Civis Mundi Digitaal #25
Bespreking van: Maartje Schermer e.a. (red.), Komt een filosoof bij de dokter. Denken over filosofie en zorg in de 21e eeuw.
Komt een boek over filosofie en geneeskunde bij de recensent …
Hugo Verbrugh
Bespreking van: ’Komt een filosoof bij de dokter – Denken over filosofie en zorg in de 21 eeuw’, Maartje Schermer, Marianne Boenink en Gerben Meynen. (red.)’ : 21 artikelen van verschillende auteurs over wat de filosofie de medische praktijk te bieden heeft. Uitgeverij Boom, Amsterdam. Prijs: €32,50
Filosofie en geneeskunde werden vroeger vaak vergeleken met een mix van knoflook en chocola en dat was niet complimenteus bedoeld. Maar de tijden veranderen en de smaken ook. En een saus van knoflook en chocola maakt nu in de haute cuisine de blits voor bij kip.
Alleen al daarom zou dit boek hier uitvoerige bespreking verdienen, maar er is nog veel meer. Om te beginnen is de eerste redacteur hoogleraar binnen de Stichting Civis Mundi en tevens voorzitter van de Vereniging voor Filosofie en Geneeskunde Verder opent het boek een nieuwe manier om naar filosofie en geneeskunde te kijken. Die is behalve nieuw in sommige opzichten baanbrekend. Het boek is uitdrukkelijk bedoeld voor werkers in de gezondheidszorg die tegen problemen aanlopen die niet op te lossen zijn met alleen maar vakkennis en ervaring. Voor de beantwoording van sommige vragen zijn ’filosofische middelen’ nodig (Annemarie Kalis, Verslaving en zelfcontrole, blz. 64); dat is een benadering die je bijna revolutionair mag noemen. En zo zijn er op veel plaatsen meer hoogst oorspronkelijke ideeën en ingangen.
Maar alles heeft z’n prijs en als défaut de sa qualité graven de meeste teksten niet zo diep als je van ’echte’ filosofische auteurs zou mogen verwachten, en een enkele keer staan er echt rare dingen in. Gelukkig geven de redacteuren zelf de legitimering voor enkele kritische kanttekeningen waar zij, blz. 11, schrijven: ’Het kan geen kwaad om kritische vragen te stellen en juist de frisse blik van buiten kan soms scherper zijn dan die van professionals’.
Nogal vreemd vind ik om te beginnen de titel. Dat doet onweerstaanbaar denken aan ’Komt een vrouw bij de dokter’. Dat was een gedramatiseerde autobiografie van een zekere Kluun (pseudoniem). Het gaat over wat het hoofdpersonage, de schuinsmarcheerder ’Stijn’, en zijn vrouw meemaakten toen zij kanker kreeg en daaraan uiteindelijk overleed. Van het boek werden in 27 landen meer dan een miljoen exemplaren verkocht. In Nederland werd het met bijna 800.000 exemplaren de meest verkochte roman ooit. In 2009 kwam er een film van; tegenwoordig draait onder de titel ’Komt een man bij de dokter’ een als ’Sketches’ gekwalificeerd programma op de commerciële zender SBS6. Wat willen redactie en uitgever ons stiekem zeggen door een evidente variant van déze titel te kiezen?
Vervolgens baseert Henri Wijsbek in het eerste artikel een tekst over pijn en lijden op een uitzending van een populair wetenschappelijk bedoeld entertainment programma van BNN waarin totaal onduidelijk blijft wat feit en fictie is, wat serieus of humoristisch bedoeld is; de reputatie van omroepvereniging BNN die op 1 juni 2007 als waar gebeurd een totaal gefingeerd verhaal over orgaandonatie uitzond, maakt mede dat dit artikel domweg niet te beoordelen is.
Een merkwaardige vraag stel ik bij een hoofdstuk in het artikel nr. 6 ’Neuromodulatie en identiteit’ van Farah Focquaert. Dat hoofdstuk gaat over narratieve identiteit. Er wordt geen vermelding gemaakt van de Bachelorthesis Wijsbegeerte van een Wetenschapsgebied Erasmus Universiteit Rotterdam van drs. Johanna Hogendoorn, begeleider: prof. dr. Jos de Mul, augustus 2013, onder de titel ’Komt een filosoof bij de dokter Een analyse van Ricoeur’s narratieve identiteit en de betekenis daarvan voor de geneeskunde’. Navraag bij Jos de Mul leerde me dat hij geen weet had van het boek van Maartje Schermer e.a. met dezelfde titel – maar dit kàn toch geen toeval zijn? En zelfs de naam Ricoeur komt niet voor bij mw. Focquaert.
Gelukkig is er ook veel goeds te vermelden. ’Wat is ziek, wat is gezond? Over verschillende begrippen van ziekte’ van Maartje Schermer is mooi evenwichtig praktisch en filosofisch; dat zelfde geldt voor ’Drie vormen van kennis in de zorg’ over ’Bewijzen: evidence-based medicine, Weten: praktische kennis, Begrijpen: kwalitatief onderzoek’ van I Dick Willems. Op weer een andere manier brengt Jenny Slatman de relatie filosofie-geneeskunde indringend dichtbij in ’Lichamelijkheid in medische praktijken: de verschillende betekenissen van ‘het lichaam: … een filosofische uitdaging, … object en subject, … een sociaal-culturele context …’ en andere aspecten.
Kortom, er is veel meer over te melden – ik kom er nog op terug!