Het groot manifest der Nederlandse taal

Civis Mundi Digitaal #34

Het groot manifest der Nederlandse taal

Redactionele inleiding

Die Engelse monocultuur werkt niet alleen verschralend, maar is bovendien een regelrechte bedreiging van het Nederlands als wetenschapstaal. Het communiceren van de wetenschap in een enkele wereldtaal dreigt de creatieve inbreng van andere talen en culturen te smoren. Het ontneemt iedere stimulans de eigen taal als wetenschapstaal nog verder te ontwikkelen. Dit betoogde in de jaren negentig al de prominente Vlaamse jurist M. Storme in een rede over het Nederlands als cultuur- en wetenschapstaal die hij toen hield op uitnodiging van de Koninklijke Nederlandse Academie Van Wetenschappen.

Vlaanderen, waar Nederlandstalig hoger onderwijs een zwaar bevochten verworvenheid is heeft zich de afgelopen jaren veel grondiger met deze kwestie beziggehouden dan Nederland. Daar beroept men zich op de zogenaamde exception culturelle, zoals voorzien in de culturele paragraaf van het Verdrag van Maastricht. Krachtens die uitzondering is het lidstaten toegestaan beschermende en stimulerende maatregelen te nemen ten gunste van de eigen cultuur en de vruchten daarvan niet bloot te stellen aan de wetten van de markt. In tegenstelling tot Nederland doen Frankrijk en Vlaanderen daar een beroep op. In Vlaanderen heeft dat geresulteerd in het Vlaamse structuurdecreet[1]. In lijn hiermee gaat Vlaanderen uit van het Nederlands als onderwijstaal voor hogescholen en universiteiten, maar opent wel beperkte mogelijkheden voor anderstalig onderwijs als dat voldoende gemotiveerd wordt (als de functionaliteit ervan voor de opleiding en de meerwaarde voor studenten worden aangetoond). In een Europese context waar deze kwestie overal een punt van discussie en verdeeldheid is, is het van groot belang dat Nederland en Vlaanderen zoveel mogelijk gezamenlijk optrekken in het streven het Nederlands ook als wetenschapstaal te handhaven. Of is dit vechten tegen de bierkaai, en is het Nederlands als wetenschapstaal ten dode opgeschreven?

Op zaterdag 27 juni jl. zijn ’De actiepunten van het groot manifest der Nederlandse taal’, over het gebruik van Engels en Nederlands in het hoger onderwijs, verschenen in NRC Handelsblad. Dit verdient verdere verspreiding. Hieronder vindt u de tekst, ondertekend door BON-voorzitter (Beter Onderwijs Nederland) Ad Verbrugge en 25 andere prominente schrijvers en onderzoekers. Het volledige manifest, met achtergronden en argumenten kunt u hier (pdf) downloaden. Naar aanleiding van discussies hier of elders zien de initiatiefnemers dit manifest ook als een werkdocument waarin verdere aanscherpingen mogelijk zijn.

Betuig via deze link uw steun aan het manifest.

 

Het groot manifest der Nederlandse taal

  1. Artikel 7.2 van de Wet op het Hoger Onderwijs (WHW) – waarin wordt voorgeschreven dat het onderwijs en de examinering van de stof in beginsel in het Nederlands dienen plaats te vinden, tenzij er goede redenen zijn daarvan af te wijken – moet worden gehandhaafd én nageleefd. Of een specialistische (research-)master volledig Engelstalig moet worden, is afhankelijk van het vakgebied, het soort onderzoek dat wordt verricht en de context waarin dat plaatsvindt.
  2. Er moet een fundamenteel debat op gang komen op universiteiten en hogescholen over de manier waarop men invulling geeft aan artikel 7.2. Bestuurders dienen daarover een open gesprek aan te gaan met docenten, studenten en het afnemend veld. Voor allerlei maatschappelijke sferen – het openbaar bestuur, het bedrijfsleven, de rechtspraak, het onderwijs, de media enzovoorts – blijft een goede beheersing van het Nederlands onontbeerlijk.
  3. Het hoger onderwijs dient de zorg voor kennis van talen en culturen tot zijn kerntaak te rekenen. Studenten moeten in hun studie bij voorkeur met verschillende talen in aanraking komen; bij uitstek in ‘talige’ studies als filosofie en geschiedenis, maar ook in studies als bedrijfskunde en rechten. In dat verband blijft de beheersing van de Nederlands taal het zwaarst wegen: zij is de noodzakelijke basis om andere talen goed te kunnen leren.
  4. De beslissing over het gebruik van Engels in het publiek gefinancierde hoger onderwijs dient op inhoudelijke gronden te worden genomen. Ze mag niet alleen economisch of ideologisch gemotiveerd zijn en teruggaan op de wens om zoveel mogelijk buitenlandse studenten binnen te halen of hoog op de ranglijstjes te komen. Buitenlandse studenten wordt geadviseerd om toch vooral ook Nederlands te leren als ze hier komen studeren.
  5. In het hoger onderwijs dient de vorming van studenten centraal te staan, waarbij deze vorming zich niet volledig los mag zingen van de wereld waarin we leven. Bij de inrichting van een opleiding dient daarom altijd ook de vraag te worden gesteld of studenten daarmee het beste worden voorbereid op de maatschappelijke uitoefening van hun beroep in de Nederlandse samenleving. Ook de wetenschap zelf heeft in haar uitoefening altijd een maatschappelijk karakter.
  6. Universiteiten en hogescholen dienen duidelijk te maken in hoeverre zij trouw blijven aan hun ambitie om betrokken te zijn bij de samenleving en studenten te vormen tot ‘kritische burgers’. In hoeverre brengen ze de student daartoe algemene en persoonlijke vorming bij en dragen zij mede in het kader daarvan zorg voor de ontwikkeling van diens taalvermogen?
  7. Universiteiten en hogescholen moeten aangeven in hoeverre hun onderwijs bijdraagt aan het gebruik van (academische) kennis in onze samenleving. Ook volgens de Wetenschapsvisie vormen distributie en adaptatie van kennis een kerntaak van de kennisinstellingen van de toekomst. Dat betekent tevens dat Nederlandstalig onderzoek een volwaardige plaats dient te krijgen in de beoordeling van de kwaliteit van iemands wetenschappelijke werk.
  8. Het hoger onderwijs – en dus ook de universiteit – heeft een bijzondere verantwoordelijkheid met betrekking tot het onderwijsgebouw als geheel. De cultivering van het Nederlands als de instructietaal in ons onderwijs is om die reden een kerntaak van de desbetreffende wetenschappelijke vakdisciplines.
  9. Mede met het oog op de integratie van allochtone jongeren en studenten uit taalzwakke milieus dient er meer aandacht uit te gaan naar Nederlands dan doorgaans het geval is. De invoering van een taaltoets alleen is niet voldoende! Studenten moeten in het hoger onderwijs geoefend worden in spreken, lezen en schrijven: minder meerkeuze-tentamens, meer presentaties, essays en openvragen-tentamens die ook op hun talige kwaliteit beoordeeld worden.
  10. Indien er met het oog op de toekomstige beroepsuitoefening een bijzondere taalvaardigheid in een vreemde taal geboden is, dienen studenten daartoe gericht taalonderwijs te krijgen. Dat geldt ook voor Engels. Goed Engels doceren is namelijk iets anders dan in het Engels doceren.

Jelle van Baardewijk, universitair docent-promovendus filosofie VU; Abdelkader Benali, schrijver en programmamaker; Presley Bergen, hogeschooldocent Taalbeheersing; Wim Brands, dichter, journalist en programmamaker Human; Gabriel van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde TiU; Lucinda Dirven*, universitair docent oude geschiedenis UvA; Dr. T. H. von der Dunk, cultuurhistoricus en gastonderzoeker Europese Studies, Universiteit van Amsterdam; Jan Willem Duyvendak*, hoogleraar sociologie UvA; Piet Gerbrandy, universitair docent Griekse en Latijnse culturen UvA; Ger Groot, universitair hoofddocent filosofie EUR; Emily Hemelrijk*, hoogleraar oude geschiedenis UVA; Mieke Koenen, universitair docent Latijn VU; Frans Meijman, hoogleraar geneeskunde VU MC;Frank Miedema, Science in Transition, hoogleraar immunologie en decaan UMC Utrecht; Wijnand Mijnhardt, hoogleraar geschiedenis UU; Rein Nobel, universitair hoofddocent econometrie VU/UvA; Frits van Oostrom , universiteitshoogleraar Nederlandse letterkunde UU; Emilie van Opstall, universitair docent Grieks VU; Chris Peeters, President Directeur Policy Research Corporation en Hoogleraar Universiteit van Antwerpen; Dorien Pessers, hoogleraar rechtstheorie VU; David van Reybrouck, schrijver en publicist; Paul Scheffer, hoogleraar Europese studies TiU; Willem Schinkel, hoogleraar sociologie EUR, lid van De Jonge Akademie; Haroon Sheikh, publicist en hoofd Dasym-research; Henk Tijms, hoogleraar toegepaste wiskunde VU; Ad Verbrugge, universitair hoofddocent sociale en culturele filosofie VU; Gerard Verhoef, docent wiskunde HvA; Mark Wildschut, vertaler Duits en psychotherapeut; Arjan Witteloostuijn, hoogleraar economie TiU.

*) Onderschrijven wel de actiepunten, maar niet de volledige analyse van het manifest.

Betuig via deze link uw steun aan het manifest.



[1] Zie G. Duchâteau, De taalregeling hoger onderwijs in het goedgekeurde structuurdecreet, Vivat Academia, april/juni 2003