Civis Mundi Digitaal #26
Bevordering internationale rechtsorde als doel van buitenlandse politiek ter discussie gesteld
Wim Couwenberg
Schrap artikel 90 van de grondwet, betoogt Patrick van Schie, directeur van de Telderstichting in Liberaal Reveil, 2, 2014. Dat artikel draagt de regering op de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen. Een beperkte versie van dit betoog is vervolgens gepubliceerd in het dagblad Trouw (28-6-2014). Daardoor heeft dit opmerkelijke betoog een breder publiek bereikt en meer de aandacht getrokken. Want politieke tijdschriften staan in de regel op grote afstand van wat de goegemeente bereikt en interesseert. Opmerkelijk is dit betoog, omdat over dit grondwetsartikel een partijbrede consensus bestaat, zoals Van Schie zelf erkent. Er heerst zelfs een zekere trots over zo’n nobele doelstelling van buitenlandse politiek in onze grondwet. Het is een fraaie vertolking van onze domineestraditie, die niet alleen diep geworteld zit in onze christelijke partijen, maar niet minder in alle linkse partijen, aldus Van Schie.
Internationale rechtsorde niet idealiseren
Maar kunnen liberalen hiermee uit de voeten, zo vraagt hij zich af. Over die vraag rijzen bij hem als overtuigde klassieke liberaal fundamentele liberale bezwaren. Hij ziet dat grondwetsartikel zelfs als een terugval naar de tijd vóór de Verlichting, toen de belangen en het idealisme van een kleine bovenlaag de buitenlandse politiek vaak bepaalden. Ook artikel 90 van de grondwet ziet hij als product van het naïeve politieke idealisme van een kleine bovenlaag, ten koste van de gewone burger. Wie bepaalt wat die internationale rechtsorde inhoudt? Dat is in de politieke praktijk, afgezien van interstatelijke verdragen, in de regel de VN en de Veiligheidsraad als hoogste orgaan daarvan. En er is geen reden de internationale rechtsorde, zoals die onder supervisie van de VN en de Veiligheidsraad gestalte krijgt, probleemloos te idealiseren, aldus Van Schie. Daar is inderdaad geen reden voor.
Achter de fraaie gevel van die internationale rechtsorde valt niet zelden het stuurse Gorgonenhoofd van de machtspolitiek te ontwaren. De introductie van de VN heeft daar geen einde aan gemaakt. De oprichters ervan waren veel minder idealistisch gestemd dan aanvankelijk werd verondersteld. De VN is op de keper beschouwd een nieuw opgetuigde volkenbond met opnieuw een directoraat van grootmachten als beslissende factor.[1] Hun veto-recht in de Veiligheidsraad oefenen zij nog altijd zonder enige gêne uit als dat in hun kraam te pas komt.[2] In het Handvest van de VN is er hoogstens sprake van een bescheiden beperking van het recht van de sterkste, the law of power. De winnaars in de internationale machtsstrijd blijven in feite nog altijd aan het langste eind trekken; een bevestiging van de door Karl Popper als fascistisch gekritiseerde[3] opvatting van Hegel dat succes in die machtsstrijd de enige rechter is voor staten en naties (Weltgeschichte ist Weltgericht) en van Spinoza’s rechtsopvatting dat ieders recht bepaald wordt door de macht die hij heeft (Ethica, 4, prop. 37). Dus hoe meer macht, hoe meer recht.
De wijze waarop de staat Israël zoals eerder uiteengezet probeert via een effectieve machtspolitiek van voldongen feiten de ontwikkeling van een levensvatbare Palestijnse staat in de kiem te smmoren en zo het Israëlisch-Palestijnse conflict in zijn voordeel te beslechten is daarvan een nieuwe illustratie. Het vredesproces met een tweestatenoplossing als doel heeft daarbij jarenlang gediend als een nuttige façade. De Israëlische premier Netanyahu heeft die oplossing nu openlijk laten vallen. En de Britse premier Cameron ziet dat nu ook als niet langer uitvoerbaar. Het zijn nog steeds de overwinnaars in de internationale machtsstrijd die uiteindelijk bepalen wie gelijk en wie ongelijk heeft. Vandaar dat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki - door de filosoof van het atoomtijdperk Günther Anders als holocaust op één lijn gesteld met Auschwitz [4] - niet berecht zijn als misdrijven tegen de menselijkheid evenmin als de mensonterende Amerikaanse bombardementen in de Vietnam Oorlog, zoals bekend gemaakt in de Pentagon Papers in juli 1971, en de oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in de oorlog tegen het terrorisme.[5] Een bekend bezwaar tegen het vervolgingsbeleid van het Internationale Strafhof in Den Haag is ook de willekeur die dat beleid kenmerkt. Er wordt namelijk met twee maten gemeten. Het is een kritiek die vooral geuit wordt door landen van de Afrikaanse Unie. Van die kant wordt zelfs gesproken van een westerse samenzwering. Wat het politieke terrorisme betreft, ook dat loont, mits succesvol, zoals het ontstaan van de staat Israël, de naoorlogse bevrijdingbewegingen in Azië en Afrika en de anti-apartheidsstrijd van het ANC in Zuid-Afrika illustreren.
Alternatief maakt geen kans
Wat is het alternatief voor artikel 90 van de grondwet, dat Van Schie voorstelt? Dat luidt als volgt:
“De Nederlandse regering heeft in in de buitenlandse en de EU-politiek primair tot taak de behartiging van het nationaal belang in strikte zin;
Voor zover dat in haar vermogen ligt en het niet strijdig is aan de in lid 1 neergelegde taak, steunt de Nederlandse regering de vestiging, versteviging en verdedigingen van vrije, democratische rechtsstaten.”
Maakt dat alternatief kans van slagen? Natuurlijk niet. Over artikel 90 van de grondwet bestaat zoals gezegd een partijbrede consensus. Onze grondwet willen veranderen is bovendien het laatste wat je moet beogen. Alle vernieuwers van ons staatsbestel, D’66 voorop, hebben daar een pijnlijke ervaring mee. Alle staatrechtelijke hervormingsvoorstellen sinds de jaren ’60 zijn gestrand in de Eerste Kamer, bolwerk van een rigoureus constitutioneel conservatisme. Onze grondwet fungeert in feite als een schraal juridisch muurbloempje in onze nationale rechtsorde en onze nationale politiek. Onbekend als de grondwet is bij het gros van de bevolking, bestaat er nauwelijks enige emotionele binding mee. Dat laatste geldt zelfs ook voor de gemiddelde jurist. In tegenstelling tot veel andere democratieën hebben wij een zwakke constitutionele cultuur, en een politiek magere en weinig inspirerende grondwet. De grondwet is hier niet geworden wat de liberale staatsman Thorbecke er in 1848 mee beoogde, te weten een nationale kracht, een grondwet van en voor de burgers. Verschillende factoren hebben daartoe bijgedragen, zoals ik eerder in Civis Mundi uiteengezet heb.
Ethische doelstellingen (dominee) en nationaal belang (koopman) gaan hand in hand in onze buitenlandse politiek
Wat Van Schie wil veranderen, is in de politieke praktijk allang in gang gezet. Bevordering van het nationaal belang als doelstelling van buitenlandse politiek was na de oorlog, onder invloed van het toenmalige politieke idealisme, een tijd lang taboe. Wel verdwijnt sinds de herijking van ons buitenlands beleid onder de minister van Buitenlandse Zaken Van Mierlo in de jaren ’90 dat taboe en wordt het nationale belang een medebepalende factor in dat beleid, al geschiedt dat nog in heel voorzichtige bewoordingen. Maar in de beleidsprioriteiten van zijn opvolger, minister J. van Aartsen, wordt dat belang expliciet op één lijn gesteld met ethische doelstellingen. En het politiek krediet dat met die doelstellingen wordt opgebouwd, moeten we in zijn visie zelf- en doelbewust ten nutte maken van bepaalde nationale belangen, zoals bijvoorbeeld benoeming van Nederlanders op hoge internationale posten. Dominee en koopman gaan hier opnieuw onbeschroomd hand in hand, zoals eerder in onze neutraliteitspolitiek. Dat is trouwens steeds het geval geweest, in die zin dat handelspolitieke naast ethische overwegingen op onze buitenlandse politiek vanouds aanzienlijke invloed hebben gehad. Als normatief realisme heb ik dat al eerder geduid en toegelicht.[6] Dat blijkt opnieuw sinds opkomen voor mensenrechten als buitenlandse politieke doelstelling moet worden afgewogen tegen belangrijk geachte handelsrelaties. Daaraan mag nl. geen onaanvaardbare schade worden toegebracht, zoals de regeringsnota De Rechten van de Mens in het buitenlands beleid van 3 mei 1979 expliciet verklaart. En dit voorbehoud speelt in de praktijk van het mensenrechtenbeleid een grote rol, zoals bv. Bleek ten tijde van het militaire bewind in Argentinië (1976-1983), toen handelsbetrekkingen met dat land onverstoord konden worden voortgezet.
En in de Europese politiek speelt sinds de jaren ’90 het nationale, i.c. het Nederlandse belang, een steeds grotere rol. Premier Rutte hamert daar voortdurend op. Veranderingen in de Nederlandse politiek voltrekken zich al doende. De grondwet komt pas aan de orde als het echt niet anders kan.
[1] Zie M. Mazower, No Enchanted Palace. The End of Empire and the Ideological Origins of the United Nations, 2009
[2] Voor een nieuwe poging het realisme en cynisme van de internationale politiek te verzoenen met een minimum aan ethische principes, zie: L. Willemarck, Bouwstenen voor een utilitaristische ethiek van de internationale betrekkingen, diss. Gent 2002
[3] Zie K. Popper, De open samenleving en haar vijanden, 2007, pp. 203 e.v.
[4] Zie G. Anders, Antropologie in het tijdperk van de techniek, 1998 p. 9
[5] Zie Th. Zimbaroo, Het Lucifer Effect. Hoe gewone mensen zich laten verleiden tot het kwaad, 2010, pp. 66-68 en 439 e.v.
[6] Zie Realisme en moralisme in de buitenlandse politiek, in: S.W. Couwenberg, Hoe wordt de samenleving het best ingericht?, Civis Mundi jaarboek 1987, pp. 91-104.