Civis Mundi Digitaal #34
Piet Ransijn Aan de nagedachtenis van mijn vader
www.aizmagazine.nlwww.aizmagazine
Het einde Voor mijn vader 1999 05 26 Na het bericht van terminale longkanker
Een man met zilverwitte haren
zit naar de andere kant te staren
naar waar hij heen zal gaan
wanneer hij hier vandaan
zal gaan, zoals zijn levenslot
beschikt is door de wil van God?
Hij opent zijn vermoeide ogen
nog even naar vermogen
Ziet naar wat hem dierbaar was
en voelt het einde nadert ras
Nog maar even
duurt zijn leven
Niets meer na te streven
dan het grote overgeven
Vreugde, vrees, verdriet en pijn
Laat het gaan en laat het zijn
Ik ben met hem begaan
maar laat hem gaan
De laatste adem van mijn vader 1999 06 10 na zijn overlijden
In een niet te vatten vrede
is hij in een zucht verdwenen
naar waar het aldoordringend licht
vanaf de Aanvang heeft geschenen
We dreven met hem mee
in deze niet te vatten vrede
Wij moesten terug – hij bleef
En door verbijstering gegrepen
in diep verdriet bekeken
wij wat van hem overbleef
een levenloze vorm van vlees
waaruit zijn ziel zonet verrees
De glimlach op het verstilde gezicht
toont een glimp de sfeer van het licht
waarheen zijn ziel zich heeft begeven:
Een onuitsprekelijke vrede
De zielenvonk 1996
In alle mensen schuilt
het kind dat wij eens waren
bedekt door lagen ballast
van de lange levensjaren
De zielenvonk schijnt soms heel even
door het met sluiers overdekte leven:
Ons diepste zelf dat eeuwig is
en altijd kind gebleven is
Het zelf, de zielenvonk
de kern van een mens
die niet beperkt wordt
door een leeftijdsgrens
Het zelf, de bron
die alle wonden heelt
hoezeer droefenis ons
parten heeft gespeeld
In het licht waarvan
de ballast van de jaren
soms even op kan lichten
het leven op kan klaren
Welke lasten ons het leven
ook te dragen heeft gegeven
er is een zielenvonk in ons
die steeds weer op zal leven
De ziel blijft altijd kind
altijd jong en altijd fris
omdat haar diepste wezen
eeuwig en onsterfelijk is
De vogel is het zinnebeeld van de ziel
Naar het licht 2008 04 11
Waar gaan wij heen?
Hier, daar, overal?
Overal is ruimte
Bewustzijn is aan alle kanten
Het ik is nergens te vinden
Nergens een ik, overal is bewustzijn,
De geest lijkt uit een fles ontsnapt
De vogel uit de kooi gevlogen
vliegt door eindeloze ruimten
Verdwijnt achter de horizon
Wordt één met de einder
en gaat onder met de zon
In een gloed van kleuren valt de avond
als nieuw ontwaakte morgenstond
De vogel wordt één met het licht
Rondom hem verschijnt in zijn zicht
het licht van ontelbare sterren
De vogel ziet uit naar wat komt
Ontelbare sterren stralen van verre
Het lijkt nergens meer donker
te worden, het lijkt wel een wonder
Schimmen die ’s nachts zijn verschenen
zijn vroeg in de ochtend verdwenen
Nevelflarden worden transparant
In het licht vervaagt het restant
van de nacht dat de flarden omarmt
en de ontwakende aarde verwarmt
Alles wordt helder, de wereld wordt licht
Het leven verheldert in het stralende licht
Wonen in het licht
Bloemen bloeien in het licht
Vogels zingen in het licht
Hun nesten in bloeiende bomen
zijn door de zon overgoten
Zoals vogels in het licht gaan wonen
zo bloeien de bloemen en de bomen
in het licht dat ieder mens verlicht* *Johannes, Proloog 1:9
Waarom zouden wij mensen
niet gaan wonen in dat licht
waarin de bloemen en de bomen
om ons heen tot wasdom komen
waar de vogels ook in wonen
hoog in de bloeiende bomen
in nesten door het zonlicht overgoten?
Herfstdraden November 1997
Het waren maar woorden
op lege witte bladen
waar mijn ziel op deze aarde
zijn weg mee vindt
Als herfstdraden
wuivend in de wind
zijn zij weldra verdwenen
en glinsteren nog even
als het zonlicht doorbreekt
Met deze draden heeft
mijn ziel gedurende dit leven
een wuivend web geweven
met woorden die hij spon
die hij in deze wilde wereld
nergens anders uiten kon
Woorden waar mijn ziel
zolang lang in wonen kan
zolang nog deze aarde
het web zal dragen
zolang hij nergens
anders wonen kan
Een vallend blad 1997
Als bladeren vallen
en vogels vertrekken
naar warmere streken
bezie ik mijn leven
Een vallend blad
zweeft door de lucht
en dwarrelt omlaag
naar de grond
Vogels vertrekken
en bladeren vallen
Mijn leven zweeft
als een blad in de wind
op weg naar de Grond
Eeuwigheid en ijdelheid 2013 04 12
In het licht der eeuwigheid
lijkt ons aardse streven ijdelheid*
We zijn in de getijden van de tijd
We zijn hier maar een korte tijd
Alleen of samen met elkaar
gaan wij van hier naar daar
vaak in haast van hot naar haar
Wij reiken naar de eeuwigheid
als het licht zijn toegewijd
Is onze korte aardse levenstijd
een voorbereiding voor de eeuwigheid?
*Zie Bijbelboek Prediker
*Liefde en vreugde verlangen eeuwigheid en willen eeuwig zijn en eeuwig duren
“Weh spricht: Vergeh! Smart zegt : Ga weg!
Doch alle Lust will Ewigkeit Maar alle vreugde wil eeuwigheid
will tiefe, tiefe Ewigkeit….. Diepe, diepe eeuwigheid
Denn ich liebe dich, o Ewigkeit“ Want ik heb u lief, o eeuwigheid
Friedrich Nietzsche, Also sprach Zarathustra, slot deel 3, Das andere Tanzlied
Angst en ijdelheid* 2015 01 02 *In de zin van nietigheid, vergankelijkheid
Een man die last van ziekte had
en dagelijks gebeden bad
om hulp en steun van boven
ging weer in god geloven
Zijn wij eigenlijk niet het bangst
voor onze onbewuste angst
om ooit eens dood of weg te gaan
naar een gebied hier ver vandaan?
Voor de dood hoef je niet bang
te zijn, je weet je leven lang
dat je een keer moet gaan
wanneer je taken zijn gedaan
Er is genoeg om voor te gaan
en nog een tijdje door te gaan
Er is een doel om voor te leven
Iets wij om anderen door te geven
Belangrijker dan loos vermaak
Is een of andere levenstaak
Je kunt erover schrijven
en daarmee overdrijven
Wie wil er nu nog lezen
wat erover is geschreven
met zoveel praktische zaken
die onze aandacht vragen?
Is eigenlijk niet iedere bezigheid
een vorm van ijdelheid?
Niets verijdelt toch het einde
dat niet is te vermijden
Tijdelijk 1999 02 21
Wat baat het ons
als wij de wereld winnen?
Wat schaadt het ons
als wij de wereld achterlaten?
Wij verblijven hier maar tijdelijk
Wij moeten aanstonds hier vandaan
We weten niet wanneer
We weten niet waarheen
We mogen niets meenemen
dan een traag vervagend weefsel
van herinneringen die verbleken
in een aldoordringend Licht
Overmorgen 1999 03 05
Als ik er morgen niet meer ben
Of laat het overmorgen
zijn, een keer na morgen
op een tijd die ik niet ken
Wat zou ik dan nog willen doen?
Wat zou ik dan nog willen zeggen?
Welke sporen wil ik achterlaten?
Misschien een paar draden
van het web van mijn leven
hangen er nog even
in een vage mist
waarin de spin
verdwenen is
opgegaan in mist
Waar ben je gebleven?* Amsterdam 6 feb 1999,
Bij de dood van een dierbare
Ik had je graag nog eens gezien
omarmd, omhelst misschien
Ben je nu in een lichtere wereld
dan deze donkere en droeve aarde
in het licht waar dichterlijke zielen
soms vagelijk glimp van zien?
Het land ligt er verlaten bij
nu jij ineens er niet meer bent
Maar zien we in de wolken geen gezicht
omstraald door aldoordringend licht?
Het water dat mij altijd troost
stroomt traag en troosteloos voorbij
Maar zien we in de golven geen gezicht
in sprankelend weerkaatsend licht?
Wat is er nog gebleven
van je onvergetelijke leven?
Traag vervagende herinneringen
Zoals een boot vaak rimpelingen
achterlaat die schitteren in het licht
Een onvergetelijk gezicht
Een ziel gelouterd in het licht
Wanneer het leven droef en donker is
zendt ons dan een sprankje van dat licht
’In de wereld van het nimmer dovende licht...
waar de sferen vervuld zijn met licht...
waar vreugde en geluk zijn
waar wensen zijn vervuld
Moge jij daar onsterfelijk zijn’* *Rig Veda, IX,7,10 vers 7-10
*Titel geïnspireerd op het Middeleeuwse gedicht
’Egidius waar bestu bleven?’ toegeschreven aan
Jan Moritoen, voor een gestorven vriend, 13e eeuw