De angst voor het eigene van eens toonaangevende postnationale en kosmopolitische elites weersproken met het nodige lef, maar zonder het nodige gevoel voor nuance

Civis Mundi Digitaal #22

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Thierry Baudet, Oikofobie. De angst voor het eigene Uitgeverij Prometheus-Bert Bakker Amsterdam 2013

De angst voor het eigene van eens toonaangevende postnationale en kosmopolitische elites weersproken met het nodige lef, maar zonder het nodige gevoel voor nuance

Bespreking van: Thierry Baudet, Oikofobie. De angst voor het eigene Uitgeverij Prometheus-Bert Bakker Amsterdam 2013

Einde linkse dominantie schept ruimte voor conservatieve cultuurkritiek

Sinds de politieke en culturele revolte van de jaren ’60 is de publieke discussie geruime tijd beheerst geweest door een linkse elite, die zich geroepen voelde toe te zien of de juiste politiek correcte lijn wel gevolgd werd en uit dien hoofde jarenlang een zekere ideologische censuur heeft uitgeoefend. Onder invloed van die linkse dominantie werd ook het idee van een nationale, i.c. Nederlandse identiteit weggehoond als kwalijk nationalisme, een naar spruitjeslucht riekend concept en zelfs verdacht gemaakt als uiting van xenofobie en nieuw racisme.[1]

Het moreel aangeklede bezwaar tegen dat concept is het wij-zij denken dat het impliceert. Nu is wij-zij denken in een pluralistische maatschappij als de onze een sociologisch gegeven (ingroup-outgroup denken). In veel gevallen staat wij naast zij. Maar in een meerpartijen stelsel zoals dat in de westerse samenleving bestaat gaat het om wij tegen zij. En dat geldt uiteraard ook voor de concurrentie tussen bedrijven in een vrije markteconomie en voor de competitie tussen sportclubs.

Uitgangspunt van de gebruikelijke linkse kritiek is de veronderstelling dat Nederland zich als natie juist niet zoals andere volken onderscheidt door te denken in bekrompen termen van nationale identiteit en nationaal belang, maar zich daarboven verheft door in universele, kosmopolitische termen te denken en te handelen. Vooral sinds de Fortuynrevolte daalt in Nederland echter de politieke koerswaarde van een linkse voorkeur als moreel en politiek superieure houding evenals de greep van linkse elites op de opinievorming. Rechts heeft van de weeromstuit niet langer meer bij voorbaat de negatieve klank die het had, toen links denken nog kon uitmaken wat wel of niet deugt en intellectuelen vanzelfsprekend met links geassocieerd werden. Een authentieke intellectueel behoorde immers lange tijd links te zijn. Dat links nu heeft afgedaan. Dat het het ultieme scheldwoord is en dat het voor vrijwel alles wat niet deugt verantwoordelijk gesteld kan worden zoals Rob Hartmans beweert,[2] gaat alleen op voor eenzijdig rechts gezinde lieden. Wie een middenpositie inneemt denkt hierover uiteraard genuanceerder. Maar wel is er een einde gekomen aan de culturele dominantie van de linkse babyboomersgeneratie, die zij via haar bekende mars door instituties als media, onderwijs en andere bolwerken van culturele beïnvloeding in de loop der jaren verworven had.

Aan de conservatieve denkrichting ontsproten ideeën en standpunten worden daardoor niet langer met hoon beladen, zoals jarenlang tot de ‘bon-ton’ behoorde. Conservatieve cultuurkritiek wordt niet langer hooghartig genegeerd. Zo krijgen bijvoorbeeld bekende conservatieve cultuurcritici als in Nederland de overleden socioloog J.A.A. van Doorn en voorts Britse filosofen als John Gray en Roger Scruton en de Britse psychiater en publicist Theodore Dalrymple in linkse kringen opvallend veel welwillende aandacht ondanks hun forse kritiek op allerlei heilige huisjes van links. We kunnen van conservatisme wel degelijk wat leren, erkennen nu volmondig sociaaldemocraten, in de eerste plaats wat meer bescheidenheid.[3]

Bedreigingen van het eigene

Een zelfbewuste conservatieve intellectueel die zich in dit door links die langer aan banden gelegde opinieklimaat duchtig roert is ongetwijfeld de auteur van het hier te bespreken boek. Die profiteert volop van de juist gereleveerde omslag in de publieke opinie. Zijn boeken met eveneens onverhulde kritiek op heilige huisjes van het linkse denken worden daardoor evenmin hooghartig genegeerd, maar krijgen ook in bladen met een links verleden serieuze aandacht. Het weekblad Vrij Nederland voert hem zelfs op als een conservatief wonderkind.

Het is prima dat er ook in ons land met Baudet een jonge intellectueel opstaat, die zich niet langer laat intimideren door de gebruikelijke verdachtmakingen die jarenlang van linkse zijde geventileerd werden, tegen ieder die opkwam voor het nationaal eigene en zich daarmee verzette tegen de ongeremde verheerlijking van linkse lieden die de nationale context als gepasseerd station achter zich hadden gelaten en alleen nog in kosmopolitische termen dachten. Lijden we aaneen ziekelijke afkeer van het eigene? Integendeel! Er is juist een obsessieve hang naar thuis, stelt de socioloog J. W. Duyvendak tegenover de stellingname van Baudet. Die afkeer was er echter wel degelijk tijdens de linkse dominantie sinds de jaren 60. Sinds de Fortuynrevolte is daar een stevige reactie op gevolgd, waarvan Baudet nu een eloquente woordvoerder is.

Dat eigene ziet Baudet bedreigd door multiculturalisme, grootscheepse migratie en modernisme in de kunst, maar vooral door de Europese integratie. Hij werkt zijn verzet hier tegen in dit boek opnieuw uit en doet dat met veel lef en talent. De vraag wat de oorzaak is van de afkeer van het eigene is voor hem nog een raadsel, schrijft hij. In de inleiding van deze bespreking heb ik de achtergrond daarvan al enigszins belicht. Maar los van die linkse dominantie heeft het, lijkt me, op een eigenaardige wijze ook te maken met een typisch kenmerk van die Nederlandse identiteit. Die wordt namelijk van oudsher mede gekleurd door een wisselwerking tussen een dominees - en koopmanstraditie. De dominees traditie is de voedingsbodem geworden van een sterk moralistische en internationaal - idealistische oriëntatie in de Nederlandse politiek; de koopmanstraditie is dat voor een commercieel-pragmatisch internationalisme. Beide tradities hebben in wisselende mate onze buitenlandse politiek bepaald.[4]

In zijn strijd voor behoud van het nationaal eigene ziet Baudet mijns inziens een belangrijke bedreiging over het hoofd, namelijk de snel oprukkende verengelsing van ons taalgebeid, waardoor de Nederlandse taal als nationale identiteitsfactor geruisloos dreigt te vervallen tot een huis - , huis – en keukentaaltje. Zoals de vermaarde historicus Pieter Geiyl betoogd heeft, komt in de taalgemeenschap de meest zicht - en voelbare bron van nationale integratie en culturele identiteit tot uitdrukking. Ik kom hier in een volgend nummer nader op terug.

Historische en politieke betekenis Europese project miskend

In zijn verzet tegen het Europese project slaat Baudet opnieuw door in zijn kritiek, zoals ik al eerder uiteengezet heb in een bespreking van zijn dissertatie De aanval op de natiestaat. Dit project, zo stelt hij in dit boek, valt niet te falsificeren met een beroep op de bekende filosoof Popper en is dus geen wetenschappelijk idee. Dat klopt. Dat project is een politieke keuze zoals alles in de politiek. Dat geldt ook voor zijn verzet tegen de EU. Eens de bakermat van de moderniteit als nieuw beschavingstype waaraan Europa een aantal eeuwen een toonaangevende positie en rol in de wereld ontleende, heeft het die positie nu verspeeld als uitvloeisel van onderlinge verdeeldheid, in de 20e eeuw uitmondend in twee noodlottige wereldoorlogen. Als politiek antwoord daarop is de al eerder gelanceerde idee van Europese eenwording na 1945 opnieuw opgepakt en nu ook operationeel gemaakt om oorlog in Europa voorgoed uit te bannen en Europese naties door bundeling van krachten in staat te stellen een relevante economische en politieke machtsfactor te blijven in het internationale machtsspel. Voor het grote belang hiervan verwijs ik naar de bijdrage in dit nummer van Karel van Wolferen over de zwakke positie van Europa in de huidige mondiale machtsconstellatie.[5] De realisering van dit project is een continu leerproces van trial and error geheel in de geest van Popper’s piecemeal engineering. Langs pragmatische weg wordt stap voor stap verkend hoever we kunnen komen met dat project.

Het democratische tekort van de EU dat Baudet op zijn beurt in stelling brengt is ongetwijfeld een groot probleem en valt moeilijk op te heffen zolang we niet duidelijk kiezen voor een intergouvernementeel, dus confederaal Europa waarin die volkssoevereiniteit als democratisch grondbeginsel exclusief op nationaal niveau ligt of voor een federaal Europa waarin soevereiniteit gedeeld wordt tussen de organen van de federatie en die van de deelstaten. Dat laatste kan niet, zo werd in het debat over de Europese grondwet gesteld en nu ook weer door Baudet. Want er is geen Europees volk waarop een Europese democratie gebouwd kan worden. Als we volk in etnisch-culturele zin opvatten, is er inderdaad geen Europees volk. In staatkundige zin kan er echter wel degelijk een Europees volk ontstaan als we in de geest van het Europese federalisme uiteindelijk kiezen voor een federaal Europa. Daarmee ontstaat vanzelf een staatvolk als democratisch draagvlak. Een federaal Europa brengt ongetwijfeld eigen problemen met zich mee. Het wordt namelijk zoals iedere federale staat geconfronteerd met de spanning tussen een gecentraliseerd optreden naar buiten toe en het nodige respect voor de interne culturele verscheidenheid.[6]

Dat Europese politieke eenheid in federaal verband niet waarschijnlijk lijkt vanwege diepgaande cultuurverschillen die binnen Europa ondanks alle samenwerking blijven bestaan, zoals telkens weer ook door Baudet met grote hardnekkigheid betoogd wordt, staat op gespannen voet met de politieke realiteit van zoveel multiculturele staten in de wereld. Nederland is zelf ook een land met een lange multiculturele traditie die culmineerde in het verzuilingstijdperk. Europa veramerikaniseert bovendien in cultureel opzicht in snel tempo. Die oorspronkelijk diepgaande culturele verschillen in Europa verliezen daardoor in zekere mate hun oorspronkelijke scherpte.

Herontdekking nationalisme door links

Het pleidooi voor een open, tolerant en multicultureel nationalisme waarvoor Baudet ook in boek weer een lans breekt, heb ik eerder al gesteund als welkom tegenwicht tegen het abstracte kosmopolitisme van veel linkse intellectuelen. Dat nationalisme valt in mijn visie zeer wel te combineren met een organisch geworteld en pluralistisch geleed kosmopolitisme zoals ik eerder in Civis Mundi uiteengezet heb.[7]

Tot zelfonderzoek aangezet door het succes van wat in linkse kringen als populistisch rechts benoemd wordt, heeft links het nationalisme herontdekt, constateren twee auteurs in De Groene Amsterdammer, eens ook een bekende exponent van het linkse denken.[8] En van de weeromstuit is dit door links herontdekte nationalisme natuurlijk progressief. Nu de bindende werking van religie, klasse en etniciteit verzwakt is, kan nationale identiteit wel eens het beste middel zijn om collectieve idealen van links te behouden, zo citeren deze auteurs uit het Pamflet van Demos Progressive Nationalism (2006).

Eerder heb ik al uiteengezet dat nationalisme sinds de negentiende eeuw de ideologische inspiratiebron geworden van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Als zodanig diende het als legitimatie van de nationale bevrijdingsbewegingen in Europa en daarna in Azië en in Afrika. En in artikel 1 van de VN - mensenrechtenverdragen van 1966 is het tenslotte als fundamenteel mensenrecht erkend, in Nederland niettemin het meest onbekende of genegeerde mensenrecht. Wij hebben daar in Civis Mundi wel de nodige aandacht aan geschonken[9] zoals ook aan het belang van een adequate bescherming van nationale minderheden in multi-etnische staten, wat in Nederland evenmin gebruikelijk is.[10] Vooral het tragische lot van de Koerden als nationale minderheid in een aantal staten in het Midden-Oosten is in dit verband herhaaldelijk gesignaleerd en gekritiseerd.

Nationalisme wordt in de tweede helft van 20e eeuw tevens de belangrijkste motor in de universalisering van de moderne staatsidee. Vanuit Europa dringt het politiek nationalisme in de 20e eeuw namelijk ook door in de Europese koloniale rijken in Azië en Afrika. Het krijgt daar wel een ander karakter dan in Europa. Het komt daar tot gelding in nationale bevrijdingsbewegingen die anders dan in Europa niet alleen stelling nemen tegen vreemde politieke, maar ook tegen sociale overheersing. Dankzij de veranderde machtsverhoudingen na de Tweede Wereldoorlog slagen die bewegingen erin een dekolonisatieproces op gang te brengen, dat resulteert in de creatie van een lange reeks van nieuwe staten in Azië en Afrika. Van een Europese creatie groeit de moderne staat zodoende uit tot een universeel verschijnsel.[11]

Conclusie Baudet slaat eveneens door

Spiritueel ontheemd en politiek onteigend, dat wordt onze toekomst als de oikofobie, dus de angst voor eigene niet wordt gestopt, zo besluit Baudet zijn boek. Dat gaat mij veel te ver. Het eigene mag en moet gekoesterd worden, maar dat betekent niet dat de huidige natiestaat het eindpunt is van de politieke ontwikkeling. Dat druist ook in tegen zijn open nationalisme. De nationale gestalte van de moderne staat is het resultaat van een bepaalde historische ontwikkeling en wordt nu ondergraven door economische en culturele globaliseringprocessen en een toenemende functionele aanpak van steeds meer transnationale problemen. Dat resulteert in een transnationaal wereldnetwerk van internationale organisaties en een daarin opererende postnationale, technocratische en kosmopolitisch gezinde elite die al doende in de verleiding komt de relevantie van de nationale gestalte van de moderne staat achteloos weg te redeneren en daarmee ook de democratische verworvenheden daarvan.[12] Feit is in ieder geval dat de nationale staat steeds meer verweven raakt met zijn internationale omgeving en alleen nog toekomst heeft als onderdeel van een rijke verscheidenheid van statenverbindingen van intergouvernementele of transnationale aard.

Er ontstaat zodoende een nieuwe politieke wereldstructuur met spreiding van politieke macht over een breed scala van zeer ongelijksoortige actoren, met elkaar overlappende bevoegdheden en loyaliteiten en groeiende interdependentie tussen intern-nationale en internationale ontwikkelingen en problemen. Het is een ontwikkeling die wel vergeleken wordt met de middeleeuwse sociaal-politieke structuur en dienovereenkomstig getypeerd als ‘New Mediavellism’. Elektronische informatie, zo betogen adepten van de digitale revolutie, spot met zo iets antieks als nationale soevereiniteit.

Het eigene ziet Baudet ook bedreigd door het modernisme in de kunst. Zijn verzet daartegen verwoordt een onbehagen dat serieus te nemen valt, maar hij slaat ook op dit punt op dezelfde wijze door als op andere punten van kritiek. Maar overdrijving loont in het publieke debat. Hij heeft hiermee de aandacht getrokken die een jonge intellectueel nodig heeft om een publieke intellectueel te worden. Het talent en de ambitie daarvoor heeft Baudet onmiskenbaar.


[1] Zie S.W. Couwenberg, Civis Mundi spreekbuis van nieuw racisme?, Civis Mundi 6, 1983.

[2] Zie R. Hartmans, Lang leve de linkse kerk, 2010, p 38 e.v.

[3] Zie W. Witteveen, Edmund Burke, profeet van de vooruitstrevendheid, Socialisme en Democratie, 1/2 2005; J. Jakson, In tradities gaan kennis en ervaring schuil. Lessen van het conservatisme. Socialisme en Democratie, 10/11 2010

[4] Zie nader S.W. Couwenberg, Hoe wordt de samenleving het best ingericht? Civis Mundi jaarboek 1987, pp 101-102

[5] Karel van Wolferen What are the reasons for the unfulfilled promises

[6] Zie nader Th. Verellen, Federalisme en buitenlands beleid: geblokkeerd tussen eenheid en diversiteit? Internationale Spectator, november 2013

[7] Zie Nederlandse en Vlaamse identiteit. Civis Mundi jaarboek 2006, pagina 11-12

[8] Zie D. Boomsma en T.H. Kleinpaste, De opkomst van een progressief nationalisme, De Groene Amsterdammer, september, 2013

[9] Zie Nationale soevereiniteit en zelfbeschikking. Actuele problematiek en perspectief, Civis Mundi I, november 1977 en II, januari, 1978.

[10] Zie o.a. Wij zijn anders!, Civis Mundi 4, 1998.

[11] Zie o.a. J.D. Thijs, Het nationalisme in de nieuwe staten van Azië en Afrika, Oost-West, augustus/september, 1965.

[12] Zie Ch. Lasch, The Revolt of the Elites and the Betrayal of Democracy, 1995