Pleidooi voor een heel andere beoefening van de economie

Civis Mundi Digitaal #22

door Frans Doorman

Pleidooi voor een heel andere beoefening van de economie

Frans doorman

 

Institutioneel econoom Cock Hazeu schrijft, in zijn recensie van mijn boek Crisis, Economics and the Emperor’s Clothes[1], dat de meeste economen-vakgenoten in het algemeen wel op de hoogte zijn van de beperkingen, nuances en zwakheden van de economische discipline, en met name van de neo-klassieke economische theorie. Zij zullen daarom vermoedelijk minder snel ondersteboven zijn van de in het boek gegeven kritiek op de discipline. Daarnaast schrijft hij dat het boek een authentiek links programma presenteert, en somt daar een aantal elementen van op: een meer rechtvaardige wereldwijde inkomens- en vermogensverdeling, het belang van milieuwaarden en duurzaamheid, een veel belangrijker rol voor de overheid in de samenleving om allerlei aberraties van de kapitalistische markteconomie tegen te gaan.

Daarmee geeft Hazeu inderdaad elementen uit mijn boek weer, maar helaas niet de meest relevante en potentieel interessantste. Hazeu mist een aantal veel belangrijker en minder conventionele gezichtspunten die ik met mijn boek voor het voetlicht wil brengen. Dat moet ik mijzelf als auteur wellicht aanrekenen, al kan het ook zijn – en die kant denk ik ook enigszins op - dat het blijkbaar zo moeilijk is voor mensen, ook intellectuelen en wetenschappers, om “outside the box” te denken dat men zulke onconventionele gezichtspunten niet eens herkent en erkent (wat nog niet hoeft te betekenen dat men het er mee eens is).

Marianne invloed van nieuwe inzichten

De belangrijkste punten uit mijn boek zijn de volgende. Ten eerste dat al hoewel er in de wereld van de economische wetenschap zeker andere geluiden te horen zijn en nieuwe  benaderingen gevolgd worden de invloed daarvan, vooral bij beleidsaanbevelingen,  marginaal is. Ofwel, de standpunten van de meeste economen ten aanzien van beleid worden niet of nauwelijks door de nieuwe inzichten beïnvloed. De door Hazeu genoemde Coen Teulings gaf daar onlangs weer een aardig voorbeeld van, in een column in de NRC waarin hij er voor pleitte om de belastingen op hogere inkomens te verlagen omdat dat hoog productieve mensen zou stimuleren om meer te werken. Dat zou goed zijn voor de economische groei en daarmee, bijdragen aan een uitweg uit de crisis. In mijn boek geef ik van beide redeneringen de tekortkomingen aan, en waar deze aan te wijten zijn. Ik ga daar in deze reactie verder niet op in, maar dit simplistische standpunt is voor mij illustratief voor het feit dat er weliswaar nieuwe denkrichtingen zijn in de economie – wat ik ook volmondig erken, reden waarom ik consequent de term “standaard economie” in plaats van alleen “economie” gebruik – maar dat desondanks de grote meerderheid van economen, ook die van het politieke midden en op links, de oude dogma’s blijven geloven en verkondigen; aannames die gebaseerd zijn op de tekortkomingen waarvan Hazeu aangeeft dat de meeste economen “er wel van op de hoogte zijn”. In dat licht lijkt Hazeu’s minzame poging mij, in zijn eigen woorden, “gerust te stellen” dat er onder economen en in het economisch onderwijs een grote en groeiende belangstelling is voor (neo)institutionele economie, gedragseconomie en verwante stromingen, toch engiszins hol. En in het algemeen zouden economen zich af moeten vragen hoe het kan dat een wetenschap die zichzelf serieus neemt er ruim honderd jaar over gedaan heeft systematisch aandacht te gaan besteden aan wat toch eigenlijk een “self-evident” feit zou moeten zijn: dat ook psychologische factoren van invloed zijn op de economie.  

Sterk vertekent beeld van de werkelijkheid door gebruikte van exacte methoden

Daarmee komen we op een ander belangrijk deel van die kritiek in mijn boek waar Hazeu geen enkele aandacht aan besteedt. Ik heb niet alleen kritiek op de neo-klassieke economie, ik geef ook aan, met argumenten, dat de economische wetenschap een fundamenteel verkeerde benadering volgt door de economie te zien als een systeem dat aan bepaalde wetmatigheden onderworpen is. Hazeu vat, ik neem aan ongewild, het probleem uitstekend samen met de zin: “Economie is een sociale wetenschap, die gebruik maakt van exacte methoden”. Exact wordt hier niet gebruikt in de betekenis van precies, maar in die van exacte wetenschap. De voor mij haast rhetorische vraag is of je de methoden van één type wetenschap, de exacte of natuurwetenschappen, zomaar kunt gebruiken voor het bedrijven van een heel ander type wetenschap: de sociale wetenschappen.  Mijn antwoord op die vraag, onderbouwd in mijn boek, is nee, en zeker niet op de schaal waarop de standaard economie dat doet. Ik benadruk in mijn boek dat de economie niets meer of minder is dan de som van de individuele besluiten van economische actoren – en daarmee afhankelijk van alle complexe motieven die op die besluitvorming  van invloed zijn.  De consequenties daarvan worden in het boek uiteen gezet – en komen er heel kort gezegd op neer dat het gebruik van exacte methoden een sterk vertekend beeld van de werkelijkheid geeft. Dat leidt tot verkeerde beleidsaanbevelingen – des te ernstiger omdat er geen wetenschap is die zo’n sterke invloed heeft op het beleid als juist de economie.

Economie moet een “echte” sociale wetenschap worden, gebaseerd op sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethodologie. Het is bij lange na niet voldoende om óók aandacht te besteden aan gedrag dat niet in lijn is met dat van de niet economisch rationeel handelende mens. Het impliceert ook dat de onvoorspelbaarheid  van de economie waar de door Hazeu genoemde Teurlings aan refereert niet op te lossen valt met betere modellen, zoals vrijwel alle economen denken, inclusief kritische economen als de door mij uitgebreid besproken en gebruikte Ormerod en McCloskey. We moeten toe naar een heel andere vorm van economie bedrijven.

Zo zijn er nog een aantal elementen in het boek waar Hazeu geen aandacht aan besteedt terwijl ze naar mijn mening nieuwe of in ieder geval veel minder genoemde en bekende inzichten verkondigen dan die hij bespreekt (als ik zijn recensie als niet-schrijver zou lezen zou ik denken:  “misschien aardig, dat boek, maar niets nieuws onder de zon, dan beter mijn tijd aan wat anders besteden”). Voorbeelden zijn de ideeën over welvaartscreatie, arbeidsproduktiviteit, de discussie privaat – publiek, en een uitleg waarom we, als we de standaard economische recepten, inclusief de Keynesiaanse, blijven toepassen noch onze economische noch andere maatschappelijke problemen zullen kunnenop lossen. En vooral ook de manier waarop de economische wetenschap, en dat geldt voor vrijwel alle economen, aankijkt tegen geld. Mijn ideeën daarover zijn verre van authentiek links: ze gaan veel verder, en ook daarom is het alweer jammer dat Hazeu juist aan die elementen van mijn boek die “far outside the mainstream” liggen geen enkele aandacht besteed.

Eerder geloof van wetenschap

Ik denk dat ik het ook mijzelf aan moet rekenen dat Hazeu slechts die elementen uit het boek haalt die min of meer gemeengoed zijn in discussies over economische wetenschap en de oplossing van maatschappelijke problemen. Ik ben Hazeu dankbaar dat hij, ten eerste, de tijd heeft genomen om een boek van een volkomen onbekende te recenseren en ten tweede, dat hij mij met zijn recensie heeft gewezen op de werkelijke tekortkomingen in het boek. De belangrijkste daarvan is het bekritiseren van de economie op zodanige wijze dat economen als Hazeu zich geroepen voelen haar te verdedigen door er op te wijzen dat er ook intern kritiek is en er aan nieuwe benaderingen wordt gewerkt. Daarmee leidt hij de aandacht af van de werkelijk belangrijke stellingen en argumenten: dat de huidige economische wetenschap een fundamenteel verkeerde onderzoeksmethodologie  hanteert, en eerder geloof is dan wetenschap.Ten tweede dat er manieren zijn om zowel de economische crisis op te lossen als onze milieu en sociale problemen aan te pakken. En ten derde dat die manieren op dit moment, door de tunnelvisie en de fundamentele gebreken in de economie als wetenschap en de daaruit voortvloeiende dogma’s, niet eens overwogen worden, niet door de mainstream, niet op links, en nog minder op rechts. Enerzijds omdat die oplossingen buiten de bestaande kaders vallen, anderzijds omdat het ontzag voor de economische wetenschap en haar bedrijvers zo groot is dat genoemde dogma’s niet of nauwelijks ter discussie gesteld worden. Vooral ook omdat niet-economen niet geneigd zijn de discussie aan te gaan met degenen die, zoals dat vroeger gezegd werd, er voor doorgeleerd hebben. En juist die discussie is nodig, niet alleen om een economische wetenschap te ontwikkelen die de naam wetenschap waardig is, maar vooral ook om onze huidige maatschappelijke problemen aan te pakken op een wijze die niet alleen onze eigen toekomst maar ook die van komende generaties veilig stelt.


[1] Zie cock Hazeu, Een vlammend betoog tegen de neoklassieke eceonomiebeoefening, Civis Mundi digital, 21, november 2013