Civis Mundi Digitaal #18
Hans Feddema
Turkse Gandhi
Aanleiding van dit artikel is de recente presentatie in de Rode Hoed (A’dam) door de Brit Paul Weller van het boek European Muslims, Civility and Public Life, 2012. Als je zo’n titel leest, denk je al gauw aan de veel gestelde vraag of islam en democratie wel samengaan. Idem of bijvoorbeeld Mohammed Merah in zijn wraak op onder meer het doden van Palestijnse kinderen door Israel, zich niet heeft vergist door als moslim eveneens te kiezen voor bruut geweld . Paul Weller beantwoordt beide vragen met een volmondig ja. Hij is hoogleraar Inter-Religieuze Relaties aan de universiteit van Derby, deed ook onderzoek naar de leringen van de islam, maar baseert zich nu vooral op de thans in de VS woonachtige bevlogen Turkse mysticus en fiolsoof Fethulah Gülen, tevens een groot bepleiter van geweldloosheid en democratie en met een grote sociale beweging achter zich, zowel binnen als buiten Turkije. Een man met gezag dus, de eerste islamitische leider/geleerde, die het ‘9/11 terrorisme’ publiekelijk veroordeelde als ‘tegen de geest van de islam’, zoals hij al ver voor 9/11 geweld en terreur steeds als een soort Turkse Franciscus of Gandhi sterk had afgewezen.
Gülen is niet de eerste de beste, ook al is dat door negativisme van derden (de oude kemalistische elite weet ook hier nog z’n weg te vinden) helaas nog wat weinig doorgedrongen in Nederland. Vrede door onderwijs, vrede door dialoog en vrede door harmonie zijn enkele pijlers, aldus Weller, waardoor Gülen’s beweging wordt gekenmerkt en waardoor hij mensen heeft kunnen inspireren om wereldwijd onder meer ruim 1000 scholen op te richten. Tevens in Oost-Turkije, scholen die daar nogal wat Koerdische kinderen aantrekken, reden dat de in de bergen opererende PKK nu minder guerrilla-rekruten krijgt. Prachtig denk je dan, en toch ervoer het politieke establishment in Turkije Gülen als een bedreiging. Dat is niet te begrijpen zonder de geschiedenis van Turkije na 1919. Door het meedoen aan W.O. I en het verliezen van die oorlog, kwam er een einde aan het voor minderheden zeer milde Osmaanse Rijk, terwijl een militaire kemalistische groep de macht greep. Dit bewind was sterk seculier en Turks nationalistisch, waardoor minderheden en ook de islam gedoogd werden, maar meer ook niet. Verkiezingen werden soms voor de vorm toegestaan, maar seculiere militairen maakten de dienst uit in het land, wat ze soms ook openlijk lieten merken via het plegen van periodieke staatsgrepen.
Soefi-inspiratie: leven in twee werelden
Ik herinner me hoe ik een 15 tal jaren terug deel uitmaakte van een parlementaire en journalistieke missie naar Oost-Turkije en we toen onze opwachting moesten maken bij de militaire gouverneur van dat gebied. Ook de moskee en de imams stonden toen sterk onder kemalistische staatscontrole. Fethulah Gülen, in 1941 in Oost-Anatolië geboren, vond dat al gauw maar niks, reden dat hij besloot niet meer via een moskee zijn volk dienstbaar te zijn, maar onafhankelijk het land door te trekken, lezingen gevend en daarin sociale vraagstukken als armoede, onderwijs en gezondheid aan de orde stellend. Hij was geen religieuze maar een maatschappelijke prediker, ook al ontkende hij nimmer zijn gematigd islamitische soefi-inspiratie. Reden dat hij al gauw ook aanhang kreeg onder Alevieten en Koerden en niet te vergeten contacten met de joodse en christelijke minderheden, voor wie hij de man van de dialoog werd, binnen en buiten zijn land, getuige ook een bezoek aan paus Johannes Paulus II,- opmerkelijk voor een islamgeleerde -, patriarch Bartholomeos I en diverse vermaarde joodse rabbi’s. Zijn soefi-inspiratie blijkt uit het feit dat hij net als Roemi de eenheid van de mens en zijn innige band met God ziet en dat het daarom goed is te beseffen, dat we in twee werelden leven, een uiterlijke (materiële) en een innerlijke (immateriële), die beide op elkaar kunnen inwerken, waarbij hij de verzachting van het uiterlijke door het innerlijke bepleit. Vandaar zijn nadruk op modern seculier onderwijs, gecombineerd met ethiek en ook op waarden als tolerantie, vrede, harmonie, democratie en dialoog.
Inspirerende organisator van onderop en ervaren als bedreiging van de politieke status quo
Gülen schreef meer dan 70 boeken en hield honderden lezingen voor duizenden niet in de laatste plaats rurale mensen, maar het bleef niet bij woorden. Hij was tevens een inspirerende organisator, waardoor zijn spiritueel-maatschappelijke retoriek indirect gestalte kreeg in tal van organisaties gericht op emancipatie - in casu vooral van het platteland van Turkije, omdat op de bewoners daarvan lange tijd is neergekeken door de (seculiere) stedelijke elite van Istanbul en Ankara -, voorts op democratisering, mensenrechten, geweldloze verandering, vreedzame coexistentie en opbouw van een maatschappelijk middenveld, een civil society, die thans node wordt gemist in Arabische landen, waar de ‘lente’ aan het doorbreken is. Een Turks middenveld met ondernemerszin, maar ook met vrijwilligerswerk en niet te vergeten een charitatieve ‘Dienst aan de wereld’ (Hizmet), waarbij elders in de wereld slachtoffers worden geholpen bij aardbevingen en andere natuurrampen. De beweging heeft of draagt nu behalve diverse scholen, ook vele dag- en weekbladen, tv-stations, (goedkopere) ziekenhuizen en dialoog-organisaties, waarbij mensen gezamenlijk eten of kleine uitstapjes maken. Er is tevens net als Pugwash een platform voor discussies tussen academici en opinieleiders in het leven geroepen onder de naam Abant, dat wordt gecoordineerd vanuit de eveneens door de beweging opgerichte Stichting voor Journalisten en Schrijvers in Turkije. Ik was in januari dit jaar kort op bezoek bij het hoofdkantoor van deze stichting, evenals bij tv-stations, scholen en ook bij Zaman, het invloedrijke ‘Gülen geinspireerde’ dagblad in Turkije en was onder de indruk. Maar ik begrijp ook dat de politieke statusquo van toen op een gegeven moment angstig werd over zoveel bewustwordings- en spiritueel emancipatie werk van onderop in heel het land, ook in organisatorische zin, hoe apolitiek ook op zich.
Als in een land, - zeker indien de democratie en goede rechtspraak er nog in een pril stadium is -, een politieke elite een beweging als een bedreiging ziet voor zichzelf of voor de ‘seculiere’ staat, is het eerste waar zij aan denkt het arresteren van de leider/ inspirator. Arrestatie was dan ook paar keer het lot van Gülen met als aanklacht ‘clandestiene religieuze activiteit’ (i.c. organiseren van zomerkampen) en ‘omverwerping van de staatsorde’. Afgezien van korte perioden gevangenis, o.a. na de militaire coup in 1971, ontsprong hij echter de dans door om medische redenen zijn land in 1999, het jaar van een andere coup, te verlaten voor de VS, ook al werd later de rechtszaak tegen hem in zijn voordeel beslecht. In de VS zet hij zijn werk gewoon voort, terwijl de sterk gedecentraliseerde beweging zowel in als buiten Turkije blijft groeien. Ook in Europa is dat van belang, omdat vele Turkse moslims in de diaspora vaak in een soort identiteitscrisis verkeren en bovendien heel wat vooroordelen en soms zelfs vijandigheid te verwerken krijgen vanuit de ontvangende samenleving.
Islam als primair element van persoonlijke identiteit ondanks secularisatie
Opmerkelijk is dat jonge moslims enerzijds nogal seculariseren, maar anderzijds de islam blijven zien als iets wat bij hen hoort. In Frankrijk doen blijkens een onderzoek van de 2e en 3e generatie moslims bijvoorbeeld slechts 3% hun dagelijkse gebeden, terwijl zij niettemin de islam zien als het primaire element van hun identiteit. Het impliceert tevens, dat de negatieve beelden, die autochtonen en allochtonen door onder meer de kruistochten en het kolonialisme van elkaar hebben, nog lang (kunnen) blijven doorwerken. Het is niet voor niets dat de film Fitna zich vooral richtte op de islam ‘als (ideologisch) gevaar’. En dat extreme moslims als bijvoorbeeld islamistische salafisten uit Saoedie-Arabie het Westen en westerse waarden als iets verderfelijks zien. In deze dichotomie lijkt de Gülen beweging het antwoord te zijn, althans een rolmodel kunnen worden voor adequate integratie van moslims in de Europese of westerse samenleving. Gülen vindt dat islam van andere religies en ook van de wetenschap kan leren. Hij staat dan ook in principe niet afwijzend tegenover de westerse moderniteit en zeker niet jegens de westerse democratie. Hij roept de moslims op de westerse beschaving positief tegemoet te treden vanuit een gematigde islam-identiteit, d.w.z. die van religiositeit zonder fundamentalisme.
Terwijl anderen zich toeleggen op het bouwen of sponsoren van moskeeën en Koranscholen, legt hij nadruk op het belang van seculier onderwijs , ook voor migranten in de nieuwe samenleving, en op het belang om met een eigen frisse spiritualiteit en met goede organisatie vormen de problemen van integratie het hoofd te bieden. En tevens de vooroordelen over de islam als een ‘geweldsideologie’, - vooroordelen soms ook mede ten gevolge van het misbruiken van die religie -, te weerstaan. Gülen herhaalt bij voortduring dat de islam niet in het minst bang is of moet zijn voor interactie met diverse culturen, mits de essentie van de islam niet wordt belaagd. Die essentie komt volgens hem ‘tot uiting in waarden als broederschap, liefde, geweldloosheid, tolerantie, mensenrechten en elkaar vergeven’, waarden die volgens hem ook bij de stichters van andere religies centraal staan.
Niet-dogmatische emancipatiebeweging
Hij is niet uit op politieke macht en hij bepleit ook zeker geen religieuze politieke partij, zo begrijp ik hem, maar weet dat elk zich als individu door spiritualiteit kan laten inspireren bij het maken van politieke en andere keuzes. Dat in Turkije de AK-Partij mede door Gülen’s hervormingswerk van onderop nu aan de macht is en bijvoorbeeld het dragen van hoofddoeken door vrouwen op de universiteit niet meer veroordeelt, begrijpt hij. Maar hij zal zich nooit vereenzelvigen met de AK-Partij, dus ook niet met de fouten die een partij aan de macht nu eenmaal maakt. Paul Weller wijst er op, dat critici Gülen soms niettemin in die hoek proberen te duwen en hem zelfs graag betichten van islamisme. Ook in Europa drong die verdachtmaking door, die ik onzinnig vind. Het gaat hier juist om een niet-dogmatische emancipatiebeweging, die weliswaar door de vaak repressieve Turkse context mogelijk wat minder open lijkt dan wij hier in Europa gewend zijn. Of de normale kritiek, die bevlogen bewegingen - elke door idealen bezielde beweging kan daar over mee praten - nu eenmaal oproepen, inzake de Gülenbeweging veel hout snijdt, is de vraag. Ik denk eerlijk gezegd van niet, ook omdat er veel verdachtmaking komt uit de hoek van de vroegere Turkse elite, die nog steeds goede journalistieke en politieke contacten heeft in Europa, ook in Brussel. Er kan ook argwaan aan ten grondslag liggen, mede omdat dit soefi-idealisme voortkomt uit een hoek (de islam) waarin de Nederlander het niet meteen verwacht. Minister Piet Hein Donner en minister Eberhard van der Laan voelden zich daardoor genoopt een onderzoek in te stellen naar de Gülen-beweging. Ze kwamen tot de conclusie, dat deze ‘staat voor een vrij grote zeer succesvolle groep Turkse Nederlanders’en dat hun werk ‘geen enkele bedreiging vormt voor de staat’, maar veeleer ‘het proces van integratie sterk bevordert’. Dit naast hun openheid voor andersdenkenden ook omdat de Gülen-geinspireerden volgens Donner door hun aandacht voor goede opleiding bijna nooit werkeloos zijn. Dat was in 2009. Het is denk ik goed, dat deze belangrijke spiritueel-maatschappelijke soefibeweging - in de woorden van de Belgisch krant De Morgen (17-4-12) ‘De islam die Breivik niet kende’ - in deze tijd van crisis en polarisatie de aandacht verkrijgt die het verdient. Ze lijkt belangrijk voor zowel een goede integratie van migranten in ons land als ook voor de dialoog met de ontvangende samenleving, die van deze sympathieke beweging wel eens meer zou kunnen opsteken dan menigeen verwacht. (Dr Hans Feddema is antropoloog, oud-docent aan de VU, publicist, vredesactivist, medeoprichter van GroenLinks en initiatiefnemer van De Linker Wang)