Knappe analyse en evaluatie van het historiografische debat over de Franse revolutie en de terroristische ontaarding ervan.

Civis Mundi Digitaal #23

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Bart Verheijen, Geschiedenis onder de guillotine. Twee eeuwen geschiedschrijving van de Franse revolutie. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2013.

Knappe analyse en evaluatie van het historiografische debat over de Franse revolutie en de terroristische ontaarding ervan.

 

Wim Couwenberg

 

Bespreking van: Bart Verheijen, Geschiedenis onder de guillotine. Twee eeuwen geschiedschrijving van de Franse revolutie. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2013.

 

Het boek wordt gepresenteerd als het verhaal van de revolutionaire terreur tijdens de Franse revolutie van 1789, maar het is tegelijk een buitengewoon interessante ideeëngeschiedenis, die gerelateerd is aan die revolutie. Dat gebeurt dan wel aan de hand van het historiografische debat dat twee eeuwen lang in Frankrijk over de Franse revolutie en de terreur is gevoerd. Dit boek is natuurlijk in de eerste plaats voor professionele historici interessant, maar het is ook zo gecomponeerd en geschreven dat het ook voor wie dat niet zijn zeer de moeite waard is, als men geïnteresseerd is in de grote politieke ideeën die de geschiedenis van de moderniteit begeleid en beïnvloed hebben. Het accent ligt dan wel op de terreur waarmee die revolutie gepaard is gegaan en op de vraag of dat als politiek wapen een misgreep was van de revolutionaire elite, of een politieke noodzaak. Maar daarmee passeert tegelijk een hele geschiedenis van toonaangevende politieke ideeën. Al lezende realiseert men zich hoezeer de Nederlandse politieke geschiedenis verschilt van de Franse. Want in onze geschiedenis heeft de Franse revolutie ongetwijfeld ingrijpende effecten gehad, maar de ideologie en daarmee verbonden historische en politieke strijd heeft hier een veel beperktere rol gespeeld. Vooral in negatieve zin is die revolutie hier wel gearticuleerd aan de politieke rechterzijde. Sinds de 19e eeuw heeft dat gestalte gekregen in de antirevolutionaire of christelijk-historische en rooms-katholieke staatkunde.

In de Franse revolutie komt de ultieme politieke inspiratie tot uiting in de idealistische proclamatie van vrijheid, gelijkheid en broederschap, en de daarmee samenhangende rechten van de mens en de burger. Maar dat mondt spoedig uit in de gruwelijke terreur en dictatuur van het Jacobijnse schrikbewind. Die keerzijde is later door prominente sociologen van de Frankfurter Schule als Adorno en Horkheimer geïnterpreteerd als de negatieve dialectiek van de Verlichting. Die negatieve dialectiek wordt in hun boek hierover, ‘Dialektik der Aufklärung’, onverbloemd blootgelegd. Dat heeft de praktijk van de Franse revolutie van stonde af aan bepaald, zoals in het hier besproken boek helder in het licht wordt gesteld. De terreur noemt hij terecht de meest problematische erfenis van de Franse revolutie. Robespierre definieerde zijn terreur als despotisme van de vrijheid, om dat op die manier aanvaardbaar te maken: het ideale doel dat de middelen heiligt, zoals latere terroristen dat in zijn voetspoor ook plegen te doen. Terrorisme is als term ook aan zijn terreur ontsproten; een terreur die als staatsterreur is begonnen, terwijl latere daden van terreur juist vaak gevestigde staten proberen te ontregelen.

In het debat dat in Frankrijk twee eeuwen lang gevoerd is over de historische betekenis van de Franse revolutie, is de historische interpretatie ervan jarenlang door politieke stellingnames van liberalen, republikeinen, marxisten en revisionisten sterk beïnvloed. Voor die politiek geëngageerde historici was die revolutie een blauwdruk voor de juiste samenleving, waarbij het eindpunt al bij voorbaat vaststond. Het ging er daarbij om de goede richting van de geschiedenis op te sporen, dus de juiste beginselen als basis van de samenleving en van haar verdere ontwikkeling. De Franse revolutie betekent in hun ogen ook niet zozeer een transitie, maar een volstrekt nieuw begin. Dat historiografische debat herleidt de auteur, in lijn met het voorgaande, tot een viertal interpretatiemodellen: het liberale (1815-1870), het republikeinse (1870-1917), het marxistische (1917-1968) en het revisionistische model (1968-1989), die hij nader uitwerkt.

In een epiloog komt nog de vraag aan de orde of de ideologische en politieke werking van de Franse revolutie ten einde is, of dat de eerste decennia van de 21e eeuw tot een hernieuwde overdenking daarvan nopen. De Franse historicus Furet, de voorman van de revisionistische interpretatie, verklaarde die revolutie tijdens de bicentenaire in 1989 als beëindigd, en daarmee ook het historiografische debat daarover. De bijdrage van die revolutie aan de geschiedenis is zijns inziens voltooid, waarbij hij – ironie van de geschiedenis – de Vijfde Republiek, zoals die door Charles de Gaulle als icoon van rechts Frankrijk is ingesteld, tot de daadwerkelijke erfenis van die revolutie verklaart. Dat einde valt in zijn ogen samen met een revitalisering van het politiek-filosofische liberalisme, dat de interpretatie van de Franse revolutie in eerste instantie had bepaald, en met het einde van de marxistische dominantie van het debat daarover; een dominantie waarmee Furet als intellectuele leider van de revisionistische interpretatie van die revolutie resoluut afrekent, zoals hij dat in zijn boek Le Passé d’une Illusion (1995) ook doet met de utopische begoocheling van het communisme als de meest grandioze illusie van de 20ste eeuw. Er zijn niettemin nog Franse historici die in de sociale strijd in marxistische zin de essentie van de Franse revolutie blijven zien.

Eindpunt of niet, het intellectuele debat over die revolutie is nog springlevend, constateert de auteur, al is er geen nieuw paradigma dat de interpretatie ervan domineert. Zowel links- als rechtspopulisme werpt zich inmiddels op als verdediger van de erfenis van Verlichting en Franse revolutie. Die revolutie als historisch verlichtingsexperiment blijft in Frankrijk voorlopig inzet van politieke stellingname. De geschiedenis heeft links als woordvoerder van de beloften van die revolutie inmiddels ingehaald met het einde van de marxistische dominantie van het debat daarover en van het daarmee verbonden revolutionaire perspectief, in de zin van een radicale sociale transformatie.

In tegenstelling tot de revolutionaire interpretatie van de Franse revolutie en daarmee verbonden verwachtingen, komt de auteur tot de conclusie dat er geen vast eindpunt is van de geschiedenis als uitkomst van een absoluut gesteld ideaal. De toekomst is onbepaald. De pluralistisch gevoerde strijd over de samenleving en haar perspectief gaat door tot het einde der tijden. Een conclusie die geheel in de lijn ligt van het einde van de grote ideologische strijd over de grondslagen van de moderniteit sinds de Franse revolutie, dat samenvalt met het einde van de Koude Oorlog, het internationale hoogte- en eindpunt van die strijd, resulterend in een grote liberale triomf. De toekomst ligt sindsdien weer helemaal open.