen in het arbeidsproces. En aan het succes daarvan twijfelt Buurmeyer niet minder bij veronderstelde ontstentenis van capabele vakbondsbestuurders.       

D66 positioneert zich nu als een partij in het politieke midden met een sociaal- en progressief-liberale oriëntatie.[3] D66 placht zich sinds de jaren ’60 jarenlang bij voorkeur als linkse partij te profileren met sterke nadruk op staatkundige innovatie als politieke prioriteit in tegenstelling tot de VVD die democratisering van het staatsbestel principieel beperkt tot indirecte (representatieve) democratie. De door D66 aanvankelijk gekoesterde prioriteit van staatkundige innovatie heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een krachtige inzet voor westers-liberale waarden. Als zodanig representeert zij nu het breedst het liberale erfgoed zoals ook van VVD zijde erkend is[4]. In lijn hiermee is D66 nu ook bezig alle restanten op te ruimen die nog herinneren aan de christelijk-confessionele/christen-democratische dominantie van de Nederlandse politiek, zoals de Zondagswet, het verbod van smalende godslastering, het voortbestaan van weigerambtenaren bij niet-heteroseksuele huwelijken, de bekende formulering bij de ‘’gratie Gods’’ en de bede aan het slot van de troonrede. Onder het tweede Paarse Kabinet-Kok was daar al een begin mee gemaakt, met name met de nieuwe winkeltijdenwet en de legalisering van prostitutie, het homohuwelijk en euthanasie. In tegenstelling tot de VVD is D66 voorts het meest geneigd de nationale grenzen te overstijgen als de internationale ontwikkeling daartoe noopt. Dat zien we vooral in Europees verband. D66 behoort tot een van de meest overtuigde steunpilaren van een Europese integratie die uiteindelijk uitmondt in een federaal Europa.

De VVD is op dit punt veel meer terughoudend geworden, meer gericht op behoud van de Nederlandse soevereiniteit. Veelal is nu vergeten dat de VVD jarenlang een sterk Europees gezinde stroming kende met zelfs een voorkeur voor een federaal Europa. De belangrijkste exponent daarvan was de vroegere VVD prominent mr. H.R. Nord, naar wie in de VVD een stichting is genoemd, die zich toelegt op voorlichting over Europa, in het bijzonder in de VVD.

De kentering in Eurosceptische richting is begonnen onder Bolkestein als VVD leider[5] en heeft zich sindsdien voortgezet. De VVD onder haar huidige leider Mark Rutte zet zich onmiddellijk schrap als de Nederlandse soevereiniteit in het geding is en moet geheel in de geest van de heersende pragmatische richting in de Europapolitiek ook niets hebben van enigerlei visie op het politieke ontwikkelingsperspectief van de EU. Dat laatste wordt sinds lang bepleit door een politiek-strategische richting in de Europa-politiek zoals elders in dit nummer toegelicht.[6]


[1] De trias politica is daarvan het meest bekende voorbeeld, maar dat principe omvat veel meer, namelijk de (onder)scheiding tussen staat en burgermaatschappij en de scheiding van kerk en staat (externe machtenscheiding); en wat de interne politieke machtenscheiding betreft, behalve functionele (trias politica) ook territoriale machtenscheiding (federale staatsvorming en territoriale decentralisatie).

[2] In Nederland gaat die stroming al terug tot de zogenaamde sociaal-liberalen rond de vorige eeuwwisseling. In het verkiezingsprogramma van de in 1948 opgerichte VVD wordt ook sociale gerechtigheid opgenomen als een van de grondslagen van de maatschappelijke orde. Zie recent R. Aerts, Liberale beginselen in de Nederlandse politiek, Liberaal Reveil, 1, 2012.

[3] Zie het themanummer van het D66 tijdschrift Idee, getiteld Liberalisme en identiteit, juni 2011.

[4] Zie R. Aerts, Liberale beginselen en de Nederlandse politiek. Terugblik en plaatsbepaling. Liberaal Reveil, 1, 2012.

[5] Zie S. Rozemond, Bolkestein en de euroscepsis. Instituut Clingendael, 1996.

[6] Zie S.W. Couwenberg, Pragmatische, doelonbewuste versus doelbewuste politieke strategische Europa-politiek..