De ecologische achtergrond van de crisis.

Civis Mundi Digitaal #19

door Hans Lyklema

De ecologische achtergrond van de crisis.

Hans Lyklema, Wageningen Universiteit.

1 ). Inleiding.

Op de vraag naar de oorzaak van de huidige crisis kun je een scala van antwoorden verwachten, afhankelijk van aan wie je het vraagt en op welk terrein de gevraagde actief is. Vaak wordt gehoord dat  de crisis een economische of financiële oorzaak heeft. Minder vaak wordt de crisis gezien als een gevolg van een tekortgeschoten solidariteit of falende internationale samenwerking. Zelden wordt gesteld dat er helemaal geen sprake is van een crisis.

Hieronder zal worden aangetoond dat de huidige crisis primair een gevolg is van het niet erkennen van de fysieke beperktheid van wat de Aarde te bieden heeft en dat dus   de economische, financiële en antropogene problemen daarvan afgeleid zijn. Pogingen om de crisis op te lossen met sociale maatregelen of via economische en/of financiële middelen die geen rekening houden met de ecologische grenzen van de Aarde zijn daarom gedoemd op lange termijn te mislukken. Dat zulk een fysieke grens bestaat wordt niet algemeen erkend, laat staan het inzicht dat die grens reeds zou zijn overschreden. In elk geval wordt economische groei breed  gezien als een panacee voor de oplossing van maatschappelijke problemen en hun crises. Dat de natuurlijke grenzen die de Aarde ons stelt daarvoor bereikt, cq. overschreden zijn, wordt zichtbaar doordat het steeds moeilijker wordt die groei te bereiken. Men ervaart dat in de dagelijkse praktijk  via de trend naar  toenemende begrotingstekorten, drukker verkeer, toenemend transport, ingewikkelder financiële regels voor de samenleving, meer controles, meer korte termijn oplossingen, en -visies, meer sociale ongelijkheid en minder "Lebensraum" voor de burger. Het recente gebeuren met de Fyra illustreert weer eens dat het progressief moeilijker wordt significante verbeteringen op infrastructureel niveau te realiseren. Deze talrijke dagelijks waarneembare afgeleide symptomen van het ecologische probleem worden door de politiek vaak als het probleem gezien, en dus gaat de politiek daar wat aan doen. Symptoombestrijding heet dat. Echter, op zijn hoogst kunnen deze manipulaties een deel van de problemen tijdelijk vooruit schuiven ten koste van een vergroting van de problemen op langere termijn. Feitelijk leiden ze tot een vergroting van de huidige crisis doordat telkens een extra hypotheek wordt genomen op de eindige ecologische gebruiksruimte.

2). De drie P’s

Het is gebruikelijk om in de duurzaamheidsproblematiek te verwijzen naar  de drie P’s. Eén van deze P’s staat voor planet, een voor people en een voor profit en deze drie P’s worden gezien als de drie  pijlers waarvoor lange termijn oplossingen nodig zijn. Aannemende dat deze drie P’s een compleet beeld geven dient de vraag zich aan of er tussen deze drie sprake is van een zekere hiërarchie. Het is al interessant om te vragen wat iemand verstaat onder deze drie P’s omdat de volgorde die hij of zij geeft weerspiegelt wat hij of zij onder de drie P’s verstaat en welke prioriteiten die drie P’s voor hem hebben. Iemand die beweert aan alle drie P’s tegelijk te  denken en daarmee doelt op het creëren van een win-win situatie kan verweten worden  niet over de ongelijkwaardigheid van de drie P’s nagedacht te hebben. Iemand die denkt dat de crisis een maatschappelijke oorzaak heeft zal eerst de P van people noemen, voor iemand die in financiële termen denkt is de P van profit de eerste, terwijl een ecologische denker  automatisch de P van planet als eerste noemt. De these van dit artikel is dat voor duurzaamheid op lange termijn de focus op de laatste prioriteit de enige juiste is. Geen profit zonder people en geen people zonder planet. Kort gezegd, P1>P2>P3, met P1 = planet, P2 = people en P3 = profit. Hierbij betekent het tekentje >  : "belangrijker dan".

Waarom kunnen we er zo zeker van zijn dat planet de hoogste prioriteit moet hebben? Omdat P1 wordt gecontroleerd door algemeen geldige natuurwetten terwijl P2 en P3 antropogene achtergronden hebben. Overschrijding van natuurlijke  grenzen heeft op den duur  veel ernstiger consequenties dan overtreding van door mensen verzonnen wetten. Bij voorbeeld is verloren gegane biodiversiteit definitief terwijl tussen mensen gemaakte afspraken in principe altijd herroepbaar zijn, desnoods met harde middelen (oorlog).

Niet voor iedereen zijn begrippen als Planet, People en Profit scherp gedefinieerd, laat staan dat men het eens is over de inhoud. Legio mensen zien een hoge P3 als essentieel voor het welzijn, P2 dus. Alvorens dit verder uit te werken kan het geen kwaad  enkele begrippen voor het doel van dit artikel nader te definiëren. Onder P3 zullen we de pure geldhandel verstaan, het maken van geld, het schuiven ermee, daar (monetaire) winst mee maken. Kortom, het metabolisme van de banken en het financiële deel van de handel. Onder People (P2) zullen we alles verstaan wat met de geestelijke en materiële welstand en welzijn van mensen te maken heeft, terwijl  P1 staat voor alles wat de Aarde in de brede zin van het woord te bieden heeft, dus zowel de biologische als de niet-biologische, planten, dieren, mineralen, oppervlakte en vrije natuur. Al deze basisartikelen tezamen zijn in principe voor mensen beschikbaar, met als randvoorwaarde dat voor duurzaamheid zij niet uitgeput mogen worden. Dat deel dat gebruikt kan worden zonder de duurzaamheid definitief aan te tasten noemen we de ecologische gebruiksruimte. Voorts zullen we het begrip economisch metabolisme gebruiken voor dat deel van de ecologische gebruiksruimte dat onze economie in zijn totaal verbruikt: voor eten, kleding, wonen, transport, sport, cultuur, vermaak, vakantiereizen, inclusief het dumpen en hergebruik van stoffen, enz.  Het is dus een uitbreiding tot grote aantallen mensen van het metabolismebegrip in de fysiologie.

3). Zwaartekracht als  voorbeeld.

Een simpel voorbeeld van een natuurlijke energiebron is waterkracht, die berust op de zwaartekracht. Appels vallen altijd naar beneden en niet omhoog. Een rivier stroomt ook altijd van boven naar beneden. Dat een luchtballon stijgt is er niet mee in tegenspraak; de Aarde trekt harder aan de  zwaardere lucht eromheen, aldus Archimedes.  Met een beetje fantasie kun je de populaire kreet dat iemand omhooggestegen is door gebrek aan gewicht ook nog aan Archimedes toeschrijven, maar dan zijn we al ver buiten het P1 argument.

De wetten van de zwaartekracht hebben geen antropogene oorsprong; er is geen behandeling in een parlement aan vooraf gegaan. Van de universele geldigheid van deze wetten is iedereen overtuigd; geen parlementariër is ooit op het idee gekomen een wet te maken waarin gesteld wordt dat bij de reparatie van  liften de zwaartekracht uitgeschakeld moet worden.

Zwaartekracht kan voor ons ten nutte worden gemaakt. Bijvoorbeeld voor irrigatie of  het opwekken van waterkrachtenergie. Een alternatief is een leiding aanleggen vanuit een hooggelegen meer naar een lagere plaats waar je dan een mooie fontein kunt krijgen; feitelijk gebruik je dan de wet der communicerende vaten. Onze  prins Willem III heeft dat indertijd geprobeerd om in de paleistuin van Het Loo fonteinen te krijgen die gevoed werden uit de hoger gelegen Ruetbron, op de Veluwe.

Het naar beneden stromen van rivieren is een duurzaam proces dat wordt gevoed door de zon. Immers, het beneden aangekomen water verdampt weer, slaat elders als regen of sneeuw neer en het stromen gaat door, jaar in jaar uit, met misschien enige seizoens-schommelingen. Het is geen perpetuum mobile want dat is een eeuwig voortdurende beweging zonder energiebron en deze duurzaamheid is dus niet in strijd met een der belangrijkste natuurkundige wetten. In de vrije natuur heeft dit verschijnsel plantengroei mogelijk gemaakt op terreinen waar dat anders niet mogelijk zou zijn. Zwaartekracht zal op zichzelf niet tot een crisis leiden,  maar ook geen crisis helpen oplossen.

Dat  wordt anders als mensen zich ermee gaan bemoeien, met name als op te grote schaal de zwaartekrachtsenergie wordt afgetapt, bijvoorbeeld door een stuwdam in zo’n rivier aan te leggen. Het is de vraag in hoeverre de daarbij opgewekte energie duurzaam is. In de eerste plaats moet die stuwdam gebouwd worden, daar zijn materialen, ruimte en energie voor nodig. Onder andere is voor de aanleg staal nodig, dat moet uit ertsen komen, die gedolven, verwerkt en vervoerd moet worden. IJzererts is veelvoorkomend, maar de beschikbare hoeveelheden chroom en andere alliagecomponenten  zijn niet onbeperkt beschikbaar en als je ze wilt hergebruiken moet je daarvoor ook ecologische kosten  maken. De bouw van een stuwdam brengt dus ecologische kosten met zich mee; dat deel van het energieopwekkingsproces is niet duurzaam. Wel is het zo dat als die dam er eenmaal ligt, het gebruik ervan vrijwel duurzaam is; alleen het onderhoud van het systeem brengt nog ecologische kosten met zich mee. Gemakshalve wordt zulke energie meestal duurzaam genoemd. Er zal  geen crisis van komen tenzij er iets heel ergs gebeurt, zoals een klimaatverandering waardoor de rivier niet meer stroomt. Daar zullen we het hier niet over hebben, tenzij de klimaatverandering een antropogene oorzaak heeft..

Problemen op P2 en P3 niveau moeten opgelost worden omdat beslist moet worden wie hoeveel van de gewonnen energie mag gebruiken. Is die energie van het land dat die rivier "bezit"? Of van de organisatie die de stuwdam gebouwd heeft? Of van de bewoners in de buurt van het stuwmeer?  Kunnen anderen die energie ook kopen? Hoe compenseer je benedenstrooms liggende  buurten die ineens veel minder water krijgen? En laat je het toe als veel mensen van elders toestromen om mede te profiteren van de grote energievoorraden? Hoe verdeel je die energie? Mag je enkelen in bijzondere mate laten profiteren van de voorraad? Het is een eldorado voor economen, sociologen, financiers, politici, juristen en managers. Die kennen plenty middelen om daar wat aan te doen. Bijna alle oplossingen doen dit door de geleverde energie in geld uit te drukken en gebruikers te laten betalen in euro’s of dollars. In principe hoeft dat niet tot een crisis te leiden, zolang de vraag het aanbod maar niet overstijgt. P2 en P3 problemen zijn in principe oplosbaar. Door overleg en desnoods met ruzie. Maar zo’n conflict leidt er niet toe  dat er meer energie beschikbaar komt, misschien wel tot een andere verdeling, maar  of die socialer rechtvaardiger is blijft de  vraag.

Een diepgaandere crisis dreigt wel te ontstaan  als de vraag naar energie het aanbod gaat overstijgen. Die situatie doet zich voor als het product van het aantal personen dat profiteert en het verbruik per persoon de per tijdseenheid  leverbare energie te boven gaat. Om sociale redenen is het heel menselijk deze grens op te zoeken en te overschrijden; immers  iedereen heeft toch recht op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen? Zelfs de V.N. staat  dat voor. Een van de symptomen van overgebruik is dat het waterpeil in het stuwmeer gaat dalen. Dit is dan een crisis op P1 niveau, maar economen en financiers zullen denken dat het een P2 en/of P3 probleem is: de energie wordt duurder omdat hij schaarser wordt. Helaas, je kunt  met het inpompen van veel geld het waterpeil niet omhoog krijgen.

De boodschap van dit losse voorbeeld is dat geen crisis ontstaat zolang we maar op gepaste wijze gebruik maken van de beschikbare ecologische middelen, dat wil zeggen  met niet teveel mensen, en met niet te royale porties per persoon.  Kleine overtredingen van deze regel, genomen op basis van menselijke overwegingen, kunnen  het ontstane P1 probleem met economische en financiële middelen vooruit schuiven maar dat betekent wel dat een ecologische hypotheek op de schouders van ons nageslacht wordt gelegd .

4). Generalisatie

Het voorbeeld van de energiehuishouding van waterkracht centrales staat model voor de kosten van ons gehele economische metabolisme, gedefinieerd in sec.2. Onder kosten verstaan we in principe de ecologische grondstoffen die voor het in stand houden van dat metabolisme nodig zijn: areaal (oppervlak), landbouwproducten, biodiversiteit, zonne-energie (waaronder waterkracht en windmolens), fossiele en andere vormen van energie, mineralen, zoals fosfaat voor de landbouw, ijzererts, bijzondere metaalertsen voor auto’s,  zonnepanelen, schoon water en, niet te vergeten, de kosten voor recycling. De beschikbaarheid van deze voorraden bepaalt hoe intens het economisch metabolisme mag zijn zonder dat een crisis ontstaat, d.w.z. zonder dat een ecologische hypotheek voor ons nageslacht opgebouwd wordt. Binnen deze grens wordt een crisis op P1  niveau, vaak met gevolgen op  P2 en P3 niveau voorkomen.

Ook los van P1 is  het natuurlijk best mogelijk om een P2 of P3 crisis te veroorzaken, bijvoorbeeld door de kosten in euro’s te tellen en absurde energie opbrengsten (lees: winstverwachtingen) te voorspellen en op die basis te grote financiële hypotheken te accepteren (geïnterpreteerd  als financieel mismanagement maar in feite een overschatting van de ecologische gebruiksruimte) .

5). Geld en ecologische waarden.

Ecologische analyses van de huidige economie kom je niet vaak tegen:  we hebben niet de gewoonte de kosten van ons economisch metabolisme in ecologische termen uit te drukken. Wel  zijn we gewend om kosten en baten in euro’s of dollars te berekenen. Als iets schaarser wordt moet je er meer geld voor neertellen. Die methode is natuurlijk wel handig; het is de grondslag van het handelsverkeer en zo heeft het al eeuwen lang gewerkt. Maar het risico van die gewoontevorming is wel dat je dermate gefocusd kunt raken van geld dat je niet meer ziet dat monetair geld slechts een hulp (ruil-)middel is, geen doel. De waarde van geld  is geen absoluut gegeven; hij is aan inflatie onderhevig. Bovendien   bestaat veel geld niet eens in tastbare vorm: de enorme hoeveelheden euro’s die banken zogenaamd in kas hebben zijn grotendeels virtueel en bestaan vooral op vertrouwen in solvabiliteit. Echte  waardevastheid  tref  je aan in de bovengenoemde ecologische voorraden. Die hebben  intrinsieke waarden die ongevoelig zijn voor wat mensen ermee doen.  Nu en over duizenden jaren blijft het vermogen van een liter zuiver water om zouten op te nemen en te transporteren, en daarmee bij te dragen tot de mogelijkheid van plantengroei, onveranderd.  Zoiets geldt ook voor de relatief hoge warmtecapaciteit die bijdraagt tot de buffering van het klimaat. Dat is telkens onafhankelijk van de schaarste aan die materialen, dus onafhankelijk van de marktwaarde in euro’s.  De intrinsieke waarden daarvan zijn duurzaam.

Ondanks het gegeven  dat we op korte termijn zonder geld niet uit de voeten kunnen, blijft het gewenst om bij het maken van toekomstplannen  op een hoger niveau van abstractie te denken door nu eens  NIET over geld te praten. Dat werkt zeer verhelderend en leidt tot diverse belangrijke inzichten, en vraagstellingen, zoals:

1).  In een ecologisch begrensde omgeving is blijvende materiële economische groei onmogelijk. Er is dus iets fundamenteel  foutief in dat streven, ook al zijn we er op staatsniveau aan gewend. In feite komt dit soort economische groei neer op een uitbreiding en/of intensivering van het economisch metabolisme en het verhogen van de ecologische hypotheek. Als  het al zo is dat dat het mensdom van NU gelukkiger maakt, dan gaat het toch ten kost van de komende generaties, die niet in het parlement vertegenwoordigd zijn.

2). Het is onzinnig om het welzijn van een land of een organisatie uit te drukken in zoiets als een bruto nationaal product, zo lang dat product uitgedrukt wordt in euro’s per persoon per jaar.

3). Is het wel terecht om rente te vragen als een bank geld uitleent? Dat geld is immers virtueel terwijl, als je er iets nuttigs mee doet het "witgewassen" zou kunnen worden tot iets reëels.

4). Het is discutabel  om te spreken van winst als je iets verkocht hebt en daar geld voor gebeurd hebt. Het hangt er maar vanaf  wat de waarde was van de verkochte goederen. Zie de advertenties: "Verzilver nu uw goud" (vervang iets waardevols in iets dat minder waardevol is).

5). Pogingen om  de waarde van de natuur uit te drukken in geld betekent  een paard achter de wagen spannen. Je kunt de intrinsieke waarde van ecologische grondstoffen nooit uitdrukken in een zwakkere eenheid. Dit laat onverlet dat je best de waarde van de ene munt in de andere kunt uitdrukken. Maar als je de omgekeerde weg bewandelt en de waarde van monetair geld ecologisch uitdrukt  zal je zien dat alle munteenheden mettertijd devalueren.

6). Milieukosten compenseren? Populair voorbeeld: CO2 compensatie  betalen bij vliegreizen? Het is een volksgeloof dat zoiets kan. Feitelijk is het een soort aflaat; het geeft je het gevoel dat  je het milieu helpt beschermen.

7). Regeren is vooruitzien  en in moeilijke tijden  mag je het een regering niet altijd aanrekenen als ze een beslissing terug moeten draaien. Je mag het echter nooit vergoelijken als ze zo een correctie op het milieu verhalen, bijv. door onjuiste investeringen te compenseren met iets dat op een verhoging van de  voetafdruk neerkomt.

Conclusie: Het werkt inzichtverhogend om bij de oplossing van beleidsvraagstukken niet in de eerste plaats aan geld te denken. Het denken en handelen  in termen van geld is een van de oorzaken van de crisis omdat  verhuld wordt dat onbetaalde  rekeningen  indirect op het conto van het milieu worden geschreven en als zodanig doorgeschoven  naar volgende generaties, die dus met minder inkomsten moeten leren te leven, terwijl ze met meer zullen zijn. Een markant voorbeeld: ten aanzien van fossiele energie zijn we van oliewinning uit spuiters, via winning onder druk en tertiaire winning nu toe aan schaliegas. Het wordt in toenemende mate moeilijker om fossiele energie te winnen. Anders gezegd, de investeringen die gedaan moeten worden om een zekere hoeveelheid energie te "winnen" vormen een toenemend percentage van die winst.

6). Kwantificering.

De in sec.5 genoemde illustraties kunnen de indruk wekken van academische beperkingen die  te ver van de dagelijkse problematiek staan  om actuele vraagstukken te helpen oplossen. Dat is waar, maar mag er niet  toe leiden ze te ignoreren.

In de eerste plaats is dat een kwestie van tijd omdat het principieel om lange-termijn beleid gaat. Onze  maatschappij met zijn huidige financiële en economische crises zit al sinds meerdere generaties en in toenemende mate op het  verkeerde spoor. De klimaatproblematiek is het gevolg van tientallen jaren te hoge CO2 uitstoot en de problemen ervan zijn cumulatief.. Verwacht dan niet dat een ander inzicht in de milieuwaarden dit probleem op korte termijn oplost.

In de tweede plaats  is het moeilijk, maar niet onmogelijk om milieuwaarden te kwantificeren om tot  een eerlijke mondiale verdeling van de ecologische gebruiksruimte te komen. Zulke berekeningen zijn al gedaan. Op deze plek wil ik de diverse methoden  niet met elkaar vergelijken maar bij wijze van voorbeeld de Mondiale Voetafdruk noemen. Het is een getal in mondiaal gemiddelde hectares, dat kan worden gebruikt om het menselijk beslag op de  ecologische gebruiksruimte van de Aarde in zijn totaliteit te schatten en om die van landen en streken daarmee en onderling te vergelijken. Andere berekeningsmethoden, zoals bijvoorbeeld die via levenscyclus-analyses,  geven ongeveer vergelijkbare uitkomsten. Het zijn dus getallen die we niet kunnen ignoreren, ook al zijn ze niet exact, als het al mogelijk zou zijn om zoiets exact uit te rekenen.

Wat de wereld in zijn totaliteit betreft, komt er uit dat er voor ieder jaar een "kanteldag" kan worden geschat, dat is de datum waarop voor dat jaar de ecologische  gebruiksruimte is opgesoupeerd. Het is een maat voor de "overshoot". De trend is dat die dag elk jaar wat vroeger valt. Tegenwoordig ligt hij rond begin september, wat impliceert dat we wereldwijd gemiddeld ongeveer een derde teveel consumeren. Ook komt eruit dat het  beslag dat  op onze mondiale ecovoorraden wordt gelegd per land nogal verschilt. Per persoon is dat heel hoog in de golfstaten, en in de V.S., gewoon te hoog in de West-Europese landen en beneden het gemiddelde  in veel Afrikaanse staten. Voor Nederland is het ruwweg een factor 3.5  te hoog. Er is een duidelijk verband met de materiële welstand. Wereldwijd impliceert dit dat een hoge materiële welstand correspondeert met een te groot beslag op onze ecologische gebruiksruimte. Hoe je ook rekent, daar kunnen we niet onderuit. En de aanwijsbare negatieve gevolgen voor het milieu zoals klimaatverandering, erosie, afname van de biodiversiteit kun je ook niet ontkennen.

Voor burgers en politici is dit verhaal niet prettig. Wat we willen zijn succesverhalen, alleen daarmee trek je stemmen voor een parlement. Het terugbrengen van het economisch metabolisme tot minder dan een derde  van die van nu spreekt niet aan en bovendien gaan de vruchten van zo’n beleid pas  tellen over enkele generaties. In dit opzicht werkt ons democratisch systeem niet.

Dat neemt niet weg dat we een geschat overgebruik met een factor 3.5 dichterbij huis kunnen brengen door te bedenken dat er twee manieren zijn om dat weg te werken. De eerste is bij gelijkblijvende bevolking de materiële levensstandaard per persoon met een factor 3.5  terug te brengen, de tweede is die factor te bereiken voor het inwoneraantal bij gelijkblijvende consumptie per persoon. In feite gaat het om het product van die twee. We kunnen dus ook proberen elk met een factor √3.5 = 1,87 naar beneden te brengen. De schatting is concreet genoeg om over na te denken wanneer  lange termijn beleidsbeslissingen genomen moeten worden.  Gaan we op de tour van materieel minder veeleisend  leven of op die van minder mensen in ons land? Of naar een compromis? Dit is typisch een P2 probleem. De universele verklaring van de mensenrechten door de VN vraagt een zekere materiële welstand  en het recht op kinderen wordt algemeen als een grondrecht erkend. Maar wat te doen als die twee strijdig met elkaar blijken om P1 redenen?

Voor Nederland zou het een boeiende en zinvolle discussie kunnen, nee moeten worden, vooral wegens de randvoorwaarde dat elk jaar dat de economie verder groeit de speelruimte  kleiner wordt.

Notitie op eigen verantwoording van de auteur, geschreven na consultatie met de leden van de Werkgroep Voetafdruk Nederland.