Wacht ons een nieuwe catastrofe? Hoe de geld- en graaicrisis terug te dringen

Civis Mundi Digitaal #34

door Piet Ransijn

Bespreking van: Peter Sloterdijk en Thomas Macho, Geld, geest en God. Uitgeverij Klement, Zoetermeer, 2014.

De aanbidding van Mammon, Evelyn De Morgan 1909

Inleiding en probleemstelling: de geld- en graaicrisis

“Het heeft er alle schijn van dat ons in deze tijd een catastrofe te wachten staat die voornamelijk is terug te voeren op de verbinding van hebzucht en geld. Daarbij is de geest er kennelijk bij ingeschoten,” zo begint dit boek. In een meer geestelijke ontwikkeling zien zij het perspectief van een oplossing in de richting van een meer geïntegreerde en minder eenzijdige menselijke ontwikkeling. Het probleem wordt in een breed cultuurhistorisch kader geplaatst, met enig zicht op een oplossing.

“Er is een mogelijkheid om uit de geld- en graaicrisis te geraken, wanneer wij erin slagen een eind te maken aan het financieel-politieke waansysteem dat ons door onwetendheid… is opgelegd… We hebben te maken met een ‘ontgrenzing’ op veel terreinen, een grenzeloze geldschepping, die niet meer met waardenschepping in verbinding staat. Een schuldenaccumulatie die niet meer met schuld in verbinding staat” (p 8, 9). Hoe is dit gekomen?

 

De goudvoorraad staat in geen verhouding tot de geldvoorraad

Eerst volgt een schets van het probleem en problematische oplossingen vanuit andere bronnen. [1]

Een duidelijk zicht op een oplossing ontbreekt bij de bestseller van Joris Luyendijk, Dit kan niet waar zijn: Onder bankiers, die het de problematiek onder de aandacht van een breed publiek heeft gebracht.

“Het democratische bestel is en blijft de beste kans van gewone burgers om op vreedzame wijze de macht te heroveren op de mondiale financiële sector. Het is ook de beste kans voor de sector zelf om zich te hervormen, voor het te laat is. Zo’n omwenteling is een enorme opgave,” concludeert Luyendijk, nadat hij eerder wees op de falende politiek, “maar de politiek zelf afschrijven is oliedom”.(p 195). Dit vraagt om een aanvulling, die verder gaat dan politiek en die door Sloterdijk en Macho wordt geboden. [2]

 

Waarom democratische controle niet zal werken bij machtselites

Het besef dat er iets grondig mis is met onze financiële instellingen en ook met onze economische, politieke, sociale, culturele en religieuze instellingen begint massaal door te dringen. De duisternis schijnt dieper door te dringen, zei Faust. Alleen het inzicht dat “van binnen een helder licht schijnt,” dringt nog niet door, zie mijn artikel over Faust. De wereld en de samenleving is zoals wij zijn, waarbij sommige mensen  en de financiële en economische instituties die zij menen te leiden, meer te zeggen hebben dan andere.

Vele publicaties stellen de problematiek aan de kaak. Luyendijk neemt de lezer op een spannende manier mee in de ondoorzichtige en malafide wereld van het grote geld. De lezer valt van de ene verbazing in de andere. De film Wall Street, (NPO 3 25 sept 2015), illustreerde dit al uit 1987. De ‘bedrijfscultuur’ van Wall Street is bij banken doorgedrongen. Achter stalen en glazen façades van degelijkheid en betrouwbaarheid gaan riskante en malafide transacties en praktijken schuil ten koste van pensioenen en belastinggeld.

Kritiek op misstanden die onze portemonnee raken, gaan er gemakkelijk in. Meer democratie en democratische controle is noodzakelijk. Maar dit zal niet werken in een systeem dat door financiële en industriële elites wordt gedomineerd, zoals Wright Mills reeds schreef in The Power Elite in 1957. Recent onderzoek onderbouwt dit in grote lijnen. Economische elites en hun belangengroepen hebben in de VS een significant veel grotere invloed op de politiek dan het electoraat, de democratische meerderheid en de algemene belangengroepen.[3]

De ongeziene ongecontroleerde invloed van de elite onttrekt zich ook in Nederland aan democratische controle, zoals de belangenverstrengeling met politici. In de VS bestaat de meerderheid van het congres, de volksvertegenwoordiging, uit miljonairs, die niet representatief zijn voor de meerderheid van de bevolking. Het volk wordt zoet gehouden met ‘brood en spelen’. De televisie staat er bol van; met af en toe een onthullende documentaire of film over de financiële sector. Het electoraat laat zich ook tot op zeker hoogte bedriegen door holle politieke retoriek, die spektakel en vermaak biedt. ‘Mundus vult decipiergo decipiatur’, luidt een oud Latijns gezegde: De wereld wil bedrogen worden, dus zal zij bedrogen worden.[1]

 

Zelfverrijking, eigenbelang en neergang

De dominantie van de elite wordt volgens Geert Mak in De Volkskrant 20 nov. 2004 verergert door “exorbitante zelfverrijking uit de bedrijfskas… De beloning staat in geen enkele verhouding meer tot de feitelijke werkzaamheden en de bereikte resultaten. Falen wordt zelden gestraft. Met marktwerking heeft dit alles niets meer van doen.  Kranten maken bijna dagelijks melding van bestuurders die ondanks evidente mislukking wegkomen met handen vol goud…
“We zien een historische cultuurbreuk.., een ‘high trust society’ die verandert in een ‘low trust society’… omdat de mentaliteit van topmanagers en topbestuurders... die van de hele samenleving wordt.” Door zijn positie zet de manager de toon, stelt Mak. Hij bepaalt de richting die de samenleving opgaat. ‘En dat is de verkeerde kant uit.’ Mentaliteit is volgens Mak allesbepalend.” En verder:

“De staatskas is een ruif... Wie kan, die graait…’ Het algemeen belang is ondergeschikt aan het particuliere. Al individualiserend, emanciperend, calculerend en concurrerend is de sociale verantwoordelijkheid afgeschaft. Dat wat nuttig is, mag best oneerlijk zijn. Dat ondermijnt een samenleving. Sociale ethiek is niet veilig te stellen met een wettekst of instituut, verantwoordelijkheid moet worden aangeleerd, overgedragen.”
“Pieter Tordoir onderschrijft Maks vergelijking en hij verwijst naar de Amerikaanse econoom Mancur Olson. In The Rise and Decline of Nations beschrijft die hoe een succesvolle natie haast wetmatig zijn aandacht richt op behoud van het verworvene, totdat stabiliteit blijkt te zijn omgeslagen in rigiditeit en neergang onvermijdelijk is. Op dat omslagpunt.., verandert volgens Tordoir ook de moraal richting decadentie. Zelfzucht en gemakzucht zetten de neergang in… In het gunstigste geval maken economie en samenleving een pas op de plaats en sturen ze zichzelf bij. Het ongunstige scenario voert verder. Er is een slecht voorteken: een korte termijn-perspectief in combinatie met een roofzuchtige elite die zich tegoed doet aan de staatskas, zijn twee kenmerken die niet horen bij een hoogontwikkelde samenleving. Geert Mak: ‘Ik snap eigenlijk niet waarom er nog geen opstand is uitgebroken.’” (Harry Nijhof Kwintessens, 23 okt. Verkort). De volgende titel vat het samen: Dirk Vlasblom, Vrijheid, ongelijkheid en gewinzucht (ISECS 2015 verslag) Sloterdijk c.s. gaan dieper op in deze cultuurverandering en leggen de geestelijke wortels bloot.

 

Als de massa in beroering raakt of in opstand komt, is er vaak ‘geen houden meer aan’. Dit leren diverse revoluties. Ook ‘fluwelen revoluties’ en de zgn. ‘culturele revolutie’ eind jaren 60 van mijn opstandige generatie en de ‘oproer’ in de ‘roaring twenties’ die vooraf ging aan de New Deal politiek. Zie mijn artikel over ongelijkheid en het werk van Peter Turchin in het vorige nummer.

Of het door oproer significant verbetert, is de vraag. Goethe en de socioloog Sorokin menen bijvoorbeeld van niet. Zij hebben respectievelijk het geweld voor en na de Franse en de Russische revolutie van dichtbij meegemaakt, Goethe als minister van oorlog, dat heet nu defensie; Sorokin als sociaaldemocratisch (contra) revolutionair, zie o.m. zijn Sociology of Revolution. Evenals Sloterdijk c.s. zien  zij meer perspectief in integrale geestelijke en materiële menselijke ontwikkeling met behulp van methoden tot bewustwording, zoals aan het eind van het boek wordt beschreven. Zie ook Sorokin, The Reconstruction of Humanity en mijn  artikel over Goethe’s Faust in dit nummer.

 

Cultuurhistorische wortels van de geldeconomie

Sloterdijk en Macho brengen de financieel-economische problematiek van de boven genoemde ontgrenzing in verband met het ontstaan van de moderne samenleving en cultuur. De socioloog Laeyendecker beschreef dit in zijn boek Bedreigde cultuur; Over moderniteit, wetenschap en religie, zie mijn artikel in  Civis Mundi nr 31 over het WTE Complex van wetenschap, techniek en economie.

Aan het eind van de Middeleeuwen leidde “de ongelofelijke bloei van mystieke meditatietechnieken… tot een soort van accumulatie van psychische energie… en onder toepassing van deze technieken van geestelijke oefening ontstond de moderne mens. Hij is degene die alles kan, omdat hij door oefening geleerd heeft…”. Zie bijv. de Middeleeuwse bestseller De Imitatio Christi van Thomas à Kempis en mijn artikel over Faust over het ontstaan van de moderne cultuur.

“In dezelfde veertiende eeuw beoefenen kunstenaars een tegenovergestelde ontwikkelingsspiraal. Zij zetten hun psychische energie stelselmatig in om het telkens weer beter te doen.., vorderingen die culmineren in de werken van Leonardo, Michelangelo en Rembrandt… Europa transformeerde zich tot een reusachtig trainingskamp… Door de verbinding met verdere ontwikkelingsspiralen… komt het dat kunst meer kunst voortbrengt en geldzaken meer geldzaken voortbrengen. Deze derde spiraal is ontdekt in de Italiaanse bankiershuizen” (p 10,11, citaten worden verkort weergegeven). Chrystia Freeland traceert de eerste Plutocraten (de macht van het geld) in Italië, in Venetië, in haar boek Plutocrats: The Rise of the New Global Super-Rich. Mijn artikel over Faust verwijst ook naar die tijd in Italië.

 

Judas ontvangt zilverlingen: Geld in plaats van God

Toegeschreven aan Gerard Seghers 1591-1651

:“Er is nog een vierde spiraal: de machinebouw. Haar grote kroongetuige is Leonardo da Vinci. Machines leiden tot nog meer machines. En tenslotte komt ook de moderne staat er nog bij, [die] de tendens heeft nog meer staat te worden. We hebben dus vijf kringprocessen van positieve terugkoppeling die in elkaar grijpen: het kunstsysteem - dat we tegen de achtergrond van het religieuze oefeningssysteem waarschijnlijk aan het begin moeten plaatsen - het geldsysteem, het rechtssysteem, het staatssysteem, en het systeem van de machinebouw… Het is eigenlijk dezelfde spiraal waarvan we ook met het oog op onze tijd moeten spreken. In de twintigste eeuw tekent zich binnen het geldsysteem door positieve terugkoppeling opnieuw een metasysteem af. Maar dat begrijpen we nog niet zo goed” (p 12).

“Tenslotte zijn wij afhankelijk van scheppingen die wij maken,” schreef Goethe profetisch in Faust. [4]

 

Geld in plaats van God

Naast deze verwevenheid en terugkoppeling zien we ook een ontkoppeling van God, geest en geld, van geldschepping en waardeschepping. Bij de Protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme waren deze nog met elkaar verbonden, volgens Max Weber. Hij signaleert deze ontkoppeling van geld en (religieuze) waarden aan het eind van zijn studie, evenals Laeyendecker in genoemd boek.

Marx heeft opgemerkt dat het geld, het kapitaal, is gaan domineren en “heerst over de geavanceerde samenlevingen”. Geld heeft de plaats van God en geest ingenomen. De Mammon wordt aanbeden, aldus Erich Fromm,  De gezonde samenleving. Hij  noemt dit een moderne vorm van afgodendienst, zoals Marx.

“Het geld is de zichtbare godheid, de verandering van alle menselijke en natuurlijke eigenschappen in hun tegendeel… de universele koppelaar van mensen en volken… Het vervreemde, veruiterlijkte soortwezen van de mens,” (p 31-32).

 

Mammon. George Frederic Watts 1885

“Natuurwetenschappers en technici dienen de economische groei en daarmee de accumulatie van geld,” en zij niet alleen. Het geldt voor bijna iedereen die consumeert en met geld betaalt. “Gij zult begeren,” is het gebod, niet het tegendeel. Het geld moet rollen en accumuleren (p 40).

“Heeft zich door de industriële revolutie niet de mogelijkheid voorgedaan om geld op onvoorstelbare wijze te accumuleren?.. Dat culmineert in een verdere versnelling van het profijtvoordeel, wat ons brengt tot de kern van de ontgrenzing” (p 13).

Dit “leidt tot een menstype dat niet, zoals de middeleeuwse mens, bezig is zich op de eeuwigheid voor te bereiden, maar door de gelegenheid wordt gehersocialiseerd… met de nieuwe gelegenheidslogica” (p 20).

 

De centrale banken en het sprookje van de onuitputtelijke beurs

Het nieuwe menstype wordt faustisch genoemd. Het kenmerkt zich door een onverzadigbaar streven naar genot en geluk en het absolute op het materiële vlak. Het gaat Faust om een onmogelijk en tegenstrijdig moment van duurzaam geluk. Als dit streven op materieel niveau geen vervulling vindt, begeeft Faust zich op geestelijk terrein, zie genoemd artikel over Faust.

Onze cultuur lijkt een keerpunt te naderen met alle materiële, financiële en economische problematiek, naast geestelijke ontreddering. Ook al behoren we tot de gelukkigste en meest welvarende landen, is dit geen internationaal en mondiaal gemeengoed en het is de vraag hoe duurzaam deze verworvenheden zijn, zie mijn boekbespreking ‘Waarom we niet eenvoudig leven’ in nr 32.

Vergelijkbaar met Faust is het 15e of 16e eeuwse verhaal van Fortunatus die Vrouwe Geluk ontmoet. “Fortuna biedt hem Rijkdom aan in de vorm van een beurs. Waarin hij, telkens als hij haar opent, veertig met nationaal stempel geslagen goudstukken aantreft… Wij hebben hier reeds de euro in een fantastische prefiguratie voor ons. En de boodschap is zonneklaar: Denk er nooit meer over na waar het geld vandaan komt want het komt uit de beurs’” (p 22).

 

 

Zo komen onze euro’s van de Europese Centrale Bank en de dollars van de FED, die zoveel geld kunnen bijdrukken als zij het nodig vinden de productie en de consumptie, de koopkracht te stimuleren door geld beschikbaar te stellen. Ondanks de ECB en de FED “zitten we niettemin in de situatie dat de staat bezig is met een ver boven de belastingopbrengsten uitgaande accumulatie van schulden, met een ontgrenzing van de schulden, die niet meer in relatie gebracht kan worden tot de aflossing ervan” (p 280 [5].

 

Faust over het drukken van papiergeld

Het begin van Faust deel 2 staat de uitvinding vermeld van het in veelvoud gedrukte papiergeld in het door gebrek gekwelde rijk, dat de nog verborgen (goud)schatten van de aarde zal kunnen vervangen, waarmee later de waardepapieren gedekt kunnen worden. [6]

“De poort naar het goud is zwaar vergrendeld

Ieder woekert, schraapt en zwendelt

Maar de schatkist blijft steeds leeg” (regel 4850)

Maar dan volgt de uitvinding van “noodlotzwaar papier

dat alle zorg verandert in plezier…

‘Het strekt tot een betrouwbaar onderpand:

al het begraven goed in ‘s keizers land.’

De keizer vermoedt zwendelarij, maar wordt overtuigd als zijn onderdanen en soldaten het aanvaarden.

“Hoe het me ook verbaasd, ik moet het wel geloven” (6085)

“Probeer maar niet ze er weer van te beroven,” zegt de kanselier

“Als bliksemvuur heeft zich het papier verspreid

De banken openen hun deuren wijd…

Nu gauw de buik in kroeg en winkel vullen

De halve wereld denkt alleen aan smullen”

Het volk aanvaardt het dus als loon:

“Men wenst niet anders, vindt het reeds gewoon.”

“Maar zie dan toch, is het werkelijk goede munt?” vraagt een nar

“Het verschaft je wat je maar begeren kunt,” antwoordt Mefisto

Als Faust later aan het hof terugkeert, heeft de uitgifte van het papieren geld tot sterke inflatie geleid. Er is overal opstand en een tegenkeizer probeert de macht te veroveren. Doelt Goethe op Napoleon, na de invoering van het papieren geld bij de Franse revolutie, die later door Pruisische troepen wordt verslagen?

Faust had al eerder opgemerkt (6115-19):

“Verbeelding in haar steilste vlucht bereikt

nimmer wat op werkelijkheid gelijkt”

De hoeveelheid geld op de wereld is de laatste 30 jaar virtueel 40x zoveel geworden, op papier.
De werkelijke waardencreatie is maar 4x zoveel geworden, is dus onwerkelijk, aldus Sloterdijk c.s. (p 37)

“Toch stellen geesten, waard om diep te schouwen

in het onbegrensde diep vertrouwen”

Faust wil eigenlijk het onbegrensde schouwen. Geld, rijkdom, winst en vermaak bevredigen hem net zomin als de burgerlijke genietingen van zijn vroeger leven. Ook de ‘grote wereld’ van het keizerrijk noemt hij ‘vlakke onbeduidendheid’. Geld maakt (hem) niet gelukkiger, als in materiële behoeften is voorzien. Hij krijgt ook genoeg van de toverkunsten van Mefisto op het zinnelijke en materiële vlak en neemt steeds meer zelf de regie over zijn leven.

“Nee, voer mij naar die stille hemelstreken, waar slechts de dichter zuivere vreugde vindt, waar vriendschap en waar liefde ons innigste wezen, zijn goddelijke oorsprong leren lezen.” staat in het voorspel (63-66). Hij wil zich van binnenuit naar hogere schoonheid en geluk laten leiden, zoals in mijn artikel over Faust wordt toegelicht (5, p 193 e.v.).

Enigszins vergelijkbaar hiermee is de huldiging van Faust na zijn strijd tegen de pestepidemie vele jaren geleden, waarbij hij met zijn medicamenten nog meer slachtoffers  heeft gemaakt dan de pest zelf, maar de niettemin wanhoopsstemming verdween. Hij genas niet met de ‘heilige krachten van de natuur’ maar volgens eigen gedachten en een duister plan. “En zich in gezelschap van adepten in de zwarte keuken sloot en volgens eindeloze recepten wat strijdig was tezamen goot. Hier was de artsenij, [maar] de patiënten stierven. En niemand vroeg er, wie genas. Zo hebben wij daarmee met helse kwalen in deze bergen, deze dalen veel erger dan de pest gewoed. Ikzelf heb het vergif aan duizenden gegeven, het kostte hen hun leven” (1035-1054).

Is dit een vooruitziende blik op de medicijnverslavingen, de ziekteverwekkende werking van de moderne geneeskunde die Ivan Illich en Hans Achterhuis aan de kaak stelden? Zie mijn artikelen over de medische industrie die vergelijkbaar is met de geldeconomie in nr 29 en 30.

 

www.gewoon-nieuws.nl/2013/05/centrale-bankiers-verantwoordelijk-voor aandelenzeepbel/#.VbjGZvntmkp

Geld en geloof: schuld, verbinding en verplichting

De geldeconomie werkt omdat men vertrouwt op papiergeld. Als men er massaal goud voor wil hebben en als we met zijn allen al ons geld van de bank halen, zal blijken dat het er niet is en gaan banken zonder staatssteun failliet, zoals de DSB bank van Dirk Scheringa te Alkmaar, de sponsor van voetbalclub AZ. Toen de Grieken massaal hun geld van de bank haalden, moest de Centrale Europese bank in  miljardentegoeden leveren en produceren.

Geld berust nu op schuld, niet meer op goud. Schuld, obligatie betekent een wettelijke verplichting en (ver)binding. “Economie heeft met vertrouwen te maken… Zonder vertrouwen functioneert de economie niet… Intussen is het vertrouwen in de economie diep geschokt.” (p 29-31). Dat merken we als pas we massaal ons geld terugvorderen. We geloven in geld en hebben vertrouwen in banken. “Met onze bank hebben we eenzelfde relatie als met onze kerk.” Als we die relatie nog hebben. We betalen rekeningbeheer als een soort kerkbelasting (p 34).

De schuld en de verbintenis worden naar de toekomst verschoven door schulden en kredieten, door de ene schuld met de andere te betalen en die op de toekomst te verhalen. Dan hopen we de schatten in de aarde op te delven, zoals de keizer bij Faust, als deze nog niet zijn uitgeput. De kraan moeten we steeds verder open draaien en zo worden er miljarden bijgedrukt.

 

 

© ANP. Nout Wellink, de oud-president van De Nederlandsche Bank, bij de Parlementaire enquetecommissie

www.trouw.nl/tr/nl/4504/Economie/article/detail/3240778/2012/04/14/Bankiers-moeten-een-eed-gaan-afleggen

Deze verbintenis en verplichting berust op een belofte of eed, waarop het (Romeinse) recht berust. Het woord ‘ius’, recht, justitie, komt van ‘iurare’ zweren bij God of goden en heeft dus “onvermijdelijk een bovenzinnelijke wereld nodig, waaraan men de eed kan ophangen… Moderne samenlevingen zijn wat betreft hun grondvormen in de gestalte van een eed-genoodschap geconcipieerd. Democratieën zijn uiteindelijk eedgenootschappen… Als mensen zich vrij wanen van de gevolgen van meineed, dan functioneren de maatschappij en de staat niet meer” (p 44, 45).

Als God dood is, verliezen volgens Nietzsche de hoogste waarden hun waarde en hun waarheid en is nihilisme een onvermijdelijk gevolg. “Als niets waar is, is alles geoorloofd,” luidt  het syllogisme van Iwan Karamazow bij Dostojewski, met alle gevolgen van dien, zie J Goudsblom, Nihilisme en cultuur (p 11, 42).

Daarom is volgens Sloterdijk c.s. een ‘terugkeer van de religies’ nodig.

 

 

De woekeraars in een detail van Het Laatste Oordeel een allegorie van de hebzucht. Fresco’s van Giotto in de Scrovegnikapel in Padua

Vroeger werd diefstal en woeker en niet nakomen van financiële verplichtingen hier of in het hiernamaals gestraft. Nu vaak niet meer.

www.ethesis.net God en goud. De situatie van de  lombarden in de Zuidelijke Nederlanden in de zestiende eeuw, door Sebastian Conard.

Terugkeer van religie

Religie betekent terug verbinden religio. Het wordt ook afgeleid van ‘relegere’, “nadenkendheid ten opzichte van  een belangrijke kwestie, nauwgezetheid tegenover mensen en dingen, eerbied aandacht plichtsbesef tegenover hogere machten… In de bijbel is sprake van het verbond tussen God en het volk… In India ‘dharma’, de wereldorde, in Arabië, ‘din’, het verschuldigde, de goddelijke beschikking, bij de oude Germanen ‘ê’, de goddelijke wet of orde,” aldus P Schebesta, Oorsprong van de godsdienst (p 48, zie ook mijn artikel in Civis Mundi nr 26 over religie als verbinding met de kosmische orde).

Dit heeft direct te maken met de “eedformuleachtige zelfverplichting om ontstane schulden af te lossen. Het aflossen van schulden is naar het schijnt obsoleet geworden… Het niet serieus nemen van kredietverplichtingen  behoort  vandaag al bijna tot de basisuitrusting van de moderne mens… De kredietnemer heeft noch bovenaardse, noch aardse gevolgen van zijn ontrouw jegens de schuldeiser leren vrezen” (p 48). Net zoals Iwan Karamazow en Raskolnikov in Schuld en boete bij Dostojewki, die de pandhoudster en schuldeiser vermoordt.

Na de dood van God en het verdwijnen van het vertrouwen in God zien we nu een “snelle afbrokkeling van het vertrouwen op geld. Rest ons nog slechts de vlucht in de materiële goederen? Het vertrouwen op God laat zich slecht compenseren door het vertrouwen in geld.., door het kapitalisme” (p 54). Faust heeft ook daarvan de betrekkelijkheid en vergankelijkheid laten zien.

 

Methoden tot geestelijke ontplooiing

Spirituele methoden zoals meditatie zien Sloterdijk c.s. als “het meest deugdelijke wat uit de religies gered zou kunnen worden om een planetaire catastrofe te voorkomen”. In ‘shopping als religie’ en de ’atletische religie’ van sport en andere ‘surrogaatreligie’ zien zij geen ‘valabel’ alternatief, evenmin als het gewelddadige ‘islamisme’ en  ‘jihadisme’, dat zij nadrukkelijk onderscheiden van de spirituele oefeningen   van de (vooral sjiitische) Islam, waarin Aziatische en Indiase elementen zijn opgenomen. Verder noemen zij het ‘egalitarisme’ met het onbereikbare gelijkheidsideaal, dat we ook in het socialisme vinden.

Op scholen en universiteiten, die studenten achter zich laten als ‘gedesoriënteerde cohorten’, wordt aan geestelijke ontplooiing geen aandacht besteed. “Er ontbreekt elke oriëntatie op welke morele standaard dan ook” (p 75).

Sloterdijk maakt onderscheid in interesse voor religies en het geloof erin. Religiositeit zien zij positief: “zoiets als muzikaliteit of gevoel voor lyriek en literatuur. Als dit uitdooft, doven mensen uit. “In het religieuze proberen wij een relatie aan te gaan met datgene, wat niet eenvoudig afgebeeld of omschreven kan worden. Daarnaar hebben wij een soort verlangen.., naar de interactie met het onzegbare (p 76, 78).

 

Ontwikkeling, sublimering en verheffing van vitale drijfveren: het Christendom en de Übermensch

Het gaat bij spirituele methoden en bij de noodzakelijke duurzame levenswijze om ‘domesticatie van de driften, affecten en hartstochten’, zoals bij Spinoza en bij Nietzsche, “in een soort nieuwe religie van de ‘Übermensch’”. Bij Freud ging het om ‘sublimering’ van het driftleven, zie mijn artikelen in nr 32.

Sloterdijk c.s. zien dit in termen van persoonlijke groei. Nietzsche’s Übermensch heeft iets van een heilige, een held en ‘superman’, is niet eenduidig beschreven en heeft ook een schaduwkant, die breed is uitgemeten en meer is benadrukt dan het religieuze en spirituele aspect. Nietzsche bedoelde niet de Nazi-interpretatie en heeft het gevaar daarvan beseft. Hij doelde op mensen die macht hadden over zichzelf, zoals asceten en wijsgeren zoals Spinoza, in plaats van machthebbers als agressieve egoïsten [6]

De oorspronkelijk zeer vrome domineeszoon Nietzsche had iets van een heilige asceet. ‘Il santo’, zo noemden bewoners van zijn woonplaats Sils-Maria hem. De ‘Übermensch’ is ‘uitgevonden’ door het christendom, niet door Nietzsche, volgens Sloterdijk. Al eerder in oosterse religies als de ‘verlichte mens’. De gestalte van de heilige is eigenlijk Keltisch en Indo-Europees en door het christendom gekerstend overgenomen. De  Joodse variant zijn de profeten. Profetische en semitische religies verschillen van Indo-Europese en oosterse religies, zoals Max Weber toelicht in zijn Sociology of Religion.

“De christelijke traditie beoordeelt de mens naar het leven van de heilige als het doel. De mens is zichzelf èn het potentieel van de heilige, dat in hem moet rijpen en tot voltooiing moet komen (ibidem p 73, 80-82). We vinden dit bij Nietzsche, Goethe e.a., die verwoorden wat diep of vaag in vele mensen leeft en op de vraagstelling aan het begin een spiritueel antwoord geeft in termen van ontplooiing van de geest.

 

Toelichting op het Übermensch-idee en ideaal als ‘Caesar met de ziel van Christus’

Nietzsche heeft de Übermensch onder meer beschreven als ‘Caesar met de ziel van Christus’. Als we Sloterdijk volgen meer Christus dan Caesar. Een mens is meer zijn ziel dan zijn lichaam. Hij is zijn ziel en heeft een lichaam. Nietzsche wilde een aardse gerichtheid combineren met een ook geestelijk gerichtheid op cultivering, sublimering en (zelf)ontplooiing van vitale drijfveren en menselijke mogelijkheden. De Übermensch is ‘de zin van de aarde’, die trouw aan de aarde is en niet vlucht in het hiernamaals of een  ander metafysisch rijk dat ‘niet van deze wereld is’. Jezus bedoelde hiermee dat zijn rijk geen aards, politiek rijk was, maar veeleer een verlichte bewustzijnstoestand. De leer van Jezus was volgens Nietzsche oorspronkelijk gericht op de aarde: “het Koninkrijk van de hemel is in ons” of onder ons, in een andere vertaling. Paulus en anderen zouden volgens Nietzsche een Verlosser hebben ‘gefabriceerd’ en hebben de hemel na dit leven geplaatst, niet in het leven. Toch beschreef Paulus zijn leven als ‘in de wereld maar niet van de wereld’. Nietzsche bedoelde geen wereldvreemde of wereld-vermijdende heiligen. Misschien was hij op een oorspronkelijke en klassieke manier ook op een recalcitrante wijze een christen en het tegendeel, zoals Plato en Aristoteles als voorlopers van het Christendom en de christelijke filosofie en theologie werden beschouwd als een soort van christenen, geen heidenen.

Uit Nietzsche’s  beschrijving van Jezus blijkt dat hij vanaf zijn vrome jeugd door Jezus is geraakt. De Christusfiguur en diens optreden heeft wellicht meer dan Zarathustra model gestaan voor Also sprach Zarathustra. Het Christendom is volgens hem een verdraaiing van de leer van Jezus en de kerk noemt hij “een steen op het graf van Christus, die hem belet te herrijzen”. Jezus beschreef hij als een verlicht mens op aarde, die “thuis is in een wereld die door geen realiteit mee beroerd wordt, een innerlijke wereld”. Hij leefde in zijn levenspraktijk een leven in de gelukzaligheid van de hemel, ‘in het licht van de eeuwigheid’, in termen van Spinoza. Franciscus benaderde deze levenswijze, maar was meer ascetisch.

“Terwijl Jezus zoals Boeddha zich onderscheidde door een andere manier van handelen, onderscheidden de christenen zich alleen door een ander geloof.” Jezus leerde dus een verlichte manier van leven, een levenswandel en levenspraktijk om op aarde in de hemel te kunnen leven zoals hij, volgens filosoof Karl Jaspers in Nietzsche und das Christentum (Ned vertaling Leonardo en Nietzsche, p 97 e.v.,  p 89 e.v. Zie ook Leo Tolstoi, The Kingdom of Heaven is Within You, Opstanding en de op Jezus geïnspireerde figuren van Aljosja in De Gebroeders Karamazow en Prins Mysjkin in De Idioot).

 

Nietzsche, Faust en verlicht bewustzijn

De problematiek van Faust komt overeen met die van Nietzsche. Hij wilde ook het aardse en het hemelse geluk verenigen en het eeuwige in het ogenblik beleven. Dat is slechts mogelijk in de ‘verlichte’ bewustzijnstoestand van een heilig of verlicht mens, die het leven niet vermijdt of in een hemels hiernamaals projecteert maar ten diepste beleeft. De Canadese psychiater Richard Maurice Bucke, die dergelijke ervaringen kreeg, beschrijft in zijn boek Cosmic Consciousness als westerling deze verlichte bewustzijntoestand aan de hand van de ervaringen bij onder meer Boeddha, Lao Tse, Socrates, Jezus, Paulus, Franciscus, Dante, Shakespeare, Jacob Böhme en Spinoza. Daar kunnen nog velen aan worden toegevoegd, onder wie veel oosterse wijzen.

Volgens Bucke en vele anderen ligt in de doorbraak of cultivering van dit verlichte bewustzijn het potentieel en de bestemming van de mensen en de mensheid. De Übermensch is Nietsche’s intuïtieve beschrijving hiervan. Goethe’s beschrijvingen wijzen ook op eenheidservaringen van verlicht bewustzijn van het eeuwige in het ogenblik, die hij wellicht op  bepaalde gelukzalige momenten heeft gehad en permanent wilde ervaren in dit aardse leven, zoals Faust. Hij wilde evenals Nietzsche een herleving van klassieke idealen van de geïntegreerde mens en integreerde dit meer dan Nietzsche met christelijke idealen. Oosterse en westerse heiligen en wijzen in het heden en het verleden hebben talloze beschrijvingen gegeven van verlichte bewustzijnstoestanden, maar vaak weinig systematisch en eenduidig. Rudolf Steiner is een westers voorbeeld [7].

 

Slotopmerking

In plaats van vervanging van God en geest door geld is integratie van bewustzijn en het geestelijke met de materie nodig. Het artikel van Toon van Eijk in nr 33 gaat over het belang van (meditatie)methoden voor een meer integrale menselijke ontwikkeling. Zonder methodische aanpak beperkt deze ontwikkeling zich vaak tot vaag gepraat. Maar dergelijke methoden worden ook in ’de vage hoek’ geplaatst. Met name bij mensen die alleen in materie geloven en hopen dat daar ons heil te vinden is in klinkende munt waarmee we onze zakken kunnen vullen en kunnen kopen wat we willen, zoals aanvankelijk bij Faust. De geldkraan kan echter niet altijd open staan en kan de lege schatkist niet blijvend vullen met waardepapieren en betalingsverplichtingen die naar de toekomst worden verschoven, zoals Griekenland leert. Voor het volgende nummer heb ik een reactie geschreven op het artikel van Toon van Eijk in nr 33.

 

Noten

  1. www.beurseffecten.nl/mundus-vult-decipi-anno-2013, Ype Schaap: “De FED doet er alles aan om de economie te blijven voeden met miljarden nieuwe dollars. De dollars worden uit dunne lucht tevoorschijn getoverd maar elke maand pompt de FED ruim $80 miljard in het Amerikaanse financiële systeem door staatsobligaties en pandbrieven van banken op te kopen. Terwijl de Amerikaanse overheid gebogen gaat onder enorme schulden en nog elke dag miljarden tekort komt, leent de Amerikaanse overheid via de uitgifte van staatsobligaties die vooral worden opgekocht door de eigen centrale bank…Als de wereld nu nog niet bedrogen wordt, gebeurt het nooit meer!”
  2. Luyendijk  voegt hier het volgende aan toe in Veilige Financiële Sector (Interview Tobias Reijngoud met hem - Triodos Bank Herfst 2015, met dank aan Harry Nijhof, bericht Kwintessens 21 sept):
    “We zijn allemaal betrokken bij de financiële sector. Je kunt zelf veranderingen in gang zetten en bepalen wat er met je geld gebeurt.” Hoewel banken een grote verantwoordelijkheid dragen, is het te makkelijk om de schuld voor de crisis van 2008 en voor de risico’s van vandaag, volledig in hun schoenen te schuiven. Luyendijk: “Naar aanleiding van mijn boek geef ik veel lezingen in het land. De zaal is steeds afgeladen vol en zindert vaak van boosheid op ‘die bankiers die ons dit allemaal hebben aangedaan’. Juist het feit dat de samenleving opdraait voor de gevolgen van het gedrag van banken, maakt dat veel burgers verontwaardigd zijn. Ik snap die boosheid, maar ik denk dat we ook naar onszelf moeten kijken. We zijn allemaal betrokken en in zekere zin medeplichtig.”
    We hebben jarenlang op politici gestemd die het financiële systeem hebben geschapen, dat leidde tot de crisis. “Een systeem dat banken geen strobreed in de weg legde en ze alle vrijheid gaf te doen en laten wat ze wilden”, meent Luyendijk. “Dat paste bij de neoliberale tijdgeest. Maar niemand had door welke risico’s waren verbonden met die speelruimte van bankiers.” Behalve verstandig stemmen, kunnen we meer doen om te komen tot een stabiele financiële sector. Luyendijk: “Bijvoorbeeld bewust omgaan met ons spaargeld. Door bewuste keuzes te maken, kun je zelf bepalen wat er met je geld gebeurt.” Bewust bankieren helpt en is een bijdrage aan een gezonde en veerkrachtige financiële sector, daar is Luyendijk van overtuigd.
    Toch is de democratische weg uiteindelijk de enige die leidt tot werkelijke verandering. Luyendijk: “Want alleen zelf ethisch met je spaargeld omgaan, blijft te klein. Het systeem verandert er niet voldoende door. Bovendien is het elitair. Het overgrote deel van de bevolking gaat niet bewust met zijn geld om. Dat zal niet veranderen, en dat hoeft ook niet. Ik vind het erg moralistisch om te zeggen dat iedereen bewuste keuzes moet maken. Als we met z’n allen vinden dat banken zich fatsoenlijk moeten gedragen, dan moeten we dat gewoon regelen. Via de wet, en met strenge toezichthouders.”
    En wie zal dat bepalen? Wie heeft de macht dat op te leggen in een systeem waarin ‘het grote geld’ het uiteindelijk voor het zeggen heeft en de overheid schatplichtig is aan privébanken. Wie betaalt, die bepaalt.
  3. Zie Martin Gilens en Benjamin Page, ‘Testing Theories of American Politics: Elites, Interest Groups” Perspectives on Politics, Vol 12 no 3 sept 2014, American Political Science Association. Mancur Olson heeft in The Logic of Collective Action eveneens laten zien dat collectieve actie van goed gefinancierde en georganiseerde speciale, meestal economische belangengroepen veel groter is dan de invloed van de ongeorganiseerde massa, die om de paar jaar zijn stem mag uitbrengen.
    Dit onderzoek bevestigt in grote lijnen de bevindingen van Wright Mills in The New Men of Power: America’s Labor Leaders (1948). “The book concludes that labour had effectively renounced its traditional oppositional role and become reconciled to life within a capitalist system. Appeased by ‘bread and butter’ economic policies, unions had adopted, Mills argued, a pliantly subordinate role in the new structure of American power. Wright Mills, White Collar: The American Middle Classes (1951) contends that bureaucracies have overwhelmed middle-class workers, robbing them of all independent thought and turning them into near-automatons, oppressed but cheerful… Mills’ fear was that the middle-class was becoming ‘politically emasculated and culturally stultified’, which would allow a shift in power from the middle-class to the strong social elite. Middle-class workers receive an adequate salary but have become alienated from the world because of their inability to affect or change it.”
    De invloed en het lidmaatschap van vakbonden is de laatste decennia veel minder geworden. De georganiseerde lobby van de industrie lijkt sterker sinds de economische crisis en recessie, die economische groei in het brandpunt van de politiek plaatst.
    Harry Nijhof schrijft in zijn internetrubriek Kwintessens van 21 okt: “De Nederlandse bedrijfselite is al decennia opmerkelijk stabiel. Bestuurders uit hogere milieus, met een hoge opleiding, vormen volgens Rob Timans’ proefschrift overThe Dutch Business Elite nog steeds de machtsbasis... Bij opleidingen wordt de kloof alleen maar groter. Zonder goede opleiding (zeker hbo, liefst universitair) is het vrijwel onmogelijk de top van het bedrijfsleven te bereiken, stelt de socioloog van de Erasmus Universiteit.”
    En in Kwintessens van 23 okt: “René Cuperus verwijst in zijn column De democratie als lege huls in de Volkskrant  21 juli 2014 naar het boek Ruling The Void: The Hollowing Of Western Democracy van Peter Mair:
    ‘Waren politieke partijen vroeger de cruciale verbindingsschakel tussen staat en maatschappij, de plek waar belangen en opvattingen van bevolkingsgroepen in de politiek konden doorklinken, tegenwoordig zijn politieke partijen opgehouden burgers te vertegenwoordigen. Burgers zien de partijendemocratie niet langer als deel van hun eigen wereld. En politieke elites trekken zich, in paniek geraakt door de grillige ondankbaarheid van het electoraat, terug in de beleidswereld van de technocratie. Alleen in verkiezingscampagnetijd spreekt men de burgers slaafs en opportunistisch naar de mond, maar dat heeft weinig effect op het feitelijk gevoerde beleid. Als gevolg van die dubbele beweging zijn politieke partijen, naar de Leidse politicoloog Rudy Andeweg, agentschappen van de staat in de maatschappij geworden, in plaats van bruggenhoofd van de samenleving in de staat.” 
  4. C J Schuurman in Vijf eeuwen Faust, Red. J Aler e.a., p 123.
  5. Harry Nijhof schrijft in zijn rubriek Kwintessens van 23 okt. over ongelijkheid en schulden:
    Thomas Piketty graaft niet diep genoeg (Jonathan Witteman Volkskrant 24 oktober 2015 katern Vonk 10-13): Hardstikke goed dat het sinds Thomas Piketty zoveel gaat over ongelijkheid, maar dat debat is wel mateloos oppervlakkig en materialistisch. De Belgische rechtsgeleerde Marc De Vos klaagt in zijn boek Ongelijk maar fair de ’persorgie’ over economische ongelijkheid aan. Als we het serieus over ongelijkheid willen hebben, moet het volgens hem niet alleen over geld gaan.
    Schulden: We zijn ’schuldverslaafd’, een symptoom van ’een samenleving die algemeen verkiest boven haar stand te leven in plaats van de gevolgen van minder groei met meer ongelijkheid te ondergaan’. ’In plaats van schuld te gebruiken als tijdelijke adrenaline in periodes van economische tegenslag, is schuld op grote schaal georganiseerd als permanente doping voor artificiële economische prestaties.’
    Door vertragende economische vernieuwing en ongelijke vooruitgang te maskeren met schulden, hebben we zelf de financiële sector gevoed, schrijft De Vos. ’Het is zoveel gemakkelijker de bankiers collectief als gangsters te veroordelen. Ze waren zeker uitvoerders en mededaders, ze waren zeker losgelaten door afwezige overheden en toezichthouders, maar de bubbelpsychologie kwam niet uit de ether maar van tussen onze oren.’ 
  6. Ontleend aan de Faustvertaling van  deel 2 door Nico van Suchtelen (1982), p 193, 227, 262-267)
    Zie ook  J H Schouten, ‘Goethe als zoeker naar de zin van het leven’,  Duitse literatuur als levenspiegel, p 21
  7. F Reddingius-Salomonson, Een weg tot Nietzsche XV, Zarathustra’s wekroep: de Übermensch, p 302: “Broeders blijf de aarde trouw”; Walter Kauffmann, Nietzsche, Philosopher, Psychologist, Antichrist; Filosofisch woordenboek Übermensch: www.books.google.nl/books?isbn=9023226631.
    Over Nietzsche en interpretaties van zijn vaak tegenstrijdige geschriften is een oeverloze literatuur beschikbaar, waarbij hier vooral naar Jaspers en het vrijzinnig christelijke perspectief van Reddingius-Salomonson wordt verwezen. Met Nietzsche kunnen we echter vele kanten op, zoals zijn zuster, die fascistische sympathieën had en de Nazi’s lieten zien.
  8. Zie onder meer Rudolf Steiner, De wetenschap van de geheimen der ziel, dat enige overeenstemming vertoontmet beschrijvingen in de Indiase Oepanishaden, de Bhagavad Gita, en bij 20e eeuwse wijzen als Maharishi Mahesh Yogi, Commentaar op de Bhagavad Gita The Science of Being and the Art of Living, Aurobindo, o.m. The Life Divine, Ramana Maharishi, David Godman Red., De leringen van Ramana Maharishi.