Neoliberalisme, consumentisme, het ‘dreigende einde van de geschiedenis’ *

Civis Mundi Digitaal #32

door Hans Komen

Reactie en aanvulling op de boekbespreking van Piet Ransijn door Hans Komen

 

Bij het lezen van dit artikel trokken twee punten de aandacht. Als eerste de zin over de noodzakelijkheid om ons consumptiegedrag te versoberen en verder de zorgen dat dit heel moeilijk zal zijn. Het andere punt is de goede beschrijving van de rol van de machtselite in deel 2, die momenteel de meeste machtsinstrumenten beheerst of sterk beïnvloedt, zoals de overheid en de media.

 

Het neoliberale paradigma
Wat opvalt is dat het neoliberale paradigma van deze machtselite niet wordt genoemd. Dit paradigma is momenteel door de globalisering het dominante collectieve paradigma over bijna de gehele wereld geworden. Concurrerende alternatieve paradigma’s hebben weinig invloed meer. Om versobering van het consumptiegedrag te bewerkstellingen is dus inzicht in het liberale paradigma noodzakelijk. Zowel de economie, de politiek als de media worden beheerst door het neoliberale paradigma.


De Geus: de achtergronden van het consumentisme in de liberale politieke filosofie bij Hobbes

Ook De Geus (p 53-58) schrijft in zijn boek Filosofie van de eenvoud over het historische verband tussen liberalisme en consumentisme. Hij traceert dit tot de liberale politieke theorieën van Thomas Hobbes en John Locke.

“Uit hun liberale politieke theorieën blijkt dat in de kapitalistische marktsamenleving de mensen in essentie worden gedreven door het nastreven van eigenbelang, en de wens om geld en bezittingen te accumuleren. Ten gevolge van deze algemene houding zijn zij echter niet langer in staat om hun behoeften, wensen en verlangens te beperken (Macpherson, 1975, The Theory of Possessive Individualism: Hobbes to Locke)…

Dit proces…van verzamelen…en accumuleren heeft… een ideale voedingsbodem gecreëerd voor onze op groei gerichte economieën en de moderne, vaak excessieve vormen van massaconsumptie.”(1),


De Tocqueville: het statusverhogende effect van consumptie als extra stimulans

Dit onverzadigbare verlangen naar meer is in een eerder artikel van Piet Ransijn over Durkheim en het socialisme van  Saint-Simon uitvoerig toegelicht. In zijn bespreking van het boek van De Geus gaat hij in op de opzichtige ‘conspicuous consumption’ waarover de socioloog Veblen een boek heeft geschreven. De liberale politieke filosoof De Tocqueville, waar De Geus naar verwijst, heeft als eerste de stimulerende rol van statusverhoging, ontleend aan het consumeren, beschreven in zijn klassieke boek  ‘Democracy in America’. Door dit statusverhogende idee en het effect ervan worden mensen ertoe gedreven steeds meer te consumeren.

“Burgers zijn in groeiende mate hun identiteit, zekerheid en maatschappelijke status gaan ontlenen aan het consumeren… Er ontwikkelt zich ‘een algemene passie voor overvloed en materialisme’.en een ‘gerichtheid op mooie, luxueuze en dure spullen’ (De Tocqueville, 1990, p 129-137).

Dit wordt uitvoerig beschreven door De Geus en Ransijn, die bovendien ingaan op de rol van de elite die steeds meer de boventoon gaat voeren en steeds meer macht krijgt, met alle gevolgen van dien: geen toenemende vrijheid en gelijkheid, maar toenemende ongelijkheid, belangenverstrengeling en machtsconcentratie. Hierdoor ontstaat een fatale spiraal van toenemende productie en consumptie, waarop de toenemende macht van de multinationale elite van industriëlen berust.


Wat is de kern van het neoliberalisme?
Na dit politiek historische exposé keren we terug naar de kern van het neoliberale paradigma. Wat is nu de kern van het neoliberalisme? Dat is vooral een economische ideologie waarin winstmaximalisatie centraal staat. Aan dit paradigma wordt vooral de term vrijheid gekoppeld, al wordt die term zelden gedefinieerd in relatie tot de economische kern van dit paradigma. De Oostenrijkse Nobelprijswinnaar, econoom en filosoof Friedrich Hayek (1899-1992) heeft zijn hele carrière proberen aan te tonen dat het neoliberalisme de enige politieke filosofie is die recht kan doen aan de menselijke vrijheid. (2)

Zonder verder uitgebreid iets over deze term te zeggen, lijkt deze liberale vrijheid beperkt te zijn en beperkt te worden  door de machtselite. De liberale vrijheid is te koop. Deze vrijheid van de elite leidt tot onvrijheid, consumptieverslaving en loonslavernij en exploitatie van miljarden anderen. Om de kracht van dit paradigma te kunnen verstaan is inzicht nodig in dit paradigma en de wijze waarop het zich handhaaft. De machtselite streeft naar een bepaalde vrijheid, eigenbelang, macht en verrijking. Om alle grote mechanismen die het wereldgebeuren beheersen te leren zien en te kunnen analyseren is het daarom noodzakelijk om eerst inzicht te hebben in de enorme krachten die het ego en de onbewuste drijfveren ervan op kunnen roepen en op welke wijze deze zich doen gelden en handhaven. Dit is onder meer onderzocht in het tweede boek van Helena Bloem en Hans Komen, Gevangen door het ego, waarin onder andere het verschil tussen ego en persoonlijkheid wordt toegelicht. (3)

Zonder dit inzicht blijft de samenhang van individuele en collectieve psychische factoren en micro- en macrosociale processen binnen het grotere wereldgeheel onduidelijk.

 

Winstmaximalisatie als kernpunt
Het kernpunt van het economisch neoliberalisme is winstmaximalisatie. Om dit te bereiken wordt momenteel niet alleen ingezet op omzetvergroting, maar vooral op het drukken van de vaste lasten. Dat zijn belastingen en arbeidskosten. Op het punt van belastingen is de laatste 30 jaar veel winst bereikt. De multinationals betalen betrekkelijk weinig of geen belasting meer evenals de daarbij behorende elite. Ook op de arbeidskosten is veel bereikt door verplaatsing van de productie naar lage lonenlanden en automatisering. We zien dat winstmaximalisatie tot verlies van koopkracht leidt. Winstmaximalisatie en koopkrachtverlies zijn twee krachten die elkaar tegenwerken.

Koopkrachtverlies als het zwakke punt
Koopkrachtverlies is het zwakke punt in het neoliberale paradigma. Dit leidt automatisch tot versoberingen van de consumptie. Ook al doen we niets dan zal dit toch bereikt worden omdat het vrijwel ongezien in dit paradigma ingesloten zit. Een voorbeeld was de crisis van 1929. Hierover gaat het artikel over trendverschuivingen van de historicus Peter Turchin, die hierover een meer genuanceerde visie heeft dan wat hieronder kort naar voren komt. De grote groei in inkomen na de eerste wereldoorlog leidde tot speculatie, dus winstmaximalisatie, die een einde maakte aan deze groei. De productie van consumptiegoederen stortte in. Dit veroorzaakte enorme spanningen in de samenleving waarvoor de machtselite aanvankelijk weinig oog had maar zich bij nader inzien niet aan kon onttrekken, omdat ook hun vermogen op het spel stond en vaak met vele miljoenen daalde als men niet failliet ging. Doel was handhaving van hun eigen welvaart.

Productie van geweldsproducten en consumptieartikelen
De economische productie kon na 1929 weer op gang gebracht worden door een sterk overheidsingrijpen. De economie was niet in staat op basis van de liberale beginselen van ‘vrijheid’ uit het dal te klimmen. Om de productie weer op gang te brengen werd ook overgegaan op het produceren van geweldsproducten die daarna op het slagveld werden vernietigd.

Na de oorlog was de industrie van Japan en Duitsland vernietigd. De productiecapaciteit van de twee tegengestelde economische systemen, het neoliberalisme en het communisme, waren enorm gegroeid en domineerde hierdoor de wereldeconomie. Door de theorie van Nobelprijswinnaar en econoom Keynes (1883-1946), die een antwoord formuleerde op de krach van 1929, ging het economische liberale systeem zich richten op consumptieproducten (4). Door de grote toename van inkomens van de arbeiders konden deze producten afgezet worden.

Het communisme bleef zich richten op het produceren van geweldproducten. Het neoliberalisme heeft de wedstrijd gewonnen, zoals wordt gemarkeerd door de val van de Berlijnse Muur in 1989 als resultaat van een proces dat al veel eerder begon, zoals Turchin laat zien. Het feit dat het neoliberalisme de wedstrijd heeft gewonnen wil niet zeggen dat het daarmee het best mogelijke economische systeem is. Het huidige Neoliberalisme is vergeten dat de economie alleen via zeer sterk overheidsingrijpen uit de crisis van 1929 is gekomen.

 

Verminderen van arbeidskosten en inkomensdaling
In 1980, de eerste crisis na de oorlog, zagen we al dat de krachten tot winstmaximalisatie de arbeidskosten wilden drukken. Als we naar de VS kijken was dit al eerder aan de gang. Om de arbeidskosten te drukken werden in Nederland massaal werknemers in de WAO geloosd. Binnen 10 jaar waren het er 800.000. Dit was een dure oplossing voor het afstoten van personeel dat uitsluitend drukte op de overheidskosten. In 2004 werden zij massaal herkeurd en voor 80% geheel of gedeeltelijk weer goedgekeurd. Dit leidde tot een inkomensval voor ca 2 miljoen mensen.

Naast dit proces van toenemende werkloosheid werden de arbeidskosten gedrukt door de beginsalarissen te verlagen. Het koopkrachtverlies was in het begin van de jaren 80 al duidelijk zichtbaar in de VS. President Reagan omarmde daarom de theorie van de Nobelprijswinnaar Friedman (1912-2006). Deze stelde dat binnen de economie het aanbod gestimuleerd moest worden als oplossing van dit probleem.(5) Dit stond lijnrecht tegenover het idee van Keynes, dat de vraagzijde centraal stelde.



Opschroeven van de consumptie door massaal lenen door renteverlaging
Wat men toen deed, zonder dat het idee van Friedman werd losgelaten, was de beperkingen op krediet verlagen en renteverlaging. Op deze manier kon massaal geleend worden waardoor de consumptie opgeschroefd kon worden. Door de bankencrisis in 2008 stortte deze aanpak in. Toch is men in economische kring niet tot de conclusie gekomen dat de theorie van Friedman niet adequaat werkte.

Een ander punt dat in Europa voor inkomensdaling zorgde was de invoering van de euro. De Duitsers kregen voor 1 mark 1 euro. Wij Nederlanders moesten voor een euro f 2,20 betalen. Binnen twee jaar waren de guldenprijzen europrijzen geworden. Hiermee werden de arbeidskosten gehalveerd. Dit gebeurde in vrijwel alle Europese landen die de euro invoerden. Dit koopkrachtverlies kon nog via verruiming van leningen gecompenseerd worden tot het vastliep in 2008. Een van de redenen dat de Duitsers buiten de crisis van 2008 bleven was deze omruiling.

 

Dalende consumptie door koopkrachtverlies en minder vaste banen

Na 2008 kwam het koopkrachtverlies in een stroomversnelling terecht. De elite tracht haar inkomen te handhaven door het verder drukken van de arbeidskosten. Momenteel is een vast contract voor onbepaalde tijd van 38 uur een zeldzaamheid geworden, terwijl dat in 1970 standaard was. De dumping via de WAO was niet meer mogelijk. Daarom werd personeel massaal ontslagen en weer aangenomen als ZZP’er tegen halvering van loon. Eind 2014 waren er een miljoen ZZP’ers. Nul-uren contracten en andere constructies worden steeds algemener. Steeds meer bedrijfstakken sluiten geen algemene CAO meer af. Steeds meer tweeverdieners worden eenverdiener. Mensen boven de vijftig jaar worden ontslagen en niet meer aangenomen.
Het consumptieniveau in Noord-Amerika en Europa is nog steeds dalende. De wereldwijde consumptie stijgt omdat opkomende landen als Brazilië, India en China met een inhaalslag bezig zijn. Maar zoals we dat bij Japan gezien hebben zal ook dat tot stilstand komen. Het economische liberale systeem heeft door de winstmaximalisatie een kracht in zich die eerst naar boven werkt en dan weer naar beneden.

Historische cycli van groei en verval
Turchin beschrijft dit in termen van kortere en langere ‘secular cycles’ die hij grondig analyseert in diverse grote rijken die zijn opgekomen en ondergegaan, in zijn boeken Historical Dynamics en War and Peace and War: The Rise and Fall of Empires. Bij het Romeinse Rijk noemt hij deze korte en langere cycli bijv. in ‘Wheels within Wheels’ (hfst 11). De ondergang van een rijk is een geleidelijk cyclisch proces van verval en ‘opkrabbelen’ tot het verval definitief is of de samenwerking ontbreekt om ‘er samen de schouders onder te zetten’, zoals bij de wederopbouw na de oorlog of de crisis na 1929 in de jaren 30. De overconsumptie zal door deze cyclus, die Turchin (hfst 8, The Other Side of the Wheel of Fortune) noemt vanzelf afnemen. Of dit voldoende is om de uitputting van de aarde te voorkomen is onzeker.

Komt er een eind aan overconsumptie?
Volgens de visie die hier naar voren wordt gebracht komt er op twee manieren een einde aan de overconsumptie.
1) Het neoliberalisme zorgt voor verdere inkomensdaling.
2) Er wordt een ander economisch systeem ingevoerd als reactie op het
    bovenstaande.
De gemiddelde kiezer lijkt buiten dit krachtenveld te staan, hoewel we de massale invloed van talloze individuele mensen niet dienen te onderschatten volgens Turchin (hfst 12, War and Peace and Particles), waarbij individuen met deeltjes worden vergeleken zoals bij Tolstoi in zijn beroemde roman Oorlog en Vrede).

Philip Ball laat onder andere in ‘Critical Mass: How One Thing Leads to Another’ zien dat een enorme zelfs explosieve druk teweeg wordt gebracht door natuurkundige processen, die bijv. veroorzaakt worden door de werking en snelheidstoename van talloze atomen bij de verhitting van gassen.

Zo kan de beweging en het ‘op drift raken’ van mensenmassa’s in grote legers en volksverhuizingen enorme (aard)verschuivingen teweegbrengen en kan de consumptie van mensenmassa’s onze planeet met de ondergang bedreigen en de massale instroom van vluchtelingen landen overbelasten.

 

Is 2% economische groei wel haalbaar op termijn?
Er is nog een factor van belang. Alle regeringen streven naar 2% economische groei per jaar om een minimum van een bepaald welvaartsniveau te kunnen handhaven. Als dat gerealiseerd zou worden betekent dit dat in de komende 50 jaar de wereldproductie verdubbeld moet zijn. Los van het feit wie deze producten kan kopen, is dit praktisch onhaalbaar. De aarde beschikt niet over de grondstoffen die dat kunnen realiseren. Dus de daling van de wereldconsumptie komt er toch. Alleen al door deze daling en door de ongelijkheid, die een kernpunt is van het neoliberalisme, zal dit tot veel armoede, pijn en geweld leiden.

Alleen een totale bewustzijnsverandering kan dit voorkomen. Maar of dat haalbaar is of dat dit vanzelf gaat kan ik niet voorspellen. Er zal geen proletariaatopstand komen zoals Marx dacht. Maar het liberale systeem heeft een kracht van zelfvernietiging in zich en dat heeft Marx goed gezien.

 

Conclusie: recessie en omkering en/of ‘collapse’

De huidige maatregelen om de consumptie en winstmaximalisatie op peil proberen te houden en te verhogen zijn de volgende:

-       vermindering van de (loon)kosten door verplaatsing van de productieve arbeid

-       koopkrachtverlies door banenverlies compenseren door renteverlaging en vermindering van kredietbeperking en zo het lenen van consumenten met minder koopkracht te stimuleren

-       overheidsleningen om de groei-economie op peil te houden met minstens 2% ten koste van toekomstige generaties die de onbetaalbare rente moeten betalen

 

Turchin beschrijft ogenschijnlijk totaal andere maar in essentie vergelijkbare maatregelen van de verarmende adel aan het einde van de middeleeuwen. Zij probeerden hun opzichtige consumptie in stand te houden door toenemende exploitatie van de arme boerenbevolking, die steeds armer werd en crepeerde.

Het uiteindelijke gevolg van de algehele daling en omkering van het ‘rad van fortuin’ (‘Wheel of Fortune’) was recessie, die ook bij ons aan de gang is en tot een ineenstorting of ‘collapse’ kan leiden als wij zo doorgaan tegen beter weten in. Marx formuleerde echter al een crisistheorie en een ineenstortingstheorie, die slechts ten dele en anders dan hij dacht, zijn uitgekomen. Het tij kan nog keren.

 

De auteur
Hans Komen is politicoloog. Na zijn sociaalwetenschappelijk studie en onderzoek heeft hij zich vooral gericht op psychische processen vanuit een integraal perspectief. Dit gaat verder dan het materialistische paradigma, dat tegenwoordig dominant lijkt geworden en immateriële processen reduceert tot materiële processen, die geen adequate en sluitende verklaringen geven. Met Helena Bloem schreef hij recentelijk vanuit dit integrale psychologische perspectief de uitgebreide studie Gevangen door het ego. Dit is een vervolg op een eerder verschenen (diepte)psychologisch boek met de titel Ziel en Geest. Dit boek gaat eveneens over bewustzijnsprocessen.

 

*Noot: de titel verwijst naar het boek Het einde van de geschiedenis van  Francis Fukayama over ‘de triomf van het liberalisme’. Inmiddels heeft hij zijn rooskleurige visie herzien voor een meer realistische visie.  Zie S.W. Couwenberg, Wereldgebeuren sinds de jaren 60. Van linkse dominantie naar liberale triomf en Heeft de geschiedenis zin? en boekbespreking Francis Fukuyama, Political Order and Political Decay (Orde en verval )

door Hans Achterhuis, Volkskrant Bijlage 29 11 2014, p 23-25:

“The End of History van Fukuyama  over de liberale triomf “riep wereldwijde discussie op. De belangrijkste tegenstem kwam  van Samuel Huntington,  zijn leermeester.  Die stelde in 1993 in Botsende beschavingen dat er in de moderne  wereldsituatie geen sprake kon zijn van een op westerse leest van de liberale democratie geschoeid maatschappijmodel. Onze wereldorde wordt volgens hem gekenmerkt door negen op lange, veelal religieuze. tradities teruggaande beschavingen, van de westerse tot de oosters-orthodoxe, van de islamitische tot de confucianistische Chinese. Elk van die beschavingen is op weg naar moderniteit, maar zal daarbij typisch westerse kenmerken van een moderne maatschappij lang niet allemaal overnemen…

Fukuyama lijkt nu steeds meer Huntingtons model over te nemen… en neemt afstand van zijn eerdere positie.

. 1. In zijn werk Leviathan stelt Hobbes (1974, p. 161):

‘Geluk is de voortdurende voortgang van het verlangen van het ene doel naar het andere…. Het doel van het menselijk verlangen is niet om slechts één keer te genieten… maar om altijd de richting van zijn verlangen te verzekeren. Daarom zijn de vrijwillige handelingen van alle mensen ertoe geneigd niet alleen oom een bevredigd leven te verkrijgen, maar ook om het veilig te stellen.’

Hobbes wijst erop dat….. de bevrediging van de ene behoefte alleen maar aanleiding geeft tot het ontstaan van een veelheid van nieuwe wensen en begeerten. Door het systematisch prevaleren van deze onverzadigbare hartstochten en aandriften, kan in het huidige type vrije marktsamenleving een situatie van werkelijke ‘voldoening of bevrediging’… worden gerealiseerd. In een dergelijke marktsamenleving strijden mensen permanent met elkaar om macht, financiële middelen en goederen…. in een onophoudelijke concurrentiestrijd…

Mensen worden in de eerste plaats gedreven door egoïstische overwegingen en in beginsel ongelimiteerde verlangens en begeerten. Het gevolg is dat de moderne mens niet langer in staat is om zijn individuele wensen tot redelijke proporties te matigen en zijn gedrag te beheersen… De kapitalistische marktsamenleving met zijn ‘op bezit gerichte individualisme’, zijn harde ‘materialisme’, en het burgerlijke verlangen naar status en comfort, vormde een ideale ondergrond voor de consumptiemaatschappij.’  

Zie verder ook het artikel van Peter Turchin ‘Return of the Oppressed’ in Aeon Magazine (http://aeon.co/magazin) over The History of Inequality en de bespreking ervan door Piet Ransijn.
2. J. Blommaert en K. Zahidi, De Paradox van Hayek.  Deze auteurs laten zien dat de politieke filosofie die zich profileert als de filosofie van de vrijheid in de praktijk aanleiding geeft tot een toename van reële onvrijheid voor de meerderheid van de mensen. Dit noemen zij de paradox van Hayek.

3. Het hiergenoemde begrip ego kan niet gelijkgesteld worden aan het egobegrip dat Freud hanteerde. Voor Freud stond het ego voor rede en gezond verstand. Zie J Rigter, Het palet van de psychologie. In ons boek Gevangen door het Ego wordt het ego uitgelegd als een verzameling overtuigingen waarop onder andere ons persoonlijk paradigma is gebaseerd. Dit is meestal onbewust en staat los van wat iemand onder rede of onder het zogenaamde gezond verstand verstaat.
4. D.E. Moggridge, Keynes

5. R.G. Lipsey en P.O. Steiner, Economics.