Civis Mundi Digitaal #34
Dit artikel heeft een hoog gehalte aan ecologische bezorgdheid. Dat veronderstelt wel dat de geschiedenis der mensheid enigerlei zin heeft. In het postmoderne denken wordt echter met alle vormen van historische zinduiding rigoureus afgerekend als product van een eindeloze reeks mythologieën en mystificaties die in de geschiedenis telkens weer opduiken, en wordt geschiedenis voorgesteld als een zinledig verhaal van menselijk streven en strijd. Als dat zo is, stelt de Franse schrijver en filosoof Albert Camus in zijn bekende essay De mythe van Sisyfus, is de eerste vraag die zich bij een filosofische reflectie opdringt dan niet waarom we er geen einde aan maken? Als geschiedenis een gebeuren is zonder zin en samenhang, zo vraag ik mij op mijn beurt af, wat maakt het dan nog uit of die geschiedenis wat eerder of later tenietgaat door een ecologische ramp of atoomoorlog? In een consequent nihilistisch geïnterpreteerde wereld is er, lijkt mij, geen enkele doorslaggevende morele reden te bedenken waarom we verplicht zouden zijn het voortbestaan van de mens op deze planeet veilig te stellen; temeer niet als we instemmen met de darwinistische opvatting van de evolutietheorie. Daarin wordt de evolutie immers voorgesteld als een boosaardig proces zonder enigerlei zin of bedoeling. Diep egoïsme is de kern van al wat leeft.
Dat heeft ertoe geleid dat historici tegenwoordig geneigd zijn de zinvraag te ontlopen als onkenbaar of categorisch te verwerpen.[1] Wat in dat geval rest is slechts de zogenaamde ‘nonsense view of history’, zoals A.J. Toynbee (1889-1975) dat formuleerde in zijn bekende discussie daarover met de Nederlandse historicus Pieter Geyl (1887-1966).[2]
Waarom hebben we, uitgaande van die zinloos verklaarde geschiedenis, eigenlijk nog de plicht het voortbestaan van de mensheid veilig te stellen? Als ons leven, evenals de geschiedenis, gespeend is van enigerlei zin die niet verder reikt dan het dienen van het eigenbelang, dan is een appel op solidariteit natuurlijk een leeg gebaar, een vrome illusie. In dit illusieloze mensbeeld past ook naadloos de praktijk van openlijk of verkapt imperialisme, zoals dat jarenlang door het sociaal-darwinisme als logische politieke consequentie van het darwinisme verklaard en gerechtvaardigd is. In lijn hiermee ligt ook de stelling van een Amerikaanse militaire strateeg, dat de kortste route naar vrede doorgaans loopt langs de weg van een militaire overwinning van de sterksten op de zwaksten.[3]
Die pessimistische uitkomst van zijn evolutietheorie, later nader uitgewerkt door de evolutiebioloog Richard Dawkins[4], was het grote verdriet van Darwin[5]. Het is een theorie die als een universeel zuur alle menselijke illusies wegvreet, stelt de Amerikaanse filosoof en darwinist Daniel C. Dennet dan ook onomwonden. Het is uiterst onwaarschijnlijk, zo wordt in lijn hiermee gesteld, dat de dominerende rol van de mens in de kosmos, of zelfs maar op aarde, een relatief lang leven beschoren zal zijn. Het is trouwens de vraag of dat wenselijk is. Algemeen heerst immers het gevoelen dat de mens zeer onzorgvuldig met zijn toekomst omgaat. Dat hij zelf een einde zal maken aan zijn leidende rol in de evolutie, is daarom het meest waarschijnlijk.[6] In een tijd, waarin met de metafysica dit soort zijnsvragen taboe is geworden, gaat men die gemakshalve uit de weg. Maar zij verdwijnen daarmee niet uit ons gezichtsveld. Integendeel. Een dreigende ecologische catastrofe stelt ze steeds meer dwingend aan de orde.
[1] Zie nader J.H.J. van der Pot, a.w. (noot 1), pp. 780-784
[2] A.J. Toynbee, Can we know the pattern of the past? Discussion between P. Geyl and Arnold J. Toynbee concerning Toynbee’s book ‘A study of history’, 1948, p. 24.
[3] Zie E. Luttwak, Give War a Chance, Foreign Affairs, juli/augustus 1999.
[4] Zie zijn The Selfish Gene, 1976.
[5] Zie J. de Laender, Het verdriet van Darwin, 2009.
[6] Zie C.A. Buningh, Filosofie, cultuur en maatschappij, 2001, pp. 5 en 54