Wij-zij denken opnieuw ter discussie

Civis Mundi Digitaal #32

Al jarenlang wordt een lans gebroken voor het niet langer gebruiken van het woord ‘allochtoon’, omdat dat het wij-zij denken versterkt, maar zonder dat dat tot dusverre enig effect heeft gehad. De redactie van de Volkskrant is nu van plan in haar berichtgeving het woord allochtoon te vervangen door de zogenaamde streepjescode, dus niet Turken, maar Turkse-Nederlander, niet Marokkaan, maar Marokkaanse-Nederlander. Dat lijkt mij prima. Allochtoon als aanduiding van Nederlanders die van elders komen houdt de tegenstelling met in Nederland geboren Nederlanders onnodig in stand.

Het wij-zij denken roeit men echter hiermee niet uit. Dat was enkele jaren geleden ook de bedoeling van tegenstanders van het idee van eigen nationale identiteit. Dat zou dat wij-zij denken ook in de hand werken. Maar wij-zij denken is een fundamenteel sociologisch gegeven. Het is inherent aan iedere groepsvorming van enige betekenis. Dat men het daar tegenwoordig zo moeilijk mee heeft – een van de doelstellingen van het identiteitsonderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in Nederland is het doorbreken van het wij-zij denken[1] - getuigt niet van sociologisch inzicht. Het is een fundamenteel maatschappelijk gegeven. Onze samenleving staat bol van gesloten circuits en netwerken, waarin onbekommerd in wij-zij termen gedacht en geopereerd wordt. In politiek en bestuur leidt dat bij benoemingen zelfs tot uitsluiting van al diegenen die niet bij de juiste politieke club behoren of niet schromen politiek onafhankelijk te blijven (zie in dit nummer onder thema 6.1). Een concept als nationale of culturele identiteit, dus van een gedeeld netwerk van betekenissen, impliceert uiteraard ook een wij-zij relatie. Dat linkse critici van het idee van een nationale identiteit, geconfronteerd met de multi-etnische problematiek in eigen land, zich tegelijk onbeschroomd sterk maakten voor het faciliteren door de overheid van de culturele identiteit van etnische minderheden in ons midden, duidt niet op een consistente denkwijze.

Dezelfde linkse critici blijven ook probleemloos denken in termen van links en rechts, hoewel dat een uitgesproken voorbeeld is van wij-zij denken, evenals het polariseren van politiek-maatschappelijke verhoudingen, waartoe men overgaat als dat in de eigen politieke kraam van pas komt. Eind jaren ’50 heb ik het Democratisch Centrum Nederland opgericht, om met een politieke middenpositie de toenmalige heersende links-rechts tegenstelling te overbruggen. Dat bleek echter spoedig vechten tegen de bierkaai te zijn. Wel heeft die middenpositie de laatste tijd eindelijk politieke erkenning gevonden. D’66 heeft daar een belangrijke bijdrage toe geleverd. Ook in de relaties tussen sportclubs bloeit dat wij-zij denken uitbundig. Aanhangers van Feyenoord en Ajax zullen elkaar nooit in wij-termen benaderen, maar altijd in wij-zij termen.

 

SWC



[1] Zie Rimpels in de hofvijver, Werkprogramma 2005-2007, 7e WRR, p. 56