Civis Mundi Digitaal #32
Bespreking van: Fleur de Beaufort, Joop van den Berg en Patrick van Schie, Eigenzinnige liberalen. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2014.
Liberalisme niet identiek met neoliberalisme
De Teldersstichting heeft zich bij de viering van haar 60-jarig bestaan vorig jaar onderscheiden door drie opmerkelijke publicaties over het liberalisme. Patrick van Schie, de directeur, en Fleur de Beaufort, als wetenschappelijk medewerker van die stichting, hebben daaraan de belangrijkste bijdrage geleverd. Het uitgeven van die drie boeken valt zeer toe te juichen. Op politiek-filosofisch/theoretisch gebied munt de Nederlandse politiek niet uit door grote activiteit en opvallende publicaties. De Teldersstichting verdient wat dit betreft zeker een compliment.
Neoliberalisme was het eerste onderwerp waaraan een publicatie is gewijd. En terecht. Dat neoliberalisme wordt zo vaak opgevoerd als dominante ideologie van deze tijd en achtergrond van wat mis is in onze samenleving, dat liberalisme daarmee ten onrechte praktisch identiek is geraakt. Die publicatie start met de volgende forse stellingname:
“Noem tegenwoordig een maatschappelijke kwaal, en het ‘neoliberalisme’ schijnt ervoor verantwoordelijk te zijn… Helaas wordt zelden toegelicht waarom het ‘neoliberalisme’ verantwoordelijk is voor al dat vermeende sociale kwaad. Sterker, het is vaak zelfs helemaal niet duidelijk, waar de term ‘neoliberalisme’ naar verwijst… Het niet definiëren van een term die zo gemakkelijk en vaak in de mond genomen wordt, is een omissie, die de critici van het neoliberalisme valt aan te wrijven.” [1]
In Civis Mundi is deze publicatie al uitvoerig besproken, en van kritische kanttekeningen voorzien. Dit laatste is inmiddels ook gebeurd in Liberaal Reveil, juni 2015,[2] een uitgave van de Teldersstichting.
Liberale politici van vóór 1940
Dat liberalisme geenszins identiek is met neoliberalisme, al is dat nu wel de meest dominerende verschijningsvorm ervan, hebben de eerder genoemde publicaties van de Teldersstichting duidelijk in het licht gesteld. Het boek over eigenzinnige liberalen biedt een boeiend overzicht van een hele reeks liberale varianten, zoals die door vroegere liberalen in beeld en tot gelding gebracht zijn. In 1993 is al een bundel verschenen met portretten van 10 liberale politici in Nederland van voor 1940, getiteld Van Thorbecke tot Telders. De toen gemaakte selectie van liberale politici valt wel te verdedigen, maar is volgens de auteurs van dit nieuwe boek wat eenzijdig geweest. Het zijn vooral politici die aan de linkerzijde van het liberalisme opereerden, althans op de beslissende momenten in hun carrière, die in dat boek zijn opgenomen, ook de politici Treub en Marchant, die zichzelf helemaal niet liberaal noemden, maar aanvankelijk radicaal en later vrijzinnig democraat.
In dit nieuwe boek worden 10 liberale politici in beeld gebracht, die onvoldoende aandacht gekregen hebben of meestal niet als liberaal werden aangemerkt, maar dat op de keper beschouwd wel waren. Het waren, zoals het liberalen past, politici met een eigen onafhankelijk politiek oordeel, die dus hun eigen plan trokken. Het waren ook politici die zich meer aan de rechterzijde van het liberalisme opstelden. Gevoegd bij het tiental van het eerder genoemde boek over liberale politici van voor 1940 is er met deze nieuwe publicatie een evenwichtiger beeld gecreëerd van prominente liberalen die het liberalisme voor 1940 gestalte hebben gegeven, stellen de auteurs in lijn met wat zij noemen de beperkte betekenis van links en rechts in het liberale spectrum.
Het betrekkelijke van links en rechts in het liberale spectrum
Terecht wordt in de inleiding het betrekkelijke van links en rechts in de praktische politiek onderstreept. De betekenis ervan varieert met de tijd. Tot ver in de 20e eeuw werd elke liberaal als links aangemerkt, in eerste instantie tegenover ‘rechtse’ conservatieven in de 19e eeuw, en later tegenover de confessionelen, die in de tijd van de godsdienstig-politieke antithese van Abraham Kuyper als rechterzijde werden beschouwd. Tegelijk werden die termen gebruikt om de posities binnen het liberale spectrum aan te duiden, waarbij links net als tegenwoordig staat voor een grotere geneigdheid de staat in de schakelen voor het realiseren van politieke doeleinden.
De liberale politici die in dit boek over eigenzinnige liberalen worden voorgesteld, hielden zich niet zozeer bezig met de vraag hoe ‘rechts’ of ‘links’ zij waren. Ieder voor zich beantwoordde naar eigen inzicht de vraag hoe Nederland beter, liberaler bestuurd kon worden. Soms vatten zij dat zelfs niet eens op in termen van ‘liberaal’ in de zin van een officiële politieke stroming. Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825), waarmee het boek opent, was actief in een periode toen het liberalisme nog niet als politieke beweging in Nederland functioneerde. Maar, zo wordt gesteld, een aantal van zijn opvattingen kunnen achteraf aangemerkt worden als latere liberale eisen, of voorlopers daarvan. Daarom wordt hij ook opgevoerd als proto-liberaal. Ook tal van onomstreden liberale denkers, zoals bijvoorbeeld John Locke en Adam Smith, noemden zich niet liberaal in politieke zin. Toch worden zij achteraf terecht aangemerkt als vooraanstaande liberale denkers.
De liberale politici die in dit boek achtereenvolgens de revue passeren, bedreven politiek in een tijd waarin zelfstandige oordeelsvorming nog een deugd was, en partijdiscipline voor authentieke liberalen als een politieke zonde gold. De selectie van politici hebben de auteurs meer gebaseerd op basis van standvastig karakter en oorspronkelijke ideeën dan op grond van formele politieke functies. Wat hen daarbij opvalt, is dat grote politieke behendigheid, die vaak geassocieerd wordt met opportunisme, niet per se hoeft te leiden tot verzaking van liberale beginselen. De reeks van liberale varianten die in deze bundel achtereenvolgens gestalte krijgen in een tiental politici worden achtereenvolgens aangeduid als proto-liberaal, gevolgd door een radicaal, pragmatisch, onafhankelijk, rechtlijnig, conservatief, bedachtzaam, vrijzinnig, gedreven anti-socialistisch en belerend liberaal.
In de nieuwe liberale ontwikkelingsfase van onze samenleving, waarin we sinds de jaren ‘80/’90 verkeren, biedt deze bundel na die van 1993 een boeiend overzicht van de verschillende wijzen waarop het liberalisme eertijds gestalte heeft gekregen en tot gelding is gebracht.
Er is een belangrijke variant van liberalisme, die in een afzonderlijk boek van de Teldersstichting behandeld wordt. Dat is het sociaal-liberalisme. Een dergelijk boek zouden we eerder kunnen verwachten van D’66, die zich officieel presenteert als partijpolitieke exponent van het sociaal-liberalisme, en niet zozeer van de Teldersstichting. Die presenteert zich officieel wel als de liberale denktank in Nederland, maar, hoewel zelfstandig, staat zij in feite toch in dienst van het liberalisme van de VVD. Daarover meer in het volgende nummer.
[1] In dit nummer komt neoliberalisme in deze zin ook aan de orde. Het neoliberale paradigma wordt daarbij wel duidelijk omschreven. Zie Hans Komen, Neoliberalisme, consumentisme en het dreigende einde van de geschiedenis onder thema 5.3.
[2] Zie R. van Zijp, Neoliberalisme of niet?, Liberaal Reveil, 2, 2015.