Civis Mundi Digitaal #21
Wetenschap: intellectuele ontdekkingstocht, maar niet machtsvrij
Wim Couwenberg
In de wetenschap wordt als belangrijkste maatstaf uitgegaan van het rationaliteitsbeginsel hand in hand met het beginsel van objectiviteit. Waarheidsvinding dient het resultaat te zijn van communicatieve rationaliteit, d.w.z. de ontwikkeling van een rationele consensus op basis van een machtsvrije uitwisseling van argumenten en tegenargumenten. Dat is sinds 2005 ook verankerd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Onafhankelijkheid, onpartijdigheid, betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gelden krachtens die code als principes van goed wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Wat is de praktijk? Wetenschapsbeoefening is een intellectuele ontdekkingstocht. Maar voltrekt die zich volstrekt machtsvrij?
"All modern scientific thinking is at bottom power thinking", meent de Britse filosoof Bertrand Russell.[1] Kennis is macht, constateerde trouwens al Francis Bacon (1561-1626), de grondlegger van moderne empirische wetenschapsbeoefening. Vandaar de verleiding tot dogmatisering van wetenschappelijke bevindingen en tot het claimen van een waarheidsmonopolie. Meer nog dan voorheen gaat dat onderzoek in deze tijd gepaard met felle concurrentie in de strijd om de nodige financiële steun voor verder onderzoek; dit mede als gevolg van de bedrijfsmatige manier van denken met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek dat op universiteiten praktijk is geworden. Dat bepaalt mede de verdere wetenschappelijke carrièrekansen van onderzoekers.
Dat is ook een sterke prikkel geworden om zoveel mogelijk aan de weg te timmeren met publicaties en citaties om zich zodoende als onderzoeker te profileren. Dat wordt sinds 2005 vastgesteld aan de hand van de zogenaamde H(irsch) index, in dat jaar bedacht door de natuurkundige J. Hirsch om te kunnen bepalen (meten) hoeveel invloed een wetenschapper uitoefent. Dit gebeurt niet alleen door het aantal publicaties en citaties op te tellen, maar daarbij ook een bepaalde weging toe te passen. Bij benoemingen en het toekennen van subsidies in de academische wereld speelt die index sindsdien een belangrijke rol. Dat met het oog daarop door wetenschappers allerlei trucs gehanteerd worden, is ‘all in the game’.[2] Dat maandelijks bijna 100.000 publicaties alleen al op medisch terrein verschijnen, illustreert treffend die academische profileringsdrang. Probleem daarbij is wel dat de nodige transparantie inzake de auteurs daarvan vaak ontbreekt, zoals blijkt uit een recente publicatie in British Medical Journal.[3]
De sterk gegroeide concurrentie tussen wetenschappers werkt ook wetenschappelijke fraude in de hand. De wetenschappelijke fraude van de Tilburgse hoogleraar sociale psychologie D. Stapel die in die concurrentiestrijd ertoe verleid werd onderzoeksgegevens te fingeren, is daarvan een recent voorbeeld.[4] Op die fraude problematiek wordt in onderstaand essay van Hugo Verbrugh grondig en uitvoerig ingegaan. De juist genoemde gedragscode wetenschapsbeoefening is met het oog daarop aangescherpt. Punt van discussie in die concurrentiestrijd is nu de vraag wanneer onderzoeksgegevens openbaar gemaakt moeten worden.
Wanneer toonaangevende onderzoekers in hun wetenschapsgebied critici van hun theorie de mond proberen te snoeren en ketters geachte bevindingen die op cruciale punten in strijd zijn met die theorie onschadelijk trachten te maken door stemmingmakerij onder het mom van wetenschap, dan ontaardt de op zich zelf legitieme intellectuele concurrentiestrijd in een al of niet subtiele repressie die terecht aan de kaak gesteld wordt.[5] Dat lot treft niet zelden wat in strijd geacht wordt met het heersende paradigma in bepaalde disciplines. De moeizame aanvaarding van de nieuwe inzichten van kwantumfysica is daar een bekend voorbeeld van.[6] Het nut ervan werd aanvankelijk ook sterk in twijfel getrokken. Inmiddels is kwantumfysica de grondslag geworden van de moderne scheidkunde en de moleculaire biologie en profiteert een groot deel van de industriële bedrijvigheid van deze nieuwe inzichten.
Autoriteitsgeloof ook in wetenschap
Autoriteitsgeloof en wetenschapsbeoefening, in theorie onverenigbaar, gaan in te praktijk niettemin geruisloos samen. De leerstelligheid in orthodox-religieuze zin doet zich op geseculariseerde wijze ook voor in de wetenschapsbeoefening. Vakgebieden functioneren in feite als kennisgemeenschappen met elk hun eigen beeld van de werkelijkheid en met elk ook leidinggevende wetenschappers die aangeven, wat en hoe er onderzocht moet worden en hoe de resultaten ervan gepubliceerd en toegepast dienen te worden. Resultaten van onderzoek die afwijken van heersende inzichten in wetenschappelijke disciplines, worden in de regel op min of meer subtiele wijze weggeduwd en doodgezwegen. Ik constateer dat mede op grond van persoonlijke ervaring.[7] Vakgebieden ontwikkelen zich ook als netwerken van wetenschappers die er belang bij hebben elkaars status via de citatenindex te ondersteunen.[8]
Al wordt het wetenschappelijke vooruitgangspotentieel in de westerse wereld tegenwoordig niet meer bedreigd en gefrustreerd door interventies van kerkelijke en politieke machthebbers zoals weleer, dat betekent niet dat dat zich nu onbelemmerd ontplooien kan. Als gevolg van de nauwe verwevenheid van kennis en macht in onze moderne samenleving zijn het nu vooral andere tegenkrachten die wetenschappelijke vooruitgang in de weg staan, zoals belangenverstrengeling, wetenschappelijke taboes, politieke partijdigheid en dergelijke.[9] Een recent voorbeeld van zo’n wetenschappelijk taboe in Nederland was tot voor kort het onderzoek naar de economische effecten van migratie uit angst daarmee de xenofobie van de politieke rechterzijde in de kaart te spelen. Dit taboe is in een recente dissertatie over die economische effecten en het taboe erop inmiddels terzijde geschoven.[10]
[1] B. Russell, The Scientific Outlook, 1936, p 270.
[2] Zie L. Hessels, Science and the Struggle for Relevance, diss. Utrecht, 2010.
[3]"Meer dan één op de vijf publicaties in de zes meest prestigieuze medisch-wetenschappelijke tijdschriften had in 2008 problemen met de correcte vermelding van auteurs. De artikelen waren soms geschreven door spookauteurs, die niet vermeld stonden, of er stonden mensen als auteur bij, die niet of nauwelijks aan het onderzoek hadden bijgedragen of aan het artikel hadden mee geschreven." Overgenomen van de wetenschapspagina van NRC Handelsblad 28 oktober 2011.
[4] Zie R. Abma, de Publicatie Fabriek: Over de betekenis van de affaire stapel, 2013
[5] Zie o.a. I. Maso, Het kwaad in de wetenschap, Rekenschap, juni 1995.
[6] Zie M. Kunmar, Einstein, Bohr en het grote debat uit de natuurkunde, 2010.
[7] Mijn constitutionele rechts en ontwikkelingstheorie zoals uiteengezet in het vierdelige werk Modern constitutioneel recht en emancipatie van de mens (1979-1984) week duidelijk af van de gangbare rechtspositivistische oriëntatie van de Nederlandse staatsrecht beoefening en werd daarom uitsluitend vermeld in een voetnoot in het toonaangevende, Handboek van het Nederlandse Staatsrecht
[8] Zie K. Berkhout en M. van der Heijden, Noem jij mij, dan noem ik jou, NRC Handelsblad, 17/18 maart 2012.
[9] Zie o.a. F. Bovenkerk e.a. (red.), Wetenschap en Partijdigheid, 1990; en A.J.F. Köbben en H. Tromp, De onwelkome boodschap of hoe de vrijheid van onderzoek bedreigd wordt, 1999.
[10] Zie J. van de Beek, Knowledge, Power and Morality. The Production of Scientific Knowledge regarding the Economic Effects of Migration to the Netherlands 1960 - 2005. diss. Amsterdam, 2008.