Hoe verhouden Nederlanders zich tot Vlamingen/Belgen? Een boeiende causerie over culturele verschillen

Civis Mundi Digitaal #32

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Paul Wouters, Nederland-België. Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2015.

Grootste misverstand tussen Vlamingen/Belgen en Nederlanders

Wat de Nederlands-Vlaamse betrekkingen sinds lang in de weg staat, zijn de historisch gegroeide culturele verschillen die terecht de nodige aandacht blijven trekken. In de afgelopen jaren is die cultuurkloof in talrijke publicaties breed uitgemeten. Een expert op dit gebied is zeker de Vlaamse filosoof Paul Wouters, onlangs teruggekeerd naar zijn Vlaamse geboortestreek, na bijna 30 jaar in Nederland gewoond en gewerkt te hebben, en daar zijn expertise omtrent de Vlaams-Nederlandse betrekkingen verwerkt te hebben in zijn boek België-Nederland (2005). In Vlaanderen teruggekeerd herhaalde hij zijn visie op die betrekkingen in een nieuwe, volledig herziene en geactualiseerde editie van het vorige boek, met de bewust omgekeerde titel Nederland-België (2015), en met weer de nadruk op die culturele verschillen. Dat resulteert in zijn stelling dat het grootste misverstand tussen Vlaanderen en Nederland hierin bestaat, dat zij dezelfde taal denken te spreken. Niet alleen woordkeus, grammatica en betekenis lopen uiteen, maar zelfs het stemgeluid. De misverstanden tussen Belgen en Nederlanders als uitvloeisel daarvan zijn onontkoombaar, omdat zij verschillende levensvormen in culturele zin vertegenwoordigen. De slechtste dienst die we aan de relatie tussen goede buren kunnen bewijzen, is dat we aan die onderlinge verschillen te weinig aandacht schenken, stelt Wouters. Die aandacht schenkt hij opnieuw ruimschoots in dit nieuwe boek, geschreven in een prettig leesbare stijl en vaak met een licht ironische ondertoon. Dat die verschillen niet negatief hoeven uit te pakken onderstreept de scheidende directeur van De Buren, het Vlaams-Nederlandse Huis voor cultuur en debat te Brussel door Dorian van der Brempt. De grootste troef van de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking is juist dat we elke dag opnieuw kunnen genieten van onze verschillen. In dit Huis geloven we trouwens in de complementaire eigenschappen en kwaliteiten van de noordelijke en een zuidelijke Nederlanden, aldus deze directeur in een afscheidswoord.

 

Culturele verschillen bij leiding van organisaties

Wouters heeft een filosofische achtergrond, en is sinds vele jaren werkzaam als organisatieadviseur, en ten dele ook als docent in het hoger beroepsonderwijs. Als organisatieadviseur heeft hij zich gespecialiseerd in interculturele relaties en daarmee samenhangende problemen. Onder de titel Leiden in de Lage Landen – Samenwerking is daar een knap en boeiend hoofdstuk aan gewijd, waaruit veel te leren valt over de relaties tussen Nederlanders en Vlamingen in die specifieke context. Cultuurschokken tussen Belgen en Nederlanders doen zich niet voor, omdat de afstand tussen beider culturen zo groot zou zijn, maar juist omdat die verschillen toch groter zijn dan verwacht, en men er dus niet op voorbereid is. Dat heet in de taal van antropologen presumed cultural similarity paradox. Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse managers in België meer aanpassingsproblemen hebben dan in China. Binnen alle grensoverschrijdende ondernemingen is die interculturele problematiek tussen Nederlanders en Belgen een issue, hoe wereldwijd en cultureel heterogeen zij ook samengesteld zijn, zo is de ervaring van Wouters. Op meerdere plekken heeft hij waargenomen dat struisvogelstrategie inzake die culturele verschillen alleen maar een averechtse werking heeft.

Een saillant cultureel verschil is bijvoorbeeld de veel grotere machtsafstand in Belgische organisaties dan in Nederlandse. Aan de top van iedere Belgische organisatie, of het nu de overheid of het bedrijfsleven is, is macht de centrale categorie. De typisch Belgische organisatie is daardoor verpolitiekt tot in vele lagen onder de top. In Nederland, aldus Wouters, is macht in de afgelopen decennia daarentegen een beladen begrip geworden. In lijn hiermee worden managers hier dan ook opgeleid in het uitoefenen van invloed zonder macht.

Ik heb dat taboekarakter van het machtsmotief in Nederland ook herhaaldelijk opgemerkt en gesignaleerd. Als gevolg daarvan is in dit land rond het machtsmotief een politieke preutsheid gegroeid die herinnert aan de seksuele preutsheid van voorheen en daarmee samenhangende dubbele moraal: ontkenning van het machtsmotief met hand in hand daarmee een politieke strategie en tactiek die onverkort blijft afgestemd op de eisen van de politieke en maatschappelijke machtsstrijd. Dat taboekarakter van het machtsmotief is een typisch Hollandse uiting van hypocrisie, en als zodanig een geseculariseerde versie van de moraliserende Hollandse domineestraditie van weleer. Het werd opnieuw bevestigd toen de Volkskrant in november 2011 haar top-200 van meest invloedrijke personen bekend maakte. Enkelen van hen die hoog scoorden in het lijstje van de top tien werd gevraagd hoe zij zelf aankeken tegen hun prominente rol als spin in het politieke machtsweb. Wat zij met elkaar gemeen bleken te hebben was hun resolute ontkenning van enigerlei macht. Macht, aldus toenmalig VNO-NCW topman Bernard Wientjes - nummer één in het lijstje van tien – is een vies woord. Het gaat ons slechts om invloed. Die heb ik wel, erkent Alexander Rinnooy Kan – als SER-voorzitter met liefst 39 bijbanen nummer drie in het lijstje van 10 – maar om daarover te praten vindt hij al heel vervelend.[1]

 

Liever Nederlander

Wat Wouters over die interculturele relaties tussen Nederlanders en Vlamingen schrijft, is uit het leven gegrepen. Met dit boek heeft hij geen wetenschappelijk pretenties. Het is een vlot vertelde causerie, die je als lezer niettemin een aardige kijk geeft op de complicaties van de Nederlands-Vlaamse betrekkingen en de problemen die daarbij spelen. Na bijna 30 jaar in Nederland gewoond en gewerkt te hebben, is hij een halve Nederlander geworden, en komt hij bij zijn terugkeer in zijn geboortestreek over als een Ollander. Op de vraag of je beter een Nederlander dan een Belg kunt zijn, antwoordt hij dat hij in dat geval voor Nederland kiest (vooralsnog een sterk merk), maar dan wel als Belg. Aan een Vlaamse afkomst is zijns inziens een eigen positieve identiteit te ontlenen. Anders dan België is Vlaanderen namelijk een merk in opkomst. Maar het is nog wel een B-merk en als zodanig voorlopig schatplichtig aan A-merk Nederland, meent hij.

 

Ongenuanceerd vergelijken van volken, kan dat?

Nederlanders hebben nogal eens moeite met het ongenuanceerd vergelijken van Nederlanders met Vlamingen/Belgen, zoals Wouters terloops opmerkt. Ik behoor daar zelf ook toe. Zo is het de vraag of we België een eigen culturele identiteit kunnen toedichten als basis voor een vergelijking met Nederland. In het licht van de verschillende – met name Vlaamse, Franstalige en Duitse – cultuurgemeenschappen waarin België uiteengevallen is, wordt dat serieus betwist. En kan men Nederland in dit verband op zijn beurt eveneens ongenuanceerd opvoeren, met voorbijgaan aan de culturele verschillen die in dit vanouds pluriforme land eveneens opvallen, culminerend in het verzuilingstijdperk van de vorige eeuw? Die zijn nu via ontzuiling afgezwakt en hebben hun vroegere scherpte verloren. Maar daarnaast is er nog steeds de waterscheiding tussen Nederland boven en onder de grote rivieren. In de heftig gevoerde discussie over de Nederlandse culturele identiteit is die culturele pluriformiteit soms zo sterk opgevoerd, dat een eigen Nederlandse identiteit zelfs ter discussie is gesteld. Zo ver ga ik zeker niet.

Wouters voert hiertegenover aan dat Nederlanders en Belgen globaal genomen toch wezenlijk van elkaar verschillen, omdat de Nederlanders tot het noordelijke en de Belgen tot het zuidelijke cultuurblok binnen Europa behoren. De daarmee samenhangende cultuurverschillen zijn ten slotte geconsolideerd geraakt bij de afscheiding van België van Nederland sinds 1830. Maar de taalgrens in België heeft mijns inziens op zijn beurt het uiteengroeien van Walen en Vlamingen versterkt. Wouters geeft trouwens zelf toe dat het niet zo voor de hand ligt Vlaanderen en Wallonië over één kam te scheren.

 

Nadere toelichting

Na het eerste leerzame hoofdstuk over taal en communicatie worden die culturele verschillen nader toegelicht, eerst met betrekking tot sociale relaties, waarbij Wouters het bekende Hofstedeprofiel inschakelt, met zijn meetlat/indexen over de cultuur van landen (de mate van machtsafstand, individualisme, masculiniteit en onzekerheidsvermijding). Daaruit blijkt volgens Hofstede dat Vlamingen veel meer op Walen lijken dan op Nederlanders. Wat maakt Belgen tot Belgen? Het is de Nederlander, aldus Wouters, die de Belg zijn gezicht geeft: hij die niet van Hollanders houdt. Is dat niet een louter negatieve en niet erg overtuigende aanduiding?

Wat de mate van modernisering betreft, constateert hij vervolgens dat Belgen minder modern zijn. Maar de vraag is of zij daarmee te beklagen zijn, zo voegt hij daaraan toe, gelet op het fenomeen van de moderne achterlijkheid. Toenemende modernisering in combinatie met een cultuur van gelijkheid, zoals in Nederland, leidt tot conformistisch gedrag. Hij doelt hiermee, lijkt me, op de naarstig bewaakte consensuscultuur in Nederland. Als het over driftbeheersing ter vergelijking gaat, doet Wouters een beroep op de bekende civilisatietheorie van de socioloog Elias, met daarin centraal de mate van conflictbeheersing, dus het conflictniveau in een samenleving. Dat is in Nederland een stuk lager dan in België. Hij heeft Nederland tijdens zijn verblijf daar ervaren als een oord van sociale wenselijkheden. Over de achtergrond hiervan meldt hij niets. Wat hij hier signaleert, valt met name op bij een links opinieklimaat, zoals Nederland dat sinds begin jaren ’60 tot minstens de Fortuynrevolte van 2002 gekend heeft. Dat linksgerichte opinieklimaat sinds de jaren ’60 is een geseculariseerde versie van de eerder genoemde moraliserende domineestraditie van weleer en daarmee samenhangende neiging tot hypocrisie.

Dat het uiteenlopen van culturen van de noordelijke en zuidelijke lage landen nauw samenhangt met een uiteenlopende historie, zoals Wouters stelt, lijkt me in de roos. Als we meer inzicht willen krijgen in de manier van omgaan van Belgen en Nederlanders, wat ligt er dan meer voor de hand dan een blik te werpen op het merkwaardigste dorp ter wereld, namelijk Baarle, uiteenvallend in Baarle-Hertog, een Belgisch dorp in Nederland, en Baarle-Nassau, een Nederlands dorp in België. Daar wordt terecht ook een interessant hoofdstuk aan gewijd.

De Belg verspreidt een katholieke geur, de Nederlander een calvinistische. Dat is wel gebruikelijk als typering, maar, al zit er wel wat in, het klopt niet helemaal, zet de auteur verder uiteen. De relatie die Belgen en Nederlanders met hun eigen woning hebben, is ook tekenend voor de verschillende manier waarop zij in het leven staan. De huidige culturele verschillen tussen Nederlanders en Belgen worden mede verklaard uit het verschillende rechtsstelsel dat ze hebben. En omgekeerd zijn de verschillen in wetgeving en rechtspraak mede te verklaren uit die culturele verschillen. Het zijn twee landen onderweg in een verschillende ontwikkelingsfase, waarbij België als gevolg van de bestuurlijke complexiteit ervan voor een grote inhaalbeweging staat ten opzichte van Nederland, aldus de auteur.

 

Naar een economie als bron van zingeving?

Wat is het verschil tussen de Belgische en Nederlandse stijl om geld te verdienen? Ook dat komt aan de orde. Wat daarbij opvalt, is de stelling dat de moderne economie zich ontwikkelt van een industrieel naar een dienstverlenend en nu naar een zingevend gebeuren. Zingeving als nieuw speerpunt van de economie, dat ziet Wouters dagelijks om zich heen. Hij bedoelt dan de ontwikkeling naar een belevingseconomie, onder invloed van de expansie van de zogenaamde entertainmentindustrie, die de consument via de media van zin voorziet. Alle sectoren van de economie raken doordesemd van het zinbeginsel. We consumeren materie (vervoer, voedsel, kleding, woonattributen, enz.) met een mooi verhaal erbij. De marktmensen komen bij ons binnen met de slogan sense and simplicity. Maar is dat zingeving? Met deze puur materialistische duiding van zingeving heb ik grote moeite. Maar het zal wellicht zo ervaren worden door extreem geseculariseerde mensen. Zingeving dus in dienst van de massaconsumptie als doel van het leven. Een treurige decadentie van de wijze waarop de zin van ons bestaan nu ervaren en beleefd wordt. Het is een commercialisering en vulgarisering van wat eens deel uitmaakte van de traditie van spiritualiteit.

Hoe dit zij, het is een mooi uitgegeven boek, geschreven door een erudiete en wereldwijze Vlaamse Belg met Nederlandse trekjes, over een thema dat de Nederlands-Vlaamse samenwerking sinds lang tot een probleem heeft gemaakt, en dat we al doende moeten zien op te lossen.



[1] Zie Forum (Opiniblad VNO-NCW), 21 november 2011.