Civis Mundi Digitaal #31
Tegenover de onmacht van links om de veel te grote inkomens- en vermogensverschillen tot redelijke proporties terug te dringen (zie thema 15 in dit nummer) staat de opmars van het gelijkheidsbeginsel op niet sociaal-economische terreinen, dankzij de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) en in het verlengede daarvan de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, met andere woorden het verbod van discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte. Aanvankelijk gold laatstgenoemde wet alleen op het terrein van arbeid en beroepsonderwijs. Maar sindsdien zijn verschillende andere terreinen daaraan toegevoegd, zoals primair en voortgezet onderwijs, woonruimte en openbaar vervoer. Het is een zogenaamde aanbouwwet. Anders dan de Algemene Wet Gelijke Behandeling is deze wet nog niet van toepassing op het brede terrein van goederen en diensten. Maar gezien de voorgenomen ratificatie van het VN-verdrag betreffende rechten van personen met een handicap, zal dat terrein ook onder de reikwijdte van deze wet gebracht worden. Dit alles is een welkom uitvloeisel van het streven naar een meer inclusieve maatschappij. We zijn nog niet zo ver dat alle drempels voor personen met een handicap zijn weggenomen. Zo is de toegankelijkheid tot het openbaar vervoer, met name bushaltes en treinstations, in de praktijk nog onvoldoende gewaarborgd. Er zijn dus nog aanvullende maatregelen nodig om daadwerkelijk tot een inclusieve maatschappij te komen, als concrete toepassing van inclusief denken.
Voor meer informatie verwijzen we naar een uitstekend overzicht van deze materie door mr. A. Swarte, stafjurist van het College voor de Rechten van de Mens, in het Nederlandse Tijdschrift voor de Mensenrechten, een heel nuttige voortzetting van het NJCM Bulletin, met juridische analyses en actuele informatie over de ontwikkeling op het brede terrein van de mensenrechten
SWC