Civis Mundi Digitaal #19
Door Paul de Waart, em. hoogleraar volkenrecht
Wat is in een economische crisis de volkenrechtelijke waarde van de verplichting van partijen bij het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten (IVESCR) om omstandigheden te scheppen, ‘waarin een ieder zijn economische, sociale en culturele rechten evenals zijn burgerrechten en politieke rechten kan uitoefenen?‘ Stelt dit verdrag in de huidige economische crisis grenzen aan de bezuinigingen op sociale regelingen van de Europese unie en/of haar lidstaten, zoals Nederland?
[Voornaamste afkortingen: FP=Facultatief Protocol, ISRM=Internationaal Statuut voor de Rechten van de Mens; IVBPR=Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten; IVESCR=Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten; MPEPIL= Max Planck Encyclopedia of Public International Law; UVRM=Universele Verklaring van de Rechten van de Mens]
Schending of versobering
Volgens het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) belooft 2013 een goed jaar te worden voor economische, sociale en culturele rechten (esc-rechten) in Nederland en internationaal.[1] Het eerste omdat Nederland op 11 december a.s. 35 jaar partij is bij het IVESCR, het laatste omdat op 5 mei van dit jaar het Facultatieve Protocol (FP) bij het IVESCR in werking is getreden drie maanden nadat Uruguay als tiende staat tot ratificatie daarvan is overgegaan.[2] Dit protocol geeft burgers het recht om, individueel of in groepsverband, een klacht in te dienen tegen hun staat wegens schending van esc-rechten bij het Comité, dat door de Economische en Sociale Raad van de VN in 1985 is ingesteld voor toezicht op de uitvoering van het IVESCR (IVESCR Comité).
De NJCM relativeert de feestvreugde door er op te wijzen dat de IVESCR maar moeizaam de status van mensenrechtenverdrag bereikt, in het bijzonder voor wat betreft de erkenning van sociaal-economische rechten als individueel afdwingbare rechten. De vraag is of de klachtenprocedure daarin verandering zal brengen. Volgens het NJCM komt het IVESCR-Comité er in de beoordeling van VN-Comités het slechtst van af, mede omdat het IVESCR te veel de geest van de jaren zestig zou ademen, toen men nog geloofde in de maakbaarheid van de samenleving.[3]
Het Redactioneel van het Nederlands Tijdschrift voor de Mensrechten | NJCM Bulletin (NTM/NJCM-Bulletin) stelt in het eerste nummer van dit jaar dat esc-rechten in tijden van economische crisis meer dan ooit onder druk staan. Zij lijken ‘vloeibaar te zijn geworden en zelfs te verdampen.’ Het Redactioneel koppelt daaraan de vraag of het dan toch waar zou zijn dat die rechten uiteindelijk geen echte rechten zijn maar slechts papieren tijgers.[4]
De vraag is of het terugdringen van begrotingstekorten in Eurolanden als Griekenland, Portugal en Spanje esc-rechten schendt of alleen economische en sociale verworvenheden versobert? In dit verband is van belang of esc-rechten ‘a grand extravagant bouquet of every conceivable social blessing’ zijn of slechts aanspraak geven op ‘no more than minimum subsistence levels, necessary for survival - the minimum for existence’.[5] De laatste visie heeft de overhand, zowel wereldwijd - de bestrijding van extreme armoede door de Wereldbank[6] -als in de Europese Unie (EU): een fonds voor hulp aan de meest misdeelde personen in de EU.[7]
Recht op maatschappelijke zekerheid
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) viert op 10 december a.s. haar 65ste verjaardag. Zij was haar tijd ver vooruit door iedereen niet alleen het recht toe te kennen op bescherming van zijn of haar vrijheid tegenover de overheid via burgerrechten en politieke rechten (bp-rechten) maar ook op maatschappelijke zekerheid via esc-rechten. Het individu heeft namelijk volgens het UVRM als lid van de gemeenschap recht op maatschappelijke zekerheid en
heeft er aanspraak op, dat door middel van nationale inspanning en internationale samenwerking, en overeenkomstig de organisatie en de hulpbronnen van de betreffende Staat, de economische, sociale en culturele rechten, die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid, verwezenlijkt worden.[8]
De UVRM beklemtoont dat het individu zich tegenover andere individuen in een geest van broederschap behoort te gedragen (artikel 1). Die broederschap is het resultaat is van de inspanning van de (inter)nationale gemeenschap voor het zekerstellen van esc-rechten. Daaraan hing wel het prijskaartje, dat de UVRM staten niet bond.[9] Dat veranderde in 1966 met de aanvaarding van twee internationale verdragen: het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en het IVESCR, beide in werking sinds begin 1976. Samen met de UVRM vormen zij het Internationaal Statuut voor de Rechten van de Mens (ISRM). Van de 192 VN lidstaten zijn er thans 167 partij bij het IVBPR en 160 bij het ICESCR.[10] Voor de overige lidstaten en staten, die geen lid van de VN zijn, is het overigens de vraag of het UVRM nog wel vrijblijvend is. Dat is namelijk niet meer het geval voor zover haar inhoud deel is gaan uitmaken van het internationaal gewoonterecht.[11]
Staten lijken zich vooral in tijden van economische crisis maar al te goed te herinneren dat op de individuele mens, uit hoofde van zijn verplichtingen tegenover anderen en de gemeenschap, de verantwoordelijkheid rust voor het bevorderen en naleven van de esc-rechten.[12] Illustratief is dat het IVESCR anders dan het IVBPR, hoewel dat een zelfde considerans bevat[13], geen bepaling heeft over de opschorting van esc-rechten in crisistijd. Partijen bij het IVESCR hadden kennelijk geen behoefte aan het inperken van de regel van internationaal gewoonterecht dat nood wet kan breken. Partijen bij het IVBPR vonden dat wel noodzakelijk.
Mensenrechten in geval van nood
Het IVBPR beperkt de afwijking van bp-rechten tot een algemene noodtoestand die officieel is afgekondigd. Bovendien mogen ook dan bepaalde bp-rechten niet worden aangetast.[14] Het gaat hier om verdragsrecht. Aanvaarding daarvan was nodig om de macht van een staat aan banden te leggen de bp-rechten van individuen binnen zijn rechtsmacht aan te tasten:
The specific regulation of states of emergency in a treaty excludes the right of a State party to invoke the general doctrine of necessity as a justification for non-compliance with its treaty obligations.[15]
De algemene doctrine berust op de regel van internationaal gewoonterecht dat een feitelijke situatie, die een ernstige bedreiging vormt, kan rechtvaardigen dat een staat zich aan internationale verplichtingen onttrekt, wanneer er geen andere uitweg is om zijn wezenlijke belangen veilig te stellen.[16] Dat het beroep op een geval van nood - ‘state of necessity’ - zowel in diplomatieke praktijk als in jurisprudentie zeer omstreden is betreft niet de rechtskracht als internationaal gewoonterecht maar het bewijs van de feitelijke toestand als rechtvaardigheidsgrond.[17] Anders dan het IVBPR bevat het IVESCR geen bepaling over noodtoestand - ‘state of emergency’ - zodat partijen bij het IVESCR in een crisis een beroep op de regel van internationaal gewoonterecht dat nood wet kan breken - ‘state of necessity’ - kunnen blijven doen.[18]
De specifieke regeling voor een beroep op noodtoestand in het IVBPR beperkt zich tot bp-rechten.[19] Hoewel een beroep deze regeling zou kunnen worden gerechtvaardigd in een economische crisis, voorziet het IVBPR daarin alleen in een ernstige politieke crisis, gewapend conflict, revolutie of overmacht, bijv. natuurramp.
De International Law Association (ILA) aanvaardde tijdens haar tweejaarlijkse conferentie, die in 1984 in Parijs plaats had, minimum standaards voor de bescherming van bp-rechten ten tijde van een noodtoestand. Niet dat een economische crisis geen noodtoestand zou kunnen opleveren, maar niet voor een afwijking van fundamentele bp-rechten. Wel wordt in een economische crisis de ondeelbaarheid van bp-rechten en esc-rechten zichtbaar.[20] De staten, die partij zijn bij het IVBPR en het IVESCR erkennen dat
overeenkomstig de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het ideaal van de vrije mens, die vrijheid als staatsburger en politieke vrijheid geniet, slechts kan worden verwezenlijkt indien er omstandigheden worden geschapen waarin en ieder zijn burgerrechten en politieke rechten, alsmede zijn economische, sociale en culturele rechten kan uitoefenen.[21]
De UVRM is een product van haar tijd, waarin door de herinnering aan en ervaring met de misdadigheid van nazi Duitsland de bescherming van individuen tegenover de gemeenschap de overhand had op de bescherming van de gemeenschap tegenover individuen:
It is difficult to imagine that the economically drafted text of 30 articles of the UDHR could emerge from a 21st century UN process. Today, the formulation of the rights contained in the UDHR would be likely to be much more qualified. The UDHR was drafted with a keen sense of the atrocities committed by a State, Germany, against its own citizens during the holocaust.[22]
De UVRM is weliswaar nog steeds een bron van inspiratie, maar de ideologische en politieke verschillen, die in 1948 werden gemaskeerd, zijn vandaag de dag dieper en sterker.[23] Dat geldt vooral de esc-rechten, zij het niet zozeer hun rechtskarakter als wel hun berechtbaarheid. [24]
Recht en berechtbaarheid
Staat bij bp-rechten de bescherming van het individu tegenover de staat voorop, bij de esc-rechten is de schijnwerper gericht op de inspanning van staten in nationale wetgeving en internationale samenwerking. Verplicht het IVBRP staten, die daarbij partij zijn - de partijen - alle wettelijke of andere maatregelen te nemen om de bp-rechten tot gelding te brengen, in het IVESCR behelst de verplichting van de partijen ‘met alle passende middelen, inzonderheid de invoering van wettelijke maatregelen, steeds nader tot een algehele verwezenlijking van de in dit Verdrag erkende rechten te komen.’[25]
Anders dan het IVBPR legt het IVESCR niet de plicht op te verzekeren dat een ieder wiens rechten of vrijheden worden geschonden een effectief rechtsmiddel heeft.[26] Bovendien voorziet het IVESCR, als gezegd, niet in opschorting van esc-rechten tijdens een noodtoestand.[27] Wel bevat het een algemene bepaling over de mogelijkheid van partijen om esc-rechten bij wet te beperken ter bevordering van het algemeen welzijn in een democratische samenleving:
Irrespective of whether esc-rights can or should be considered fully legally binding, the Convention via Article 4 ICESCR grants States the possibility to impose certain limitations on these rights. (...) It must be noted, though, that the spirit of this article is not to be understood as permissive in terms of State behaviour, but rather as being protective of the individual’s rights. In any case, the essence of the Covenant’s rights must at all times be preserved by national law. [28]
Anders dan bij het IVBPR wordt rechtstreekse werking van het IVESCR niet aannemelijk geacht, aangezien voor de uitwerking daarvan uitvoeringmaatregelen nodig worden geacht wegens de te algemene inhoud.[29] Doorwerking van dat verdrag is dus afhankelijk van omzetting in nationale wetgeving.[30] Kortom, mensen zijn voor de bescherming van esc-rechten vooral aangewezen op nationale wetgeving en nationale rechtsmiddelen in een democratische samenleving.[31]
Anders dan in een democratische staat geeft in een democratische samenleving niet altijd de ‘helft plus 1’ de doorslag in besluitvorming over mensenrechten:
While there is no single model of a democratic society, a society which recognizes and respects the human rights set forth in the United Nations Charter and the Universal Declaration of Human Rights may be viewed as meeting this definition’.[32]
Bij deze omschrijving past wel de aantekening dat het ISRM geen recht op democratie inhoudt. Ook het internationaal recht schept geen duidelijkheid over het bestaan van een dergelijk recht en nog minder over de inhoud daarvan.[33] Wat de inhoud betreft is er sprake van een procedurele en een materiële benadering van democratie. De procedurele benadering legt de nadruk op verkiezingen en politieke deelname:
In this view, democracy concerns the way in which the government is chosen, primarily through elections, and does not involve other human rights that protect citizens against forms of governmental overreaching. This separation of democracy on the one hand and the other seemingly mirrors the distinction in American constitutional theory between ‘majoritarian’ and counter-majoritarian’ rights.[34]
De materiële benadering beschouwt mensenrechten en democratie als onderling verweven: ‘Political participation and government accountability, the central features of the procedural view, are seen as impossible to achieve without a robust protection of other rights.’[35] In beide benaderingen hebben partijen bij het ISRM een zekere mate van beleidsvrijheid - ‘margin of appreciation’ - om in crisissituaties noodmaatregelen te treffen.[36] In de procedurele benadering biedt de ‘margin of appreciation’ in crisistijd eerder het risico dat esc-rechten slechts papieren tijgers zijn.
Hoe dan ook, beide benaderingen van beleidsvrijheid van staten kunnen niet voorbijgaan aan de eigen verantwoordelijkheid van individuele mensen in een democratische samenleving voor de implementatie van ieders esc-rechten ook in crisistijden.[37] Dat geldt vooral de bestrijding van absolute armoede[38] door het vervullen van de basis behoeften van alle mensen waar ook ter wereld ook tijdens economische crisis.[39] De daaraan gerelateerde esc-rechten zijn in dat opzicht gelijk aan bp-rechten.[40] Voor beide typen mensenrechten geldt immers dat geen partij bij het IVESCR en het IVBPR een fundamenteel mensenrecht, dat wordt erkend of bestaat in nationale wetgeving, overeenkomsten, voorschriften of gewoonten, mag beperken of ervan afwijken onder voorwendsel dat deze verdragen die rechten niet of in mindere mate erkennen.[41] De IVESCR is voor de berechtbaarheid echter meer dan het IVBPR afhankelijk van nadere invulling op internationaal niveau door ‘general comments’ of speciale rapporteurs[42] dan wel, als gezegd, op nationaal niveau door uitwerking in uitvoeringsmaatregelen.[43]
Wat betreft jurisprudentie over esc-rechten bestaat de indruk dat ‘courts at all levels ought to be bolder when it comes to realizing esc-rights.’[44] Daar tegenover staat nog steeds de opvatting dat de rechten en plichten in het IVESCR
were never intended to be susceptible to judicial and quasi-judicial determination. The negotiators and drafters of the Universal Declaration and the two Covenants well understood the differences between economic, social and cultural rights, on the one hand, and civil and political rights on the other. Those differences have not disappeared.[45]
Die verschillen gaven destijds aanleiding tot de vastlegging van bp-rechten en esc-rechten in twee internationale verdragen.[46] Het is overigens nog maar de vraag of onderbrenging in één verdrag internationale berechtbaarheid van esc-rechten zou hebben bevorderd.
De bekrachtiging door een staat van het facultatieve protocol bij het IVESCR schept net als bij het FP-IVBPR, de mogelijkheid voor individuen, al of niet in groepsverband, over wie de rechtsmacht van die staat zich uitstrekt, om een klacht in te dienen bij een internationale instantie[47], indien zij claimen slachtoffer te zijn van een verdragsschending door die staat. Het individuele klachtrecht richt zich dus niet tot alle partijen bij het facultatieve protocol. Bij het FP-IVBPR is dat wel verklaarbaar[48], omdat het om een inbreuk gaat door de staat op de vrijheid van een burger, die door de nationale rechter niet is of kon worden gecorrigeerd. Anders dan bij bp-rechten vergt de realisering van esc-rechten echter een inspanning van de staat en maatschappij, ook internationaal, bijv. maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een tekort schieten in die inspanning is op internationaal niveau niet eenvoudig vast te stellen. De NJCM ziet daarom de betekenis van een bekrachtiging van het FP-IVESCR vooral in de verhoging van de internationale druk op staten om te voorzien in nationale effectieve rechtsmiddelen.
Volkenrechtelijke bescherming esc-rechten
Een breed opgezet rechtshistorisch, rechtsvergelijkend en rechtssystematisch onderzoek in de jaren 1970 naar de veranderende structuur van internationaal economisch recht in de loop der tijd concludeerde dat een nieuwe internationale economische orde (NIEO) berust op de drie hoofdbeginselen vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Alleen een dergelijke NIEO steunt en bevordert
Wat niet mogelijk is
is the combination of a just and efficient new international economic order with states aiming only at their own objectives on the basis of absolute internal and external sovereignty.[49]
Veertig jaar later concludeert de recente Max Planck Encyclopedia of Public International Law dat de NIEO er niet in is geslaagd de wereldeconomie af te stemmen op de belangen van ontwikkelingslanden. Toch is de erfenis niet louter negatief.[50] Dat blijkt ook uit het feit dat de laatste editie van deze encyclopedie zich van haar voorgangsters onderscheidt door artikelen over nieuwe onderwerpen als de bestrijding van corruptie, duurzame ontwikkeling, globalisering, goed bestuur, gerechtigheid (rule of law) en het solidariteitsbeginsel.[51]
Solidariteitsrechten ontstonden in de context van de discussie over NIEO ten behoeve van mensen en volken (collectieve mensenrechten).[52] Solidariteit ontpopt zich als een beginsel van interstatelijk recht:
The concept of solidarity (...) permeates certain legal discourses in the international law sphere, where it appears to be more something than mere cooperation or reciprocity.(...) In all cases solidarity is undoubtedly one of the most interesting witnesses of the transformation of international law into ‘a value based international legal order’. [53]
De volkenrechtelijke bescherming van esc-rechten vergt een wereldwijde overeenstemming over de mate waarin een staat minimaal voor het welzijn van zijn burgers sociale voorzieningen moet kunnen treffen om schending van esc-rechten door absolute armoede te voorkomen of op te heffen. Nu lopen de meningen over het sociale voorzieningsniveau daarvoor te sterk uiteen, zowel in de Europese Unie als daarbuiten. Naarmate een staat het minimum niveau overstijgt, zullen bezuinigingen daarop door die staat in een economische crisis eerder een aantasting van nationale of regionale verworvenheden zijn dan een schending van het IVESCR.
Het moderne volkenrecht omvat interstatelijk recht en mensenrechtenrecht. Als interstatelijk recht draagt het de sporen van Adam Smith’ 18de-eeuwse onderzoek naar de aard en oorzaken van het welzijn van naties en van zijn tijdgenoot Emery de Vattel naar de beginselen van het natuurecht voor naties en vorsten. Smith’ vrije markt als hoeksteen van internationale handel gaat nog steeds hand-in-hand met Vattel’s soevereine gelijkheid van staten als hoeksteen van de internationale rechtsorde.[54] Dat beginsel vond zijn logisch pendant in het verbod op inmenging in binnenlandse aangelegenheden, dat nog steeds het VN-Handvest (ont)siert maar wel aan betekenis verliest mede onder invloed van internationale mensenrechten standaards.
Vattel veroorzaakte een diepe kloof tussen nationaal recht en internationaal recht. Anders dan Hugo de Groot bracht hij een waterdichte afscheiding aan tussen nationaal recht en internationaal recht. De positie van mensen werd geheel overgelaten aan het nationale recht; het internationale of volkenrecht richtte zich alleen tot staten. De combinatie van vrije markt, soevereine gelijkheid van staten en verbod voor staten tot inmenging in elkaars binnenlandse aangelegenheden is geen vruchtbare combinatie gebleken voor het bestrijden van absolute armoede als een door staten en niet-statelijke actoren veroorzaakte ramp. Het inzicht breekt door dat het zo niet langer kan. In 2012 bracht de ILA dit tot uitdrukking in de verklaring dat
The principle of equity (incorporating notions of intergenerational equity, intragenerational equity and substantive equality) and the goal of the eradication of poverty should, where appropriate, contextualise and inform judicial and quasi-judicial decision-making when matters of sustainable development are raised. Although judicial bodies and quasi-judicial bodies cannot alone address the social, economic, governance and political issues that invariably form key aspects of such disputes, it is nevertheless incumbent upon judicial and quasi-judicial bodies to further such principles of equity and fairness in exercising their judicial function.[55]
Volgens de Wereldbank kan in 2030 absolute armoede uit de wereld zijn.[56] De aanvaarding van het individuele klachtrecht door partijen bij het IVESCR kan daartoe bijdragen. Het versterkt namelijk ieders aanspraak op de ‘core esc-rights, indispensable for leading a life in dignity. Such basic social rights in no way differ from freedoms rights’.[57] Daaraan doet niet af dat het klachtrecht beperkt is tot de betrokken staat, indien hij tenminste partij is bij het FP-IVESCR. Niet-statelijke actoren kunnen dan immers ‘absolute armen’ in dat land bijstaan om de regering aanklagen, die er zich zo dan nodig op kan beroepen zelf het slachtoffer te zijn van gebrek aan interstatelijke samenwerking of maatschappelijk onverantwoord ondernemen door buitenlandse niet-statelijke actoren.
Indien en voor zover de bezuinigingen in het rijke(re) deel van de wereld mensen en volken in een economische crisis niet op de grens van absolute armoede brengen is er sprake van een eventueel nationaalrechtelijke of internationaalrechtelijke aantasting van sociaal-economische verworvenheden maar niet van het IVESCR. Dat kan anders worden na 2030, wanneer er geen door staten en niet-statelijke actoren veroorzaakte structurele absolute armoede meer bestaat. Tot dan toe is voor het antwoord op de vraag of een verzorgingsstaat, zoals de Nederlandse, een doorgeslagen systeem is[58], volkenrechtelijk bepalend of handhaving van het sociale voorzieningen niveau en van subsidies en garantiestellingen een obstakel vormt voor de uitbanning van absolute of extreme armoede in andere staten en daarmee bijdraagt aan schending van het IVESCR.[59] Want,
Eradicating extreme poverty is not only a moral duty but also a legal principle under existing international human rights law. Thus, the norms and principles of human rights law should play a major part in tackling an guiding all public policies affecting persons living in poverty.[60]
De inwerkingtreding van het FP-IVESCR voor zoveel mogelijk staten in alle windrichtingen kan opleidingen voor rechters, advocaten en beleidsambtenaren stimuleren om meer dan tot nu toe aandacht te schenken aan deze rechten, opdat zij in hun uitspraken, pleidooien en beleidsadviezen onderscheid kunnen maken tussen internationale schending van esc-rechten en nationale versobering van sociaal-economische verworvenheden. Dat onderscheid dienen staten en niet-statelijke actoren - ‘civil-society’ of sociale rechtsstaat - nimmer uit het oog te verliezen in politieke discussies over de noodzaak of wenselijkheid van verzorgingsstaat dan wel terugtredende overheid in de huidige wereldmarkt. Dit juist met het oog op de integratie van kwetsbare groepen in een democratische (inter)nationale samenleving in overeenstemming met het ISRM.[61]
[1] http://www.njcm.nl/site/newsposts/show/325: 2013: Een goed jaar voor economische, sociale en culturele rechten in Nederland (15-02-2013).
[2] A/RES/63/117 van 10 december 2008, Optional Protocol to the International Covenant on Economic, Social and Cultural rights, artikel 18 ‘Entry into force’. Het FP-IVESCR is getekend door 42 staten, waaronder Nederland. Tot de tien staten, die het Protocol hebben bekrachtigd behoren vier lidstaten van de Raad van Europa: Bosnië-Herzegovina, Portugal, Slowakije en Spanje. Portugal heeft bovendien de collectieve klachtenprocedure aanvaard, voorzien in het Additionele Protocol bij het Europees Sociaal Handvest. Portugal, Slowakije en Spanje zijn ook lid van de Europese Unie en behoren bovendien tot de Eurozone.
[3] Zie NJCM supra noot 1.
[4] NTM/NJCM-Bulletin jaargang 38, nummer 1, januari/februari 2013, blz. 4.
[5] Eibe Riedel, ‘International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (1966), in Rüdiger Wolfrum, Max Planck Encyclopedia of Public International Law (MPEPIL), Oxford, Oxford University Press 2012, deel V, sub G: Assessment and Outlook, blz. 665. Zie infra noot 51.
[6] http://www.worldbank.org/en/news/feature/2013/04/17/: Ending Extreme Poverty and Shared Prosperity 19 april 2013 (brochure); http://www.unog.ch/unogwebsite/news_media.nsf/ : United Nations experts urge World Bank to adopt human rights standards on the eve of key-gathering in Washington, 18 april 2013.
[7] http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=89&newsId=1704&furtherNews=yes; Poverty: Commission proposes new Fund for European Aid to the most deprived persons. in the European Union., 24 oktober 2012; European Trade Union Confederation (ETUC)/RES van 6 juni 2012 A Social Compact for Europe.
[8] UVRM, artikel 22.
[9] Hilary Charlesworth, ‘Universal Declaration of Human Rights (1948), in MPEPIL, deel X, blz 572/573 paragraaf 13.
[10] De opvallendste afwezigen onder de rijke(re) VN lidstaten zijn Maleisië (IVESCR), Qatar(beide verdragen), Saoedi Arabië (idem), Singapore (idem), en de Verenigde Arabische Emiraten (IVBPR). De Verenigde Staten hebben het IVESCR wel getekend maar niet bekrachtigd. Het IVBPR en IVESCR worden in Nederland ook wel aangeduid als BuPo-verdrag en Esocul-verdrag.
[11] Charlesworth, supra noot 9, blz. 573 paragraaf 573.
[12] IVESCR, Preambule paragraaf 5.
[13] IVBPR, Preambule paragraaf 5.
[14] IVBPR, artikel 4. Buiten een dergelijke noodtoestand kunnen bepaalde bp-rechten weliswaar worden ingeperkt maar alleen bij wet en uitsluitend om te voldoen aan de bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid, de goede zeden of de fundamentele rechten en vrijheden van anderen: IVBPR, artikel 18 (vrijheid van denken, geweten en godsdienst), 19 (vrijheid van meningsuiting), 21 (vrijheid van vergadering), 22 (vrijheid van vereniging).
[15] David Kretzmer, ‘Emergency, State of’, in MPEPIL deel III, blz 391 paragraaf 2
[16] Attila Tanzi, ‘Necessity, State of’, in MPEPIL deel VII, blz 584 paragraaf 1.
[17] Tanzi, t.a.p. blz. 587 paragraaf 19.
[18] Christian Tomuschat, ‘International Covenant on Civil and Political Rights (1966)’ verwijst naar ‘Emergency, State of’ en niet naar ‘Necessity, State of’, in MPEPIL deel V, blz. 647 paragraaf 30; Riedel doet het omgekeerde supra noot 5, blz. 652/653 paragraaf 8.
[19] Kretzmer, supra noot 15, blz. 392-395 sub c: Definition of State of Emergency.
[20] Subrata Roy Chowdhury, Rule of Law in a State of Emergency: The Paris minimum Standards of Human Rights Norms in a State of Emergency, London Pinter Publishers 1989, blz. 15 en 17 t/m 22.
[21] IVCPR, Preambule paragraaf 3. De overeenkomstige paragraaf in de Preambule van het IVESCR heeft dezelfde strekking maar in aangepaste bewoordingen: ‘(...), het ideaal van de vrije mens, vrij van vrees en gebrek (...)’, waarbij de volgorde van de bp-rechten en de esc-rechten uiteraard is omgedraaid.
[22] Hilary Charlesworth, supra noot 9, deel X, sub D. Evaluation, blz. 575 paragraaf 19.
[23] Ibidem.
[24] Martin Scheinin, ‘Economic and Social Rights as Legal Rights; , in Asbjørn Eidse, Catarina Krause and Allan Rosas, Economic, Social and Cultural Rights, a Textbook, Dordrecht, Martinus Nijhoff 1995, blz.41-63.
[25] IVBPR, artikel 2.2; IVESCR, artikel 2.1.
[26] IVBRP artikel 2.3: ‘Iedere Staat die partij is bij dit Verdrag verbindt zich, langs de door zijn staatsrecht voorgeschreven weg en in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, alle wettelijke of andere maatregelen te nemen die nodig zijn om de in dit Verdrag erkende rechten tot gelding te brengen, voor zover daarin niet reeds door bestaande wettelijke regelingen of anderszins is voorzien’; IVESCR artikel 2.1: ‘Iedere Staat, die partij is bij dit Verdrag verbindt zich maatregelen te nemen, zowel zelfstandig als binnen het kader van internationale hulp en samenwerking, met name op economische en technisch gebied, en met volledige gebruikmaking van de hem ter beschikking staande hulpbronnen, ten einde met alle passende middelen, inzonderheid de in voering van wettelijke maatregelen, steeds nader tot een algehele verwezenlijking van de in dit Verdrag erkende rechten te komen.’
[27] Supra noot 18. Zie ook mijn Mensenrechten Mensenwerk, Kampen, Kok 1996, blz. 125.
[28] Riedel, supra noot 5, blz. 655 paragraaf 16.IVESCR artikel 4 luidt: ‘De Staten, die partij zijn bij dit Verdrag erkennen dat, wat het genot van de door de Staat overeenkomstig dit Verdrag verleende rechten betreft, de Staat deze rechten mag onderwerpen aan bij de wet vastgestelde beperkingen en alleen voor zover dit niet in strijd is met de aard van deze rechten, en uitsluitend met het doel het algemeen welzijn in een democratische samenleving te bevorderen.’
[29] Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 453: Jurisprudentie op het gebied van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, nr. 6 Notitie inzake de betekenis van artikel 26 van het BUPO Verdrag in de sfeer van de sociale zekerheid paragraaf 2: Totstandkoming van BuPo- en Esocul-verdrag en ontwikkeling van jurisprudentie. Het Nederlandse lid van het IVESCR-Comité prof. Nico Schrijver vertelde mij dat het comité voorbeelden heeft gezien van jurisprudentie uit Zuid-Afrika, Colombia en India waarbij enkele esc-rechten met succes voor de nationale rechter zijn ingeroepen.
[30] Matthew Craven, The International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights: A Perspective on its Development, Oxford, Clarendon Press 1995, blz. 22 t/m 29: B The Covenant and its Significance as a Human Rights Guarantee: ‘The amount of detail to be included in the provisions was the subject of much debate in the drafting of the Covenant. Although it was noted that more general wording could leave the way open to conflicting and subjective interpretations, generally phrased provisions were often preferred in order to avoid restricting the scope of the articles and preventing conflict with the standards established by the specialized agencies( particularly the ILO) [blz. 25/26].
[31] Scheinin, supra noot 24, blz. 43: ‘(...), the lack of authoritative international case law on economic, social and cultural right scan, to large extent, be held responsible for the tendency to deny even their domestic direct applicability.’
[32] Annex, UN Doc E/CN.4/1984/4 (1984), Siracusa Principles on the Limitation and Derogation of Provisions in the International Covenant on Civil and Political Rights, Principle 21; E/CN.4/1987/17 van 8 January 1987: The Limburg Principles on the Implementation of the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, Principle 55.
[33] Gregory H. Fox, ‘Democracy, Right to, International Protection, in MPEPIL, blz. 17 en 17, paragraph 4 en 6.
[34] Ibid blz. 18 paragraaf 8.
[35] Ibid blz. 19 paragraaf 10.
[36] http://www2.ohchr.org/english/bodies/cescr/index.htm Letter dated 16 May 2012 addressed by the Chairperson of the Committee on Economic, Social and Cultural Rights to States Parties to the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights in relation to the protection of the Covenant rights in the context of the economic and financial crisis. Zie ook mijn ‘EHRM draagvlak van Europese staat als democratische samenleving’, in Civis Mundi digitaal #7 september 2011.
[37] Eirik Bjorge, ‘Human Rights, Treaties, Third-Party-Effect’, in MPEPIL deel V, blz. 4/5 paragraaf 15: ‘For human rights treaties to have real effect, in view of their object and purpose third-party effect of the rights in issue is ineluctable. Courts such as the ECtHR [Europees Hof mensenrechten] and the IACtHR [Inter-Amerikaans Hof mensenrechten] - have recognized this to the extent that they have held that both direct and indirect third-party effect must apply both to political and social rights.’
[38] A/CONF.166/9 van 19 April 1995, Copenhagen Declaration on Social Development and Programme of Action of the World Summit for Social Development paragraaf 19: Absolute poverty is a condition characterized by severe deprivation of basic human needs, including food, safe drinking water, sanitation facilities, health, shelter, education and information. It depends not only on income but also on access to social services.
[39] A/CONF.166/9 paragraaf 25: There is an urgent need for (...) Policies ensuring that all people have adequate economic and social protection during unemployment, ill health, maternity, disability and old age.
[40] Riedel, supra noot 5 paragraaf 53.
[41] IVESCR en IVBPR, artikel 5.2.
[42] Riedel, supra noot 5 paragraaf 31 en 39.
[43] Supra noot 29.
[44] Riedel, supra noot 5 paragraaf 53.
[45] Michael J. Dennis en David P. Stewart, ‘Justiciability of Economic, Social and Cultural Rights: Should There be an International Complaints Mechanism to adjudicate the Rights to Food, Water, Housing, and Health? American Journal of International Law, July 2004, blz. 515.
[46] Nico Schrijver, ‘Paving the Way towards ...One Worldwide Human Rights Treaty?, Netherlands Quarterly of Human Rights, Vol. 29/3, blz. 257-260. De Verenigde Staten, gaven destijds leiding aan het verzet in de Westerse landen tegen één verdrag voor beide typen rechten. Zij het hebben nog steeds het IVESCR niet geratificeerd. Riedel, supra noot 5 paragraaf 2; http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1794303: Ann M. Picard, ‘The United States Failure to ratify the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights: Must the Poor be Always with Us? Stetson University College of Law, Legal Studies Research Papers, Research Paper 2011-4.
[47] Bij het IVBPR is dat een verdragsorgaan: het Comité voor de rechten van de mens; bij het IVESCR het door de ECOSOC in 1985 ingestelde VN Comité voor esc-rechten; In november 2012 aanvaardde het IVESCR Comité Provisional rules of procedure under the Optional Protocol to the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights. Zie E/c.12/49/3 van 5 januari 2013. (http://www2.ohchr.org/english/bodies/cescr/index.htm).
[48] Artikel 34 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geeft iedere natuurlijke persoon, iedere NGO of iedere groep personen het recht te klagen over een verdragsschending door iedere staat. Die partij is bij het EVRM. Het EVRM bevat geen esc-rechten.
[49] Pieter Verloren van Themaat, The Changing Structure of International Economic Law: a Contribution of legal history, of comparative law and of general legal theory to the debate on a new international economic order, The Hague etc., Martinus Nijhoff Publishers/ T.M.C. Asser Instistute 1981. Zie ook mijn ‘Volkenrecht en solidariteit’ in R. Barents, (ed.), In Orde - Liber Amicorum Pieter Verloren van Themaat, Deventer: Kluwer 1982, blz. 301-315.
[50] Giorgio Sacerdoti, ‘New International Economic Order (NIEO), in MPEPIL deel VII, blz.666-667: G. Conclusions: The Legacy of the NIEO.
[51] MPEPIL, supra noot5. De encyclopedie bevat ruim 700 nieuwe onderwerpen en telt 10 delen (voorheen 4). De 1700 artikelen zijn geschreven door 800 auteurs uit 83 landen, van wie ruim 1/3 uit niet-Europese landen.
[52] Naomi Roth-Arraza en Sara C. Aminzadeh, ‘Solidarity Rights (Development, Peace, Environment, Humanitarian Assistance)’, in MPEPIL deel IX, blz 286 paragraaf 34.
[53] Danio Campanelli, ‘Solidarity, Principle of’, in MPEPIL deel IX, blz 291 paragraaf 21-23.
[54]Adam Smith, The Wealth of Nations [1776], The Modern Library (The Cannan edition 1937), p. 636; E. de Vattel, Le droit des gens ou principes de la loi naturelle appliqués à la conduite & aux affaires des nations & des souverains (1758) paragraaf 18. Zie ook mijn ‘ Legal principle of integration in the Doha Round: Embedding a Social Order in the Global Market’, in Harald Hohmann (ed.), Agreeing and implementing the Doha Round of the WTO, Cambridge, Cambridge University Press 2008, blz 251.
[55] Annex ILA Resolution 7/2012: 2012 Sofia Guiding Statements on the Judicial Elaboration of the 2002 New Delhi, nr 4. Declaration of Principles of International Law Relating to Sustainable Development, aanvaard door de 75ste ILA Conferentie, Sofia, Bulgaria, 26 - 30 August 2012.
[56] http://www.worldbank.org/en/news/feature/2013/04/30/ending-extreme-poverty-hinges-on-progress-in-fragile-and-conflict-affected-situations: Ending Extreme Poverty Hinges on Progress in Fragile and Conflict-affected Situations, 30 april 2013
[57] Riedel, supra noot 5 paragraaf 53 blz. 665.
[58] Zie het opiniestuk van VVD-fractieleider Zijlstra in de NRC van 15 mei 2013 ‘Bolle overheid kleiner maken’.
[59] E/C.12/2001/10, Poverty and the International Convention on Economic, Social and Cultural Rights, Statement adopted by the Committee on Economic, Social and Cultural Rights van 4 mei 2001, paragraaf 21: (...) However, some of the structural obstacles confronting developing States’ anti-poverty strategies lie beyond their control in the contemporary international order. In the Committee’s view , it is imperative that measures be urgently taken to remove these obstacles, such as unsustainable foreign debt, the widening gap between rich and poor, and the absence of an equitable multilateral trade, investment and financial system, otherwise the national anti-poverty strategies of some States have limited chance of sustainable success.’
[60] A/HRC/21/39 van 18 juli 2012. Final draft of the guiding principles on extreme poverty and human rights, submitted by the Special Rapporteur on extreme poverty and human rights, Magdalena Sepúlveda Carmona, paragraaf 1.
[61] Willem van Genugten, Kees Homan, Nico Schrijver en Paul de Waart, The United Nations of the Future: Globalization with a Human Face, Amsterdam, KIT Publishers, 2006, blz. 71-74: The Withdrawal of government in the global market.