Terugkeer tot het christendom zonder schaamte

Civis Mundi Digitaal #20

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Francis Spufford, Dit is geen verdediging! Waarom het christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft. Uitgeverij Ten Have, Kampen, 2012

Terugkeer tot het christendom zonder schaamte

Wim Couwenberg

Bespreking van: Francis Spufford, Dit is geen verdediging! Waarom het christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft. Uitgeverij Ten Have, Kampen, 2012

Bij alle kritiek op de geschiedenis van het christendom maakt de auteur van dit boek zich niettemin sterk voor de verdediging van fundamentele christelijke emoties, voor de emotionele diepgang ook waardoor het zich onderscheidt. Als zodanig is het ondanks de titel wel degelijk een verdediging waarbij hij zich - veelal impliciet - afzet tegen de scherpe aanvallen op het christendom van de zogenaamde nieuwe atheïsten onder leiding van Richard Dawkins.

De auteur is als Brits schrijver lid van de Britse Royal Society of Literature en Anglicaans gelovige. Na 22 jaar atheïsme beleden te hebben is hij teruggekeerd naar het christendom als de moederschoot van zijn cultuur. En daar schaamt hij zich niet voor, al worden belijdende christenen tegenwoordig als raar volk geëtiketteerd, omdat zij nog blijven geloven in premoderne onzin. Die verdediging geschiedt vanuit een sterk accent op de grondige onvolmaaktheid van alles, inclusief de godsdienstbeleving. De barst in alle dingen noemt de auteur dat en die barst is blijvend en uit zich in de wreedheid die inherent is aan onze wereld, het onuitroeibare lijden en de willekeur waarmee het leven zich voltrekt, ja de absurditeit ervan. De Duitse filosoof Schopenhauer herleidt dat lijden tot de blinde levenswil die ons voort drijft, een doelloze drang die de bron is van al het wereldleed. Maar voor het christendom is daarmee de kous niet af. Het lijden krijgt daarin een religieuze zin en betekenis.

Maar hoe dat wereldleed te rijmen met het almachtige en liefdevolle beeld van God in het christendom? Hoe dat beeld in het licht hiervan staande te houden en te rechtvaardigen? Het is het vraagstuk van de theodicee dat onder thema 1 al aan de orde gesteld is. De auteur van dit boek reageert op die rechtvaardiging met een aantal kritische kanttekeningen zonder er zelf overigens uit te komen. Het blijft een christelijk hoofdpijndossier.

Zwaartepunt boek

Het zwaartepunt van het boek is gelegen in twee essentiële vragen: de realiteit van God als de grote baas van alles; en Jezus Christus als Gods zoon en tevens mens die uit de dood is opgestaan. Het zijn twee vragen waarop de auteur ondanks de kritiek hierop van nieuwe atheïsten in positieve zin reflecteert, zij het wel met het serieus nemen van alle kritiek die daarop is geleverd. Daarmee presenteert de auteur zich als goed orthodox, al verbindt hij de opstanding van Jezus Christus niet zondermeer met de belofte van eeuwig leven voor de gelovigen. We kunnen namelijk ook geloven dat Jezus’ dood en opstanding ons ook hier en nu verlost, dus in dit aardse leven. Hij stemt dan ook in met de slogan van Christian Aid: ik geloof in het leven vóór de dood. Maar is dat niet een bekering tot het secularisme, dat wil zeggen de verabsolutering van de seculiere dimensie van het menselijk bestaan en daarmee een afscheid van een essentieel geloofspunt van een christelijke geloofsbelijdenis? Die slogan is trouwens ook de reclameleuze van het Humanistische Verbond waarvan het uiteraard aanneemt dat het daarmee een levensbeschouwelijk alternatief biedt tegenover de christelijke kerken, die een hiernamaalsperspectief in stand blijven houden.

Die kerken worden in het voorlaatste hoofdstuk opgevoerd als het internationale verbond van schuldigen vanwege de misdaden en ellende waaronder de kerkgeschiedenis gebukt gaat. In dat verband komt tenslotte ook het probleem van de macht aan de orde. Onder Constantijn de Grote is het christendom staatsgodsdienst geworden. En daarmee is het kwaad in het christendom geslopen. De auteur gelooft echter niet dat het daardoor gecorrumpeerd is geraakt. Maar dat is het wel. Hier stuiten we namelijk op de tragische kern van de kerkgeschiedenis.

In de radicale liefdesleer van Jezus Christus is uiteraard geen plaats voor het machtsmotief. De kracht van Jezus, aldus de Britse filosoof en wiskundige A.N. Whitehead,[1] ligt juist in de afwezigheid van alle macht en machtsvertoon in zijn optreden en prediking. Maar om gevestigd te raken en tot een wereldreligie uit te groeien moest het christendom wel een compromis sluiten met de wereld waarin het machtsmotief, zoals onder thema 1 nader uiteengezet, een dominerende drijfkracht is. Als tijdens het laat Romeinse Rijk het christendom de status van staatsgodsdienst krijgt en kerkelijke en wereldlijke macht daardoor samenvallen, ontwaakt in de R.K.-kerk spoedig de zin voor politieke macht. Aangetrokken door kerkelijke macht en bezit, zijn het mensen zonder enige geestelijke roeping, die dan op de voorgrond treden en in die kerk de boventoon gaan voeren. De vermenging van geestelijk-zedelijke en politieke macht en de excessen waartoe dat leidt, is beleefd en benoemd als de zondeval van het christendom.

Het boek is prima vertaalt, hinderlijk is alleen dat vanaf pagina 32 een afkorting wordt geïntroduceerd die telkens terugkeert, maar niet uitgelegd wordt.   


[1] Zie A.N. Whitehead, De dynamiek van de religie, 1988, p. 65.