Civis Mundi Digitaal #26
Scheppende informatie uit niets?
Een uitdagende visie op de evolutie als begin van een antwoord op een mogelijk doel ervan.
Gerrit Teule
I Uitgangspunten
Al sinds mensenheugenis is het een uitdagende puzzel, hoe uit het niets (of vanuit een extreem klein puntje) een heelal ontstond en hoe uit dode materie leven kon ontstaan, steeds complexer en met steeds meer onderlinge samenwerking. Een essentieel aspect daarvan is het ontstaan van (nieuwe) informatie. De hele evolutie is namelijk gebouwd op zich uitbreidende informatie over in complexiteit groeiende structuren, zowel organisch als anorganisch. Denk daarbij aan de zich uitbreidende informatie in het evoluerende DNA, maar hetzelfde gebeurde ook al toen de informatiedrager DNA nog helemaal niet bestond. De centrale vraag in dit essay is daarom: hoe kon deze informatie ontstaan en zich steeds verder uitbreiden? Was er al informatie in het begin (een soort plan, hoe rudimentair ook) of bouwde deze informatie zichzelf op vanaf een onbeschreven blad, een tabula rasa? Met andere woorden: werkt de evolutie volgens een van tevoren vastgesteld plan of is de essentie van de evolutie nu juist dat zij zonder plan is begonnen en na een lange ontwikkeling van bewustzijn en intelligentie in vrijheid leidt tot de mogelijkheid om een plan te maken en er vervolgens naar te leven? Om daar het begin van een nieuw antwoord op te vinden, zal ik proberen het ‘eonische licht’ daarop te laten schijnen. Misschien helpt dat een beetje. Het is in ieder geval een standpunt, dat we in de literatuur (te) weinig tegenkomen.
Dat eonische licht komt voort uit de eonische theorie, zoals ik die in mijn boeken naar voren heb gebracht. Deze theorie gaat over de ‘ware aard’ van het elementaire deeltje: het elektron. De huidige main-stream natuurkunde zegt dat elektronen geen inwendige structuur hebben, maar de eonische theorie zegt daarover iets anders. Deze theorie stelt dat elektronen bestaan uit samengebald licht (een ‘kluwen’ van fotonen), geconcentreerd in een klein en afgesloten micro-universum: het eon. Het raakpunt van dat eonische micro-universum en de grote zwaartekrachtruimte (de vierdimensionale Einstein-ruimte waarin wij leven), kennen wij als het elektron, waarop de algemeen aanvaarde theorie over elektromagnetisme, de Quantum Electro Dynamics (QED), van toepassing is. Er zijn dus per definitie evenveel eonen als elektronen. Het eon kunnen we ook zien als de ‘binnenkant’ of de ‘achterkant’ van het elektron. Omgekeerd kunnen we het elektron zien als de voetafdruk of projectie van het eon in onze reële wereld. Dit is de uitkomst van de “Complexe Relativiteitstheorie” (1977)[1] van de Franse fysicus Jean E. Charon. Er bestaan dus onnoemelijk veel universa, maar de kleine eonische universa zijn verborgen in ons grote universum (de zwaartekrachtruimte); ze zitten ‘verstopt’ achter de elektronen. Om zoveel vierdimensionale universa te kunnen overzien en in zijn berekeningen te betrekken, gebruikt Charon de imaginaire dimensie als vijfde dimensie. Deze imaginaire dimensie is berekenbaar met de rekenkunde van complexe getallen en het imaginaire getal i (de wortel uit -1). Vandaar ook de naam Complex Relativity.
De op deze fysische theorie gebouwde eonenhypothese stelt, dat deze eonen al sinds de oerknal het oorspronkelijke licht van het singuliere punt in zich dragen. Eonen bezitten fysische eigenschappen, die rechtstreeks te vertalen zijn naar psychische eigenschappen. Charon beschreef dat in zijn boek “The unknown Spirit”.[2] Eonen zijn daarom ‘geestdeeltjes’. Ik gebruik daarvoor de term menticles, als voortzetting van de termen particles (deeltjes) en wavicles (golfdeeltjes). De basiseigenschappen van deze menticles zijn volgens Charon: geheugen (Knowledge), contemplatie (Reflection), communicatie (Love) en daadkracht (Action). Zie daarvoor ook mijn boeken Wat Darwin niet kon weten[3] en/of Hebben wij een ziel? Zo ja, waar dan?[4] In het laatste boek verdedig ik de stelling: “Geest en ziel zijn de binnenkant van elektromagnetisme en elektromagnetisme is de buitenkant van geest en ziel.”
Charon’s fysica is neo-gnostisch van aard; het is een voortzetting van het gnostische denken van de eerste eeuw na Christus. Het is ook een voortzetting van het denken van Albert Einstein en de kwantumfysica. Dragers van de geest werden door de gnostici Aeonen of Aionen genoemd: de veroorzakers van gedachten. De neognostische beweging ontstond in de jaren zeventig van de vorige eeuw in de universiteiten van Princeton en Pasadena (USA). Deze beweging zegt dat het onhoudbaar is om te blijven beweren dat de mens het universele centrum van het denken is. Als men zegt “Ik denk”, dan zou men moeten zeggen “Het denkt” of “Er is een gedachte in de ruimte”, net zoals we zeggen “Het regent”. Dat ‘het’ is het eon of de hele verzameling van eonen: de eonische matrix. Eonen zijn “denkende elektronen”.
De theorie van Charon en zijn daaruit voorkomende gedachten over universele spiritualiteit zijn indertijd breed gepubliceerd, ook in het Engelstalige gebied, maar stuitte in academische kringen op een irrationele muur van afwijzing en conservatisme. Dat kwam niet door zijn fysische theorie, maar de uitwerking daarvan ging over ‘geest’ en in zijn dagen (en nu vaak ook nog) was het not done, bijkans zelfs een doodzonde, om daarover iets wetenschappelijks te zeggen. Het diende ook geen doel voor puur materieel en financieel geïnteresseerde machten, die het ook vandaag nog voor het zeggen hebben. Vandaar dat Charon’s theorie nog niet de erkenning heeft gekregen, die zij verdient, maar hopelijk komt daar nu verandering in vanwege de hernieuwde belangstelling voor spiritualiteit. Geest hoort thuis in de natuurkunde, die de hele natuur beschrijft. In het Nederlandse taalgebied zijn er buiten mijn eigen publicaties nog twee andere boeken verschenen : “Ik leef al vijftien miljard jaar”, geschreven door Charon zelf[5], en het boek “Wereld Zonder grenzen”, door Sybout Jager.[6]
II De oerknal en verder
Een citaat uit Wikipedia: “ De Oerknal of big bang is de populaire benaming van de kosmologische theorie die op basis van de algemene relativiteitstheorie veronderstelt dat 13,8 miljard jaar geleden het heelal ontstond uit een enorm heet punt (ca. 1028 K), met een oneindig grote dichtheid, ofwel een singulariteit. Tegelijkertijd met de oerknal zouden ruimte en tijd zijn ontstaan.” (inclusief alle natuurwetten, GT)
Het is een fantastische hypothese, tot op de duizendste seconde berekend, waarover de bioloog Rupert Sheldrake eens opmerkte: “Wie dàt gelooft, gelooft alles.” Moderne kritiek op het oerknal-idee, bijvoorbeeld door plasma-theoretici, laat ik in dit essay achterwege, maar daarover is het laatste woord nog lang niet gezegd[7]. Dat laat ik dus maar even zo, in Popperiaanse wetenschap dat elke theorie of hypothese in de loop van de tijd barsten en blutsen oploopt en correcties behoeft. Dat gaat zo door, totdat er (volgens Thomas Kuhn) een paradigmaverandering noodzakelijk is. Meestal gaat dat gepaard met strijd en moeten daarvoor eerst vele adepten van het oude paradigma het veld ruimten of oude dogma’s inslikken. Het is mogelijk dat de eonische theorie ook zo’n paradigmaverandering noodzakelijk maakt, omdat hier de geestelijke creativiteit in de natuurkunde, in de oerknal en in de evolutie haar plaats opeist. De gang van zaken bij de hypothetische ‘oerknal’, en in het bijzonder de eerste seconden, zou volgens de eonische inzichten ongeveer zo kunnen verlopen:
Conclusie: de (geest-dragende) eonen (de ‘binnenkant’ van elektronen) stammen direct uit de oerknal zelf.
Pas na ca. 400.000 jaar was de gloeiend hete en extreem dichte oersoep via diverse stadia zover afgekoeld en geëxpandeerd in de zich uitbreidende ruimte, dat de elektronen rondom de kerndeeltjes hun draai konden vinden en behouden, waarschijnlijk na onnoemelijk veel mislukte pogingen en toevalstreffers. Waterstof en helium ontstonden. Het is mogelijk, dat er al eerder waterstofatomen (het eenvoudigste atoom in dit heelal, bestaande uit één proton en één elektron) werden gevormd, maar dat die weer uit elkaar vielen, bijvoorbeeld omdat het elektron nog een (verdwaalde) positron tegenkwam en alsnog annihileerde, zodat het proton weer alleen overbleef.
Na deze 400.000 jaar van expansie en afkoeling werd het expanderende heelal zo ruim en ‘dun bevolkt’, dat lichtdeeltjes zich vrij door de ruimte konden bewegen zonder steeds weer op andere deeltjes te botsen. Aanvankelijk was er in het superdichte plasma voor de fotonen namelijk ‘geen doorkomen aan’, maar daarna ‘ging in het heelal het licht aan’.
Miljoenen jaren verderop in de evolutie van de materie trokken waterstofwolken zich samen tot jonge sterren, die na een turbulent en kort bestaan weer explodeerden. Bij deze explosies werden de zwaardere atomen gevormd zoals koolstof, ijzer, zuurstof, silicium, etc. Men zegt wel eens, verwijzend naar de ontstaansgeschiedenis van deze zwaardere atomen, dat ons lichaam bestaat uit sterrenstof. Dat geldt inderdaad voor de zwaardere atomen, maar meer dan de helft van al onze lichaamsatomen zijn nog steeds de oeroude waterstofatomen, die ongeveer 400.000 jaar na de oerknal zijn gevormd, dus 13,7 miljard jaar geleden. Alle elektronen/eonen in ons lichaam (alles bij elkaar toch nog ca. een half ons) stammen zelfs uit de eerste seconde van de oerknal.
Wat er in de eerste seconde van de oerknal gebeurd moet zijn, is (bijna) ongelooflijk, maar volgens de eonenhypothese is de geest daar al volop in actie.
III Keuzen in de oerknal en het ontstaan van psychomaterie
Deze gang van zaken suggereert, dat er een aantal gebeurtenissen zijn die om een nader commentaar vragen:
Deze vragen en opmerkingen suggereren, dat er een aantal fundamentele keuzen ten grondslag liggen aan de eerste fasen van het heelal, en vooral in de eerste seconden, miljarden jaren voordat de evolutie van de levende wezens goed en wel begon. Deze primaire ‘kosmische’ keuzen veronderstellen vanaf het eerste punt in de tijd een zekere mate van geheugen, intelligentie en wil, al miljarden jaren voordat er sprake was van DNA en bewustzijn. Het gebruik van het woord ‘toeval’ als algemeen verklaringsprincipe voor deze keuzen heeft hier geen verhelderende waarde. Er zal vooral in de eerste evolutiefasen wel veel toevalligheid aan te pas zijn gekomen van met elkaar botsende deeltjes, maar toeval gecombineerd met geheugen en intelligentie is, vooral in de praktische uitwerking, iets totaal anders dan ‘blind toeval’. In de eonische theorie, met geheugen en intelligentie vanaf de eerste seconde beschikbaar in de eonen, werden mislukte toevalligheden geregistreerd en daarna zoveel mogelijk vermeden, indachtig het bekende spreekwoord: “Een ezel stoot zich niet tweemaal aan dezelfde steen.” Daardoor steeg het percentage ‘succestreffers’ door de tijd heen.
Bovendien werden ervaringen tussen de eonen non-lokaal (tijdloos) onderling in het heelal gecommuniceerd, zodat ze op talloze plaatsen konden worden gebruikt. Zo kunnen we ook veronderstellen, dat het begin van het leven niet op een enkel punt gebeurde (zoals de levensboom van Darwin suggereert), maar misschien wel op miljoenen punten, min of meer gelijktijdig. Dit was de inleiding naar de ‘complexificatie’, zoals Pierre Teilhard de Chardin het noemde. Geheugen en intelligentie kan de evolutie sterk versnellen en verschillende toevalsberekeningen suggereren, dat deze versnelling er inderdaad geweest moet zijn (en dat zij nog steeds in toenemende mate werkzaam is) om de complexificatie te laten gebeuren in het tempo waarmee het is gebeurd. Vaak gebeurde de evolutie zelfs schoksgewijs. In de geschiedenis van de evolutie was op meerdere plaatsen sprake van een zeer snelle ontwikkelingsfase na een natuurcatastrofe, zoals de ‘Cambrische explosie’ (542 - 488 miljoen jaar geleden). Ook de meteoriet, die de dinosauriërs doodde, maakte een explosie van nieuwe levensvormen mogelijk, waaronder de mens.
IV De verdere evolutie na de oerknal
Na de vorming van de waterstof- en heliumatomen (ca. 400.000 jaar na de oerknal) richtten de eonen met hun geestelijke eigenschappen en creativiteit zich op de creatie van grote en ingewikkelde moleculen en alle daaropvolgende materiele ruimtelijke vormen en constructies. Daaruit kwamen de macromoleculen, mineralen, proto- bacteriën, cellen, planten, dieren en hogere wezens voort, gebruikmakend van alle eonische eigenschappen: geheugen, intelligentie, communicatie en daadkracht. Alle andere geestelijke eigenschappen bestaan uit combinaties van deze vier. Uiteindelijk blijkt dit, achteraf gezien, allemaal gericht te zijn op het ontstaan van bewustzijn en zelfbewustzijn, vermoedelijk op talloze plaatsen in dit heelal, want daar werkt de creativiteit van de psychomaterie door de hele evolutie naar toe. Op onze aarde leidde dit tot de creatie van ogen, handen en hersenen, inclusief alles wat nodig is om dat te laten leven: een lichaam, een wereld, een dampkring, een warm klimaat, etc. Hoe dat op andere planeten uitpakt, weten we niet. We kunnen alleen vermoeden dat de processen daar dezelfde of soortgelijke uitwerking hebben gehad als bij ons en dat er dus overal in het heelal intelligent leven bestaat, in welk stadium van ontwikkeling dan ook.
Het is van groot belang hier te noteren, dat bij het samenstellen van atomen en moleculen in grotere structuren altijd emergente eigenschappen ontstaan. Dit zijn eigenschappen, die niet via causale redeneringen uit de samenstellende onderdelen afleidbaar zijn. Een bekend voorbeeld is het simpele watermolecuultje, samengesteld uit twee atomen waterstof en een atoom zuurstof. De eigenschappen van water, bevriezing tot ijs (dat op water drijft), grootste soortelijk gewicht bij 3 graden Celcius (waardoor koud water naar beneden zakt), verdamping en condensatie (waardoor wolken en regen ontstaan), kristalvorming bij bevriezing, etc. zijn niet logisch te beredeneren vanuit de samenstellende componenten waterstof en zuurstof. Maar dit zijn wel de cruciale eigenschappen, die het leven op onze planeet bepalen. Het ontstaan van deze emergente eigenschappen begrijpen we daarom niet, ook al is de praktische werking ervan ons bekend. Dat is echter nog geen reden om de emergente eigenschappen dan maar aan toeval toe te schrijven en ze daarmee als ‘verklaard’ te bestempelen. Emergente eigenschappen ontstonden ‘spontaan’ bij de eerste samenvoegingen van atoomsoorten tot grotere entiteiten. De kennis daarover werd non-lokaal tussen de eonen verspreid en dat leidde tot een gewoontevorming, die snel stabiliseerde tot wat we nu zien als ‘natuurwetten’: vaststaande eigenschappen van atoom- en molecuulcombinaties.
Het ontstaan van emergente eigenschappen is dus een fundamenteel fenomeen van de experimenterende en zich combinerende psychomaterie. Bij elke creatie van nieuwe atomensamenstellingen zien we in deze emergente eigenschappen de creatieve evolutie aan het werk, waarbij de resultaten van deze creativiteit snel werden overgenomen door gerelateerde eonen. Daarna tendeert de gewoonte naar een wet. Volgens de eonenhypothese gebeurt dit niet toevallig of ‘per ongeluk’, maar doelgericht en bezit de psychomaterie vanaf de oerknal een ‘wil om tot bewustzijn te komen’. Deze wil, aanvankelijk uiterst vaag maar gaandeweg steeds scherper, is de drijfveer achter de hele evolutie, overal in dit universum. In zijn boek “Over de wil” (1976)[9] schrijft Roberto Assagioli bij zijn commentaar op Teilhard de Chardin en diens Punt Omega:
“Vanuit een nog breder en meer omvattend gezichtspunt bezien, ziet het universele leven er uit als een strijd tussen veelvuldigheid en eenheid, als een werken en streven naar éénwording. We schijnen vaag te voelen – of we spreken over een goddelijk wezen of over een kosmische energie – dat de Geest aan het werk is op en in de gehele schepping, dat hij bezig is om deze om te vormen tot geordendheid, harmonie en schoonheid, dat hij werkt aan de vereniging van alle mensen (waarvan sommigen vrijwillig meewerken, maar waarvan het merendeel nog verblind en opstandig is) door banden van liefde, en dat hij langzaam en in stilte maar met onweerstaanbare kracht de Opperste Synthese tot stand brengt.”
V Het ontstaan van nieuwe informatie
Charon beschrijft in zijn boek “The unknown spirit”[10] het eon als volgt: “The electron micro-universe is not empty, or the space which encloses it would not be curved. It contains matter and radiation just as our own universe does. Notably, it contains black body radiation which is a sort of multi-speed, multi-directional photon gas, having a black body radiation temperature T.”[11] Deze temperatuur T varieert van 70 miljoen tot 650 miljard graden, afhankelijk van de hypersnelle pulsering van het micro-universum, de ‘hartslag van de psyche’. Charon gaat ervan uit, dat dit supercompacte en superhete fotonengas pal na de oerknal nog geen informatie draagt. Het draagt wel de potentie van geheugen in zich, op basis van spinvariaties van fotonen, maar dit geheugen is nog een onbeschreven blad.[12] Bovendien draagt het de mogelijkheid van negatieve entropie (negentropie, zie hieronder) in zich, omdat het eon een afgesloten micro-universum is.
Nu is de vraag: Is het noodzakelijk om de eonen vanaf het allereerste begin te laten beschikken over informatie (een vooropgezet plan, hoe minimaal ook) over de later te vormen structuren of methoden, of is het mogelijk dat deze informatie vanaf het begin (het ontstaan van eonen/elektronen) vanaf een tabula rasa opgebouwd is uit een spel van geheugen, creativiteit, communicatie en daadkracht, spelend met het toeval in de diverse afkoelende en expanderende ‘oersoepperioden’ die na de oerknal achter elkaar plaats vonden? Met andere woorden: is het mogelijk dat op het gebied van evolutie-informatie een ‘creatio ex nihilo’ , een informatie-schepping uit niets, kan gebeuren op basis van enkele basale fysische eigenschappen van de eonen/fotonen? De eonen zouden dan bij de oerknal letterlijk een onbeschreven blad zijn (een volkomen neutraal en informatieloos evenwicht van fotonen met negatieve en positieve spin), maar wel beschikkend over de vier eonische eigenschappen: geheugen (gebaseerd op spinvariaties van de fotonen in het eon), contemplatie (nieuwe combinaties van fotonenspin in het eon, creativiteit), communicatie (combinaties van fotonenacties in meerdere eonen, non-lokaal via verstrengeling) en daadkracht (door elektronenbewegingen, gestimuleerd door non-lokale fotonenacties). Vanaf de oerknal voegden interacties tussen eonen/elektronen en ook interne reacties tussen fotonen onderling binnen in een eon aan dit onbeschreven blad nieuwe informatie toe.[13].
Het is riskant computertechniek te gebruiken als ‘verklarende’ metafoor. Bij computers wordt informatie gecodeerd met combinaties van nullen en enen (het binaire getalstelsel). Dat is door onszelf bedacht en geconstrueerd en we begrijpen daar in principe alles van. Hoe de informatie in het eon gecodeerd is (met behulp van spinvariaties van fotonen) en of wij die codering ooit nog eens zullen begrijpen, is in de toekomst verborgen. Principieel kunnen wij van buitenaf niet in een eon kijken, omdat het een andere en voor wetenschappelijk onderzoek afgesloten tijdruimte is. We weten dus ook helemaal niet, hoe deze informatie geadresseerd wordt (en of dat nodig is) en hoe in dit onmetelijke evolutiegeheugen bepaalde informatie teruggevonden wordt. Ter vergelijking: ook in de neuronenverbindingen in ons brein (tussen dendrieten en synapsen) worden veel gegevens vastgehouden en ook daar weten we niets over de codering en adressering. Hetzelfde geldt voor het DNA, ook al menen we daar van de codering iets te begrijpen; het feit echter dat we er mee kunnen manipuleren, wil echter nog niet zeggen dat we het ook begrijpen.
Met wetenschappelijke instrumenten zal het niet lukken de eonische codering te kraken, omdat we niet in staat zijn in een andere tijdruimte te kijken. Maar tegelijk kunnen we met onze geest de diepte van ons onbewuste in gaan en onze eigen eonen van binnenuit a.h.w. ‘inspecteren’, via diepe meditatie of andere mentale middelen. Deze eonen verbergen ons diepste onbewuste en alle eonen in het heelal en rondom deze aarde bij elkaar vertegenwoordigen ons collectieve bovenbewuste. Oeroude evolutie-ervaringen zijn in dit onderbewuste en collectieve bovenbewuste opgeborgen. De authentieke uitingsvorm van deze oeroude informatie lijkt volgens mij misschien het meest op allerlei vormen van muziek en misschien is muziek ook wel de enige manier om rechtstreeks naar binnen te gaan in het eonische geheugen. Het is maar een vermoeden. De psycholoog Carl Jung maakte diepgaande studie naar deze oude denkbeelden, neergelegd in allerlei antieke literatuur, legenden, fabels, overleveringen, verhalen, etc. Hij noemde die oude denkbeelden archetypen. Om aan te geven dat deze oude informatie en ook nieuwe denkbeelden nog elke seconde actief meespelen in ons voortdurende waarnemingsproces, noem ik ze in mijn boeken actieve metaforen.
Bij elke waarneming vergelijken we alles wat er via de zintuigen binnenkomt met deze oude informatie, soms bewust maar meestal onbewust. Het resultaat van deze vergelijkingen tussen zintuiglijke prikkels en actieve metaforen is daarna ons bewustzijnsbeeld. Bij het kijken naar een bloem, een landschap of een menselijk lichaam gaat het dus niet alleen om de indrukken die via de ogen binnenkomen, maar we vergelijken deze indrukken ook met waar onze eonen al miljoenen of zelfs miljarden jaren mee bezig geweest zijn. We her-kennen de natuur, want we (mijn lichaamseonen) hebben er zelf ooit ‘enthousiast’ aan meegewerkt. We voelen ons in de natuur daarom niet een ‘kat in een vreemd pakhuis’, want we zijn hier thuis. In ons onbewuste dragen we nog alle kennis van de natuurconstructies in onszelf en om ons heen. Als deze herkenning en vergelijking slaagt, dan ervaren we dat als een gevoel van schoonheid. Bij het bekijken van een mooi (menselijk) lichaam ‘gloeien de eonen van trots’, om het zo maar eens te zeggen. Geen wonder dat onze musea vol hangen met menselijke figuren. Het gevoel of de ervaring van schoonheid is echter niet alleen maar iets voor bewuste mensen, maar het is een resonantie tussen oude (eonische en archetypische) kennis en zintuiglijke indrukken. Het schoonheidsgevoel bestond al ver voordat er menselijk leven bestond. Daarmee geeft de eonenhypothese ook een nieuw fundamenteel idee over schoonheidsbeleving. Het basale gevoel voor schoonheid is al zo oud als de eonen zelf en is ook het kompas, waar de evolutie op vaart. Dat was al zo, ver voordat er zoiets als bewustzijn ontstond. Het schoonheidsgevoel is een terugkoppeling, waarmee de evolutie haar richting kiest.
De complexe informatie kan ook van binnenuit komen, zoals de eonische theorie zegt. Daarmee grijpen de eonen terug op oeroude ervaringen en inzichten. Soms ziet iemand opeens glashelder en in een flits hoe een bepaald probleem wordt opgelost. Of hij ziet plotseling de formule voor zich waarmee een natuurlijk proces beschreven wordt. In de literatuur zijn daarvan diverse voorbeelden bekend. Dan helpt de eonische geest met haar diepgaande evolutie-kennis ons een handje en doorgaans ervaren we dit als een groots moment, een Eureka-ervaring, een A-Ha Erlebnis. We noemen dit intuïtie en volgens Spinoza is dit de hoogste menselijke gave; de derde manier van kennen, het instantane inzicht.
VI Negatieve entropie, negentropie of syntropie
In dit verband is de term negatieve entropie, negentropie of syntropie van cruciaal belang. Het kenmerk van eonen (en van al het levende) is dat het zich afspeelt in een min of meer afgesloten ruimte. De afsluiting gebeurt in de natuur door een membraan (de elektronenschil, de celwand, de huid, de dampkring, etc.). In de onderstaande tekening is de samenhang van meerdere membraanvormen getekend.
Bij het eon is de tijdruimte zelfs helemaal afgesloten, omdat het een eigen tijdruimte is. Er kan geen enkel lichtdeeltje uit de afsluiting ontsnappen. Daarom is een eon eeuwig stabiel[14]; alle fotonen in het eon blijven daar, beschikbaar voor onderlinge creatieve interacties en de geheugenfunctie d.m.v. spinvariaties. Alleen informatie kan via virtuele fotonencommunicatie uitgewisseld worden met andere eonen en met andere fotonen in de zwaartekrachtruimte. Dat gebeurt non-lokaal (tijdloos, tussen verschillende tijdruimten) en over kleine of grote afstanden, gebruik makend van het fysische verschijnsel van verstrengeling (entanglement). Negentropie houdt in dat de informatie-inhoud van een eon alleen maar kan toenemen (of gelijk blijven); bestaande informatie in de eonen gaat nooit verloren. Charon zegt daarover: “Het eon heeft hierin geen keuze: het bestaat uit een ruimte waarin de orde niet kan afnemen”. Entropie en negatieve entropie zijn dus in feite eigenschappen van de ruimte en de mate van afsluiting van die ruimte.
De gedeeltelijke afsluiting, zoals we die overal in de natuur in levende entiteiten tegenkomen (de grotere vormen in de bovenstaande tekening), zorgt er voor dat in een levend lichaam de negentropie een tijdlang kan stand houden, tegen de chaotiserende werking van de entropie in. Afschermingen kunnen ook ‘genest’ zijn, d.w.z. gebruik maken van elkaars afschermende werking, zoals de tekening aangeeft. Zo kan een celwand een gedeeltelijke afscherming zijn, omdat het lichaam, waarbinnen de cel functioneert, binnen de huidafscherming al zorgt voor een gelijkmatige temperatuur (bij mensen 37 graden C.) Dat wordt op haar beurt mogelijk gemaakt door de afscherming van de aarde (de dampkring), die zorgt voor een dragelijke buitentemperatuur, in tegenstelling tot de steenkoude heelalruimte. Afscherming heeft uiteraard op veel meer zaken betrekking dan alleen op de warmtehuishouding; het gaat over afscherming van allerlei verstorende werkingen van buitenaf, van aanvallende bacteriën en virussen tot mechanische beschadiging.
Alleen op basis van de negatieve entropie, de afscherming, het fotonische permanente geheugen en de contemplatie, fotonencommunicatie en het richtinggevende schoonheidsgevoel kan een evolutie ontstaan van steeds complexere vormen en structuren (met emergente eigenschappen), voortbouwend op oude en vastgelegde evolutie-ervaringen.
VII Evolutie, niet vanuit een plan, maar naar een plan toe
De spontane creatie, uitbreiding en het bewaren van nieuwe informatie zou inhouden, dat er geen initieel scheppingsplan over de te evolueren creaturen hoeft te zijn, omdat informatie zichzelf vanaf nul kan vormen en ontwikkelen, vanaf niets tot zeer complex. Het moet zo gebeuren omdat het kan gebeuren. Het levensplan ontwikkelt zich dus zelf, parallel lopend met de ontwikkeling van de biologische constructies. In het Darwinisme tracht men deze gang van zaken af te dekken met de kreet “natuurlijke selectie”, of “survival of the fittest”, maar de basis hiervan is vanaf de oerknal de creatieve rol van informatie en de geest. Het woord ‘plan’ moet hier dus gelezen worden als een ‘beschrijving van de situatie’, of als een blauwdruk die een constructie beschrijft (verderop in de evolutie uitmondend in het DNA). Deze informatie-opbouw gebeurde in het begin uiterst langzaam, maar gaandeweg in de evolutie, door de toenemende interacties met andere eonen, versnelde zich de opbouw van nieuwe informatie (complexificatie).
Uiteindelijk ontstonden zo de combinaties tussen eonen en neuronen (het brein), wat leidde tot (zelf)bewustzijn (ook een emergent verschijnsel, waar we nog steeds niets van begrijpen) en de mogelijkheid om de toekomst bewust te construeren. In de eonenhypothese stellen we dus, dat bewustzijn ontstaat als een emergent verschijnsel, voortkomend uit de samenwerking tussen eonen en neuronen. Als deze samenwerking stopt, dan stopt ook het bewustzijn, maar de eonen (de menticles) gaan door met hun evolutie. Ons bewustzijn werkt met een twee-snelheden concept: de betrekkelijk trage werking van neuronen en de hypersnelle werking van fotonen binnen in het eon. De resultante van deze twee snelheden bepaalt onze snelheid van denken en handelen. Pas veel verderop in de evolutie, in onze tijd, nadat eerst de daarvoor noodzakelijke intelligentie is geëvolueerd, kunnen we dus gaan spreken van een geformuleerd ‘plan’. Wij zijn in onze tijd zelfs in een stadium gekomen, dat we een helder doordacht plan moeten maken om als mensheid te kunnen overleven. Hopelijk komt de bewustzijnsevolutie op tijd om ons hierin te helpen. In onze turbulente tijd zien we de strijd (met veel en grof geweld) tussen entropische krachten en de negentropie voor onze ogen gebeuren. Omdat de ruimte op deze aarde beperkt blijft en de bevolkingsdruk toeneemt (de compressiefase, aldus Teilhard de Chardin), rest ons geen andere keuze dan een verdere complexificatie en organisatie.
VIII Diverse scenario’s van evolutie
Over het eerste initiatief in de oerknal en daarna zijn verschillende wetenschappelijke ideeën geopperd. Het lijstje is zeker niet uitputtend:
IX De eonische theorie samengevat
In het onderstaande proberen we van dit geheel een totaalbegrip te vormen, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Het kan nooit meer zijn dan een tijdelijke denkconstructie.
a) Het startpunt van de evolutie kan gezien worden als het ‘besluit’ van het singuliere punt (het oer-eon) om zichzelf te verdelen in onnoemelijk veel aparte tijdruimten, de eonen, gevuld met licht in de originele dichtheid en temperatuur, zoals deze in het oer-eon aanwezig was. Eonen zijn letterlijk ‘spetters uit de oerknal’. Het staat uiteraard iedereen vrij om in dit wordingsproces iets numineus in te zien en daarover verder te fantaseren.
b) De elektronen/eonen zijn dus ‘eeuwig’ afgesloten tijdruimten, ontstaan in de eerste seconde van de oerknal. Ordening in het eon kan alleen maar gelijk blijven of toenemen (negentropie). Deze beginvoorwaarde maakte de eerste opbouw van informatie (vanaf een tabula rasa) en de verdere evolutie van complexiteit mogelijk.
c) Eonen nemen niet allemaal in dezelfde mate deel aan de evolutie van complexiteit. Veel eonen, die samen met een proton een waterstofatoompje vormen dat vrij rondzweeft in het heelal, zullen zich niet verder ontwikkelen. Pas wanneer er interacties optreden met andere eonen in grotere structuren, neemt de informatie (evolutie-ervaring) in het eon toe. De eonen zijn dus sorteerbaar op basis van hun evolutie-ervaring, of ‘psychische temperatuur’, of ‘niveau van psychisme’ (uitdrukkingen van Teilhard de Chardin). In elke entiteit bevindt zich één eon, die het verst is geëvolueerd, de primus inter pares. Het verst ontwikkelde eon in een entiteit noemen we een zelf-eon, de ziel. In onszelf duiden we dit aan als het Zelf-eon, mijn ziel. Mijn ziel is dus onvergankelijk omdat het eon een stabiel deeltje is, al sinds de oerknal. Charon schreef daarover een boek, getiteld: “Ik leef al vijftien miljard jaar”.
d) In een afgesloten tijdruimte kan negatieve entropie (negentropie, syntropie) leiden tot een cumulatie van nieuwe informatie en tot creativiteit. Deze ruimte kan een geheel afgesloten tijdruimte zijn, zoals bij het eon, maar het kunnen ook tijdelijk afgeschermde ruimten zijn. De afsluiting gebeurt in het algemeen door een membraan, een selectief doorlatend vlies zoals bij een cel of lichaam, en zorgt er voor dat creatieve processen zich binnen de afscheiding enige tijd kunnen handhaven, waarna uiteindelijk de entropie het uiteenvallen van de cel of het lichaam veroorzaakt. Ook in mijn lichaam is de entropie en de energie-uitwisseling met de buitenwereld volop bezig, maar binnen het membraan van mijn huid is de negentropie een tijdlang aan de winnende hand.
e) Geheugen en intelligente creativiteit zijn essentieel voor het verloop van de evolutie, in aanvulling op het onvolledige neo-darwinistische credo: toeval en natuurlijke selectie. Door geheugen, intelligentie, toeval en natuurlijke selectie kon de evolutie zonder sturing van buitenaf zichzelf verder aandrijven, aanvankelijk veelvuldig spelend met het toeval, maar verderop in de evolutie steeds meer intelligent gebruikmakend van opgedane kennis en ervaring. Het schoonheidsgevoel werkt daarbij als een richtinggevende terugkoppeling. Verderop in de evolutie speelt toeval een steeds kleinere rol. Bij een celdeling in ons lichaam, en de DNA replicatie, speelt toeval zelfs vrijwel geen rol meer en is alles gericht op het nauwkeurig doorgeven van kennis. Vanaf nu geeft de bewuste mens richting aan de evolutie op onze aarde (Teilhard). Het hoeft geen betoog, dat daarbij fouten gemaakt worden.
f) Eonen/elektronen communiceren onderling door non-lokale (tijdloze) overdracht van informatie, gebruik makend van het fysische verschijnsel ‘verstrengeling’ (entanglement) tussen deeltjes. Daarmee worden ervaringen gedeeld en beschikbaar gesteld als basis voor andere creatieve processen (denk hierbij aan ‘morfogenetische velden’ van Sheldrake[15]). Ook dit heeft, naast het eonisch vastleggen van resultaten van evolutie-experimenten, een versnellende werking op het evolutieproces.De hypothese van de morfogenetische velden zegt, dat in velden rondom deze aarde de informatie is vastgelegd die door elke levende soort wordt gebruik om haar vormgeving te besturen en/of te begeleiden. Over de wijze van vastlegging van de vormgevende informatie in de velden zegt de hypothese van Sheldrake niets, maar de eonische theorie is een uitstekende basis om de hypothese te kunnen laten functioneren.
g) Eonen in het heelal verschillen dus aanzienlijk in ‘psychische temperatuur’ of ‘niveau van psychisme’. Het meest ontwikkelde eon in mijn wezen (mijn Zelf-eon, mijn ziel) heeft een lange weg van 13,7 miljard jaar evolutie afgelegd, via talloze opklimmende reïncarnaties in allerlei levende constructies. Deze eonen zijn de ‘fakkeldragers’ van de bewustzijnsevolutie. Zo zijn alle levende entiteiten bezield: alle organen, cellen, moleculen en atomen, elke entiteit op zijn eigen niveau van psychisme. Levensvormen die in het (verre) verleden hun nuttige bijdrage aan de bewustzijnsevolutie geleverd hebben, worden in de natuur achtergelaten als ‘gepasseerd station’; ze blijven nog lange tijd bestaan of ze sterven langzaam uit.
h) Er is een doelgerichtheid in de evolutie, maar dat doel is vanaf het begin nog niet manifest. De eonen zijn vanaf de oerknal met talloze verstrengelingen de expanderende ruimte ingestuurd met de ingebouwde boodschap: “Kom tot bewustzijn.” Deze evolutie is daarom in essentie een bewustzijnsevolutie, waarin alle hulpmiddelen, die voor dat doel nodig zijn, zich ontwikkelen. In de materie is een ‘wil om tot bewustzijn te komen’ ingebouwd. Relatief weinig eonen fungeren als ‘fakkeldrager’ van deze wil en bewustzijnsevolutie. Talloze andere eonen blijven nederige functies vervullen, zoals het allereenvoudigste: het vormgeven van een waterstof atoom, sinds de oerknal rondzwevend in het heelal. Pas na een lange evolutie van ogen, handen en hersenen ontstaat het nodige intellect om een verstandelijk doel te kunnen formuleren.
i) Emergente eigenschappen zijn eigenschappen, die ontstaan uit nieuwe combinaties van deeltjes of grotere entiteiten. Ze zijn niet verklaarbaar vanuit de eigenschappen van die samenstellende deeltjes en we kunnen ze beschouwen als de creativiteit van de eonische natuur zelf. In eonische termen: de emergente eigenschappen worden door de creatieve eonen aan de verbinding toegevoegd. De eigenschappen ontstaan uit experimenten en stabiliseren zich snel tot vaststaande natuurwetten en natuurconstanten. Ook de eerste condities van de oerknal zijn te beschouwen als emergente eigenschappen van de oerknal zelf. Ons (zelf)bewustzijn kunnen we beschouwen als een emergent verschijnsel van de samenwerking tussen eonen en neuronen. Ons wijdverbreide onbegrip daarover zal in ieder geval niet verbeteren, zolang de geest haar gerechtvaardigde plaats in de natuurwetenschap niet krijgt toegewezen. Charon zei hierover eens: “Toen kwam de geest ongevraagd het laboratorium binnenwandelen.”
X Slotconclusies
Het is niet onaannemelijk dat de (bewustzijns)evolutie vanaf de oerknal tot nu toe ‘vanzelf’ en autonoom verliep en nog steeds doorgaat, zonder ingrepen van buitenaf door hogere machten. We moeten echter wel rekening houden met enkele cruciale en numineuze eigenschappen die in de eerste split second van de oerknal zijn ontstaan en die het verdere verloop van de zich ‘vanzelf’ (door negentropie) ontwikkelende evolutie bepalen. Het ontstaan van deze eerste ‘emergente eigenschappen’ uit het singuliere punt van de oerknal, hun psychische potentieel, en het waarom en hoe, is ons een raadsel. Dat de geest hier een cruciale rol speelt, vanaf de oerknal, is glashelder duidelijk.
Het doel van de evolutie hier op aarde is, praktisch gesproken, om via bewustzijnsevolutie in staat te zijn of (hopelijk binnenkort) te worden om met het groeiende intellect zelf het evolutiedoel te formuleren en een plan voor de verdere ontwikkeling van de mens op deze aarde te maken en er naar te leven. In onze tijd wordt de noodzaak voor een dergelijk mondiaal overlevingsplan met de dag duidelijker. Zonder dit coherente overlevingsplan loopt de mensheid vast in ongebreidelde bevolkingsaanwas, voedseltekorten, schandelijke inkomensongelijkheid, verstikkende bureaucratie, globale vervuiling, achterhaalde en wrede godsdiensttwisten, krankzinnige bewapening, opraken van natuurlijke voorraden, en uiteindelijk het onleefbaar maken van deze aarde. Of dat ook op andere planeten op dezelfde manier verloopt en of deze gang van zaken een onontkoombaar lot van het intelligente leven is, weten we niet.
Naschrift: Wheeler’s probleem
De natuurkundige John Archibald Wheeler (1911-2008) vatte zijn gedachten over de evolutie samen in de uitdrukking: “It from bit”. Daarmee bedoelde hij dat de vormen en structuren in de natuur voortkomen uit informatie. Deze informatie ontstaat, wanneer een waarnemer bezig is met een gebeurtenis in de natuur. Elke interactie (of elk natuurkundig experiment) voegt een beetje informatie toe aan het totaal van evolutie-informatie. Een waarnemer hoeft overigens geen mens van vlees en bloed te zijn, maar kan elk wezen zijn dat op enigerlei wijze geestelijke eigenschappen bezit. Wheeler maakte zich zorgen over de enorme hoeveelheid informatie die nodig is om alle complexiteit van de levende natuur te genereren vanaf de oerknal. Het aantal waarnemers, vanaf het begin van de evolutie, zou te klein zijn om al de nodige informatie te genereren en te cumuleren. Hier schiet de eonische theorie hem te hulp. Alle eonen zijn namelijk waarnemers in de zin, zoals Wheeler het bedoelde: geestdragende deeltjes, menticles, die actief bezig zijn met de structurering van de atomen, moleculen en grotere structuren tot en met het menselijke brein. De eonen creëren informatie en communiceren de resultaten onderling. Niet alle eonen doen even hard mee in het genereren van nieuwe informatie, maar pal na de oerknal waren er ruim voldoende eonen/elektronen beschikbaar om de nodige evolutie-informatie te genereren. Het uiteenspatten van het singuliere punt (het oer-eon) in geestdeeltjes (eonen) was daarom de cruciale stap naar de evolutie van het bewustzijn. Daarmee is Wheeler’s probleem opgelost.
Den Haag, 1 juli 2014
[1] “Complex Relativity, Unifying All Four Physical Interaction”, Jean E. Charon, Paragon House, 1988, ISBN 0-89226-057-2
[2] “The unknown Spirit”, Jean E. Charon, Coventure Ltd., 1983, ISBN 0-904575-18-7
[3] “Wat Darwin niet kon weten”, Gerrit Teule, Uitgeverij Ankh-Hermes, 2009, ISBN 9-789020-203325
[4] “Hebben wij een ziel, zo ja waar dan?”, Gerrit Teule, Uitgeverij ASPEKT, 2013, ISBN 9-789461-533487
[5] “Ik leeft al 15 miljard jaar, zwarte gaten en eonen”, Jean E. Charon, 1984, Lemniscaat, ISBN 90-6069-556-9
[6] “Wereld zonder grenzen”, Sybout Jager, 1991, Servo, ISBN 90-71918-77-7
[7] Charon gaat uit van een plasma-wolk ter grootte van een klein melkwegstelsel en een voortdurende creatio ex nihilo van materiedeeltjes overal in het universum.
[8] Zie ‘De eerste drie minuten’ van Steven Weinberg : “Er is ten tijde van het eerste plaatje maar een klein aantal kerndeeltjes, zowat één proton of neutron op een miljard fotonen, elektronen en neutrino’s.”
[9] “Over de wil, sturend mechanisme in het menselijk handelen”, Roberto Assagioli, 1976, Boom, ISBN 90-6325-186-6
[10] “The Unknown Spirit”, Jean E. Charon, Coventure Ltd., 1983, ISBN 0-904575-18-7
[11] Het elektron micro-universum is niet leeg, want anders zou de ruimte die het insluit, niet gekromd zijn. Het bevat materie en straling, net zoals ons eigen universum. In het bijzonder bevat het ‘black body radiation’, een soort multi-snelheid en multi-richting fotonengas, met een black body stralingstemperatuur T.
[12] Fotonenspin in het eon kan vergroten tot boven 1 tot 2, 3 of meer en de negatieve waarden. In onze zwaartekrachtruimte is dit alleen maar 1 of -1. Fotonen hebben een heeltallige spin, dus we kunnen ons iets voorstellen in de vorm van 1, 2, 3, 4 etc. Per foton kan dus veel meer informatie worden opgeslagen dan in computerbit (0 of 1) en de kleinste vorm van een bit bestaat altijd nog een flipflop-schakeling van enkele atomen groot. Voor informatici is die spinvariatie van fotonen in een eon het mooiste geheugen, wat er in de natuur denkbaar is: hypercompact, eeuwig stabiel, geen energieverbruik, extreem hoge bedrijfstemperatuur zonder benodigde koeling, en een onbeperkte geheugencapaciteit. Dit is het soort geheugen dat de evolutie vanaf de oerknal nodig heeft om te kunnen slagen, samen met de negatieve entropie (= creativiteit). Zie “The unknown Spirit”, Jean Charon, blz167 e.v.
[13] Zie voor de werking daarvan het hoofdstuk “Matrixism” in het boek The unknown Spirit van Jean Charon.
[14] Eeuwig in de zin, dat een elektron altijd een positron kan ontmoeten, waardoor het wordt geannihileerd. Zolang dat niet gebeurt, is het elektron/eon een stabiel deeltje.
[15] Zie “Een Niewe Levenswetenschap, de hypothese van vormende oorzakelijkheid”, Rupers Sheldrake, Mirananda, 1983, ISBN 90-6271-7047