Civis Mundi Digitaal #27
Bespreking van: Ron Blom, Frank van der Goes 1859-1939. Journalist, literator en pionier van het socialisme. Uitgeverij Eburon, Delft, 2012.
Een prachtige politieke biografie over een pionier van het socialisme in Nederland
Wim Couwenberg
Bespreking van: Ron Blom, Frank van der Goes 1859-1939. Journalist, literator en pionier van het socialisme. Uitgeverij Eburon, Delft, 2012.
Een boek van 511 bladzijden, zoals deze politieke biografie, loopt de kans om even terzijde gelegd te worden voor bespreking. Dat is ook gebeurd. Maar na twee jaar kon dat niet langer uitgesteld worden. Vandaar dat ik het boek ter bespreking eindelijk ter hand genomen heb. En dat is maar goed ook. Want dit boek verdient alleszins serieus besproken te worden. Het is een prachtige politieke biografie over een pionier van oorspronkelijk marxistisch gebaseerd socialisme. Eerlijk gezegd had ik slechts een vage notie wie Frank van der Goes als socialistische voorman is geweest. Maar na lezing van dit boek ben ik onder de indruk van de veelzijdige activiteiten die deze beschaafd strijdbare man als journalist, literator en onvermoeibare strijder voor zijn eerst links-liberale en daarna socialistische idealen ontplooid heeft. Al lezende trekt inderdaad het leven van een authentieke socialistische idealist aan de lezer voorbij; nu onmiskenbaar een uitgestorven politieke diersoort! Niet voor niets luidt de ondertitel van de biografie: ‘Elke dag weer door de hoogste motieven bepaald’.
Zoals veel van de eerste socialistische voormannen hoorde zijn familie tot de hogere burgerij. Hij stamde met name uit een militair regentengeslacht, dat deel uitmaakt van de hogere burgerij in Amsterdam. En daar groeide hij ook op in de bekende grachtengordel.
‘Werdegang’ van Frank van der Goes als literator en politiek ideoloog
Al vroeg bleek er al iets van zijn latere politieke engagement, maar aanvankelijk vooral van zijn literaire interesses en kwaliteiten. Op de HBS waren het deze laatste interesses die daar sterk gewekt werden door zijn jeugdvriend Jacques Perk, die spoedig bekend zou worden als jong gestorven Nederlandse dichter, en zijn leraar Nederlands en geschiedenis, Willem Doorenbos, de vader van de Tachtigers, die een grote vormende invloed heeft gehad op Perk en Van der Goes, maar ook op andere bekende Tachtigers als Willem Kloos en Albert Verwey. Die literaire interesses brachten Van der Goes in 1881 er al toe het letterkundige gezelschap Flanor op te richten als ontmoetingsplek voor zijn progressieve vrienden en generatiegenoten. Hij was betrokken bij tal van bekende literaire initiatieven van zijn tijd, zoals bijvoorbeeld de oprichting van de Nieuwe Gids. Dat was het lijfblad van de Tachtigers, waarin de literaire strijd voor vernieuwing van de Nederlandse literatuur probleemloos hand in hand ging met links-liberale maatschappijkritiek. Het stond onder leiding van een jonge, modern gezinde redactie, waartoe behalve Van der Goes en de liberale politicus Treub schrijvers behoorden als Frederik van Eeden en Lodewijk van Deyssel, kunstschilders als Jan Veth en Breitner, en de bekende dichter Willem Kloos. Politieke thema’s van die tijd waren vooral de schoolstrijd, de invoering van het algemene kiesrecht en de opkomst van het socialisme.
Deze linkse liberalen zetten zich doelbewust af tegen een oudere generatie van liberalen; met name ook in de schoolstrijd, waarin zij stelling namen tegen het dogmatische antiklerikalisme van die oudere generatie. Van der Goes, zelf atheïst, ging er nog van uit dat het godsdienstig geloof onder invloed van de modernisering vanzelf aan maatschappelijke betekenis zou inboeten, en maakte zich daarom niet druk om resterende godsdienstkwesties, zoals die in de schoolstrijd nog hoog opspeelden. Des te meer was hij geïnteresseerd in de opkomst van het socialisme en de klassenstrijd die daar gepredikt werd. Die politieke strijd drong ook door tot de redactie van de Nieuwe Gids, en leidde vrij spoedig tot pittige meningsverschillen en het uiteenvallen van de redactie.
In die jaren voltrekt zich ook de overgang van Van der Goes van links- en sociaal-liberaal naar een radicale marxistisch gezinde socialist. Die overgang start met het lidmaatschap van de Socialistisch-Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis, en wordt voortgezet met het populariseren van het marxisme, dankzij de vertaling van de marxistische bijbel Das Kapital door Van der Goes en een politieke vriend van hem, waardoor hij spoedig als de theoretische leider van de in opkomst zijnde socialistische arbeidersbeweging gezien wordt. Centraal in zijn strijd stond daarbij het zoeken van een wetenschappelijke verklaring van de maatschappelijke ongelijkheid in het moderne kapitalisme ook in Nederland. Die zoektocht liep via het sociaal-darwinisme en het radicale liberalisme, naar het marxisme als het bevrijdend geachte antwoord daarop.
Om het socialisme politiek van de grond te krijgen, was een bredere opzet nodig dan die van de SDB, waar opvattingen als antisemitisme, dogmatisch atheïsme, antiparlementarisme, leiderschapscultus, en revolutionaire romantiek daarbij in de weg stonden. En die bredere opzet werd gevonden in de oprichting van een sociaal-democratische massapartij, met het marxisme als stevige theoretische basis. Dat is in 1894 de SDAP geworden, waarvan Van der Goes onmiskenbaar de geestelijk vader was.
Beroepshalve was hij van huis uit assuradeur. Maar al die politieke activiteiten van hem zaten zijn assurantiecarrière flink in de weg. En na zijn steunbetuiging aan een werklozendemonstratie werd hij als oproerkraaier definitief van de beurs geweerd. Einde assurantiecarrière.
Socialisme van Van der Goes terug naar zijn oorspronkelijke links-/sociaalliberalisme
Ik heb vrij uitvoerig de politieke Werdegang van Van der Goes geschetst. Want sinds hij zich volledig in de strijd voor het socialisme stort, volgt een geschiedenis die wel bekend is, en waarin hij steeds principieel neigt naar een linkse koers, al was dat praktisch niet altijd vol te houden in de SDAP, met haar vele ideologische twisten en het belang om de partij desondanks bij elkaar te houden. Dat noopte de leiding van de SDAP tot allerlei politieke compromissen. Op een gegeven moment werd dat Van der Goes al te gortig, en zag hij zich daardoor genoodzaakt om zijn SDAP als eens geestelijk vader ervan te verlaten, en zijn strijd voor het socialisme daarbuiten voort te zetten. Zo stond hij daarna in het interbellum aan de basis van elkaar snel opvolgende links-socialistische organisaties als de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP), de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP), en ten slotte de Bond van Revolutionaire Socialisten (BRS). Eenmaal socialist in marxistische zin geworden, is Van der Goes dat tot het einde toe trouw gebleven. Principieel antikapitalistisch dus ook, maar wel met de erkenning dat dat kapitalisme een noodzakelijke ontwikkelingsfase was om af te rekenen met verouderde maatschappelijke toestanden en standpunten, en via de historische ontwikkelingswetten van het marxisme ten slotte uit te monden in het bevrijdende socialistische eindstadium van de maatschappelijke ontwikkeling.
Wat mij het meest treft in die biografie is de saillante tegenstelling tussen de sociaaldemocratie van Frank van der Goes en wat er nog van overgebleven is in onze tijd. De SDAP van Van der Goes was in Nederland het meest markante politieke gezicht van het ideologische tijdperk van de moderniteit. En Van der Goes belichaamde dat op voorbeeldige wijze. Zijn hele leven raakte doortrokken van de ideologische vraag naar de juiste grondslagen, de inrichting en de ontwikkelingsrichting van de moderne samenleving. Het antwoord daarop vond hij zoals gezegd uiteindelijk in het marxisme, dat voor hem fungeerde als een substituut-religie.
Wat hij daarbij niet onderkend heeft, is de negatieve dialectiek van het socialistische vooruitgangsstreven, zoals dat op klassieke wijze gesignaleerd is door Th.W. Adorno en Horkheimer als prominente exponenten van de Frankfurter Schule in hun bekende werk Dialektik der Aufklärung (1947). Dezelfde cultuurkrachten die ook het socialistische emancipatieproces op gang brengen, dragen tegelijk de kiemen van het tegendeel ervan in zich: onderdrukking, irrationaliteit en inhumaniteit. In theoretisch opzicht is de socialistische utopie, zoals ook met hartstocht gekoesterd door Van der Goes, het meest radicaal onttoverd door juist genoemde linkse sociologen. Dat heeft ertoe geleid dat Adorno zijn utopisch-socialistisch alternatief niet langer wenste te expliciteren, daarbij mede verwijzend naar het joodse verbod God of het paradijs uit te beelden. Aan die negatieve dialectiek van het socialistische vooruitgangs- en emancipatiestreven is de theorie en praktijk van het wereldcommunisme dan ook bezweken.
Sinds het einde van de Koude Oorlog is er aan die strijd over de ideologische grondslagen van onze moderne samenleving een einde gekomen. Nu de ideologie als coherente, door fundamentele waarden geïnspireerde visie op mens en maatschappij niet langer de politieke verhoudingen en strijd bepaalt en legitimeert, is het een pragmatische oriëntatie, gericht op het adequaat oplossen van maatschappelijke en politieke problemen en knelpunten, die die rol overneemt. Dat heeft tot gevolg gehad dat politieke zingevingvragen, die in de ideologische strijd van weleer voorop stonden, hand in hand met maatschappelijke ontwikkelingsvragen op lange termijn, losgekoppeld raken van praktische politiek.
De leiding van sociaaldemocratische partijen in Europa, betoogde de aanvankelijk marxistische politicoloog Siep Stuurman[1] al in 1979 voortijdig, is bijna overal een exponent van sociaal liberalisme geworden en daarmee een specifiek onderdeel van de naoorlogse liberale consensus. De sociaal-democratie, erkent PvdA-ideoloog P. Kalma[2] in lijn hiermee in de jaren ’80, is nog slechts een voortzetting van de liberale samenleving, zij het in sociaal opzicht beter ingericht. De sociaaldemocratische omarming van de Derde Weg-politiek in de jaren ’90 is daarvan een logische consequentie. En daarmee is het socialisme van Van der Goes teruggekeerd naar zijn oorspronkelijke sociaal-liberale start. Het kapitalisme is, ondanks alle doodvonnissen die daarover in zijn tijd uitgesproken zijn, nog altijd springlevend. In een slotbeschouwing probeert de auteur nog wel de doorwerking van het politieke denken van Van der Goes in onze tijd op te sporen. Maar de harde kern ervan – zijn marxistische overtuiging – lijkt zijn tijd te hebben gehad. Ook in een officieel nog communistisch land als China stelt dat in de praktijk weinig meer voor.
Niettemin een compliment voor deze biografie, uitstekend opgebouwd en uitgewerkt en wetenschappelijk onderbouwd met een uitgebreid notenapparaat en conclusies per hoofdstuk; met vermelding ook van geraadpleegde bronnen, en een uitgebreid literatuuroverzicht en personenregister. Een wetschappelijke prestatie die grote waardering verdient.