Identiteit, motief en missie Civis Mundi

Civis Mundi Digitaal #35

door Wim Couwenberg

Principieel in het midden, toch als rechts gestempeld

Wat is het idee, het motief, de missie geweest van dit tijdschrift, en wat is dat idee nog steeds? Met die vraag besloot ik in het vorige nummer de bespreking van het nieuwe tijdschrift Bühne, waarin ik dezelfde vraag stelde, en die ik nu ook op Civis Mundi betrek. In dit nummer volgt een nieuwe reflectie hierop, nadat ik begin jaren ’60 in eerste instantie al uitvoerig gereageerd had op kritische vragen vanuit het toenmalige politieke en culturele establishment (Genootschap Internationale Zaken, de Internationale Spectator en bekende linkse media) op de introductie van ons tijdschrift. Die kritische vragen hadden vooral betrekking op onze anti-communistische opstelling in de toenmalige ideologische Oost-West confrontatie, en daarmee samenhangende containment politiek, spoedig als Koude Oorlog gekarakteriseerd. Die opstelling had tot gevolg dat ons tijdschrift van een rechts gekleurde klank voorzien werd. Dat rechtse stempel is sindsdien op ons blad blijven drukken, hoewel wij van stonde af aan bewust gekozen hadden voor een politiek onafhankelijke middenpositie, en ons daarmee distantieerden van de traditionele politieke tweedeling links versus rechts.

Uitgaande van het polaire karakter van de menselijke bestaanswijze onderscheidde ik tussen beide polen van het politieke krachtenveld namelijk een centrum positie als zelfstandige opstelling en omschreef die als een positie waarin mensen zich zowel naar het verleden als naar de toekomst open stellen en derhalve noch het verleden, noch het heden, noch de toekomst absoluut stellen, maar het heden beleven in zijn intrinsieke samenhang met verleden en toekomst. Het is een positie die lange tijd niet als zodanig erkend is, haaks als zij immers staat op dat polariserende links-rechts schema  dat als expressie van het politieke wij-zij denken de dominerende politieke indeling van de moderniteit is geworden. In de regel denkt men bij een middenpositie sinds lang voornamelijk aan een opportunistisch balanceren tussen links en rechts, dus een positie louter afgeleid van links en rechts.[1] Voor ons tijdschrift was dat een principiële keuze, en als zodanig een bevestiging van onze politiek onafhankelijke opstelling en redactionele koers, die al meteen ter discussie stond vanwege onze anti-communistische positiebepaling. Dat is naderhand in een groot historisch perspectief gesitueerd, dat ik hier als volgt kort samenvat.

 

Doorbraakgedachte mede als inspiratiebron

Sinds de Franse Revolutie van 1789 komt er in Europa een ideologische strijd op gang over de grondslagen van de moderniteit als nieuw beschavingstype, die twee eeuwen in beslag zal nemen. In de tweede helft van de vorige eeuw culmineert die strijd in de Koude Oorlog, de wereldwijde strijd van het reëel bestaande socialisme in de communistische wereld onder leiding van de Sovjet Unie tegen de liberale waarden van de westerse wereld. Behalve aan de ideologische dimensie van de Koude Oorlog zoals juist omschreven ontleende ik persoonlijk mijn inspiratie tevens aan de naoorlogse Doorbraakgedachte. Het is een gedachte die direct na de oorlog het meest saillant vertolkt is door de hervormde theoloog G. van der Leeuw, prominent exponent van de Doorbraakgedachte en minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap in het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn. “Wij hebben van de zuilen meer dan genoeg. Want die mooie zuilen schraagden nauwelijks meer een gemeenschappelijk Nederlands dak. Het was een administratieve volkseenheid geworden en eerst de Mof heeft ons geleerd dat wij een echt volk zijn.”, zo stelde Van der Leeuw onomwonden in zijn boek Balans van Nederland (1945).

Ik heb die gedachte wel nader geïnterpreteerd, verbreed en uitgewerkt met als richtinggevend oogmerk het doorbreken van taaie religieuze, ideologische, politieke, territoriale en maatschappelijke scheidslijnen, ontstaan als uitvloeisel van de grote religieuze, politieke en maatschappelijke conflicten van de afgelopen vier eeuwen, om daarmee zodoende nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden en- perspectieven te kunnen openen. Als zodanig zie ik die gedachte als een nieuwe variant van het liberale concept van de open samenleving dat mede ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van de moderniteit in liberale zin. Op internationaal terrein gaat het om het doorbreken van de staatkundige scheidslijnen zoals die in Europa sinds het vredesverdrag van Münster van 1648 gegroeid zijn; een ambitie die na de Tweede Wereldoorlog gestalte kreeg in het streven naar Europese integratie.

Het is een ambitie die Civis Mundi als intellectuele onderneming van stonde af aan gedeeld heeft met een duidelijke voorkeur voor een federaal georganiseerd Europa, zoals die naderhand, in 2001, door de Duitse regering is voorgesteld met een nevenschikking en dus een gelijkwaardige positie van het centrale gezag (de bond) en de deelstaten die ieder in hun respectievelijke bevoegdheidssferen soeverein zijn (‘competitive federalism’). Het is in onze optiek een adequate politieke reactie op ingrijpende economische en politieke machtsverschuivingen in de wereld en daarmee op de ontwikkeling van een nieuwe multipolaire wereldsituatie met een aantal multiculturele grootmachten, die de komende tijd in onderlinge rivaliteit en samenwerking op het politieke en economische wereldtoneel de koers zullen bepalen. Alleen een hecht geïntegreerd Europa, lijkt in deze nieuwe wereldpolitieke context nog als een relevante en te duchten medespeler mee te kunnen doen.

Onder invloed van het wijdverbreide reactionaire euroscepticisme wordt die politieke realiteit in Europa nog onvoldoende onderkend en in haar consequenties onder ogen gezien. De grootste fout die Europese politici in dat proces van integratie o.i. tot nu toe gemaakt hebben, is de prioriteit die zij gegeven hebben aan uitbreiding van het aantal lidstaten boven de nodige verdieping en versterking van het integratiegehalte van de Europese Gemeenschap/Unie, alvorens aan uitbreiding van lidstaten te denken.

 

Staatkundig innovatiestreven

Bij de start van ons tijdschrift hebben we het communisme behalve als een bedreiging tevens opgevat als een uitdaging aan westers-liberale waarden en instellingen en derhalve als een welkome stimulans tot kritische bezinning op de kwaliteit en vitaliteit ervan. Dit is in 1964 vertaald in de artikelenserie Problemen der democratie, die nader gebundeld is in de eerste twee jaarboeken, getiteld Problemen der democratie (1965 en 1967). Het was ook het startsein van een omvangrijk streven naar staatkundige innovatie, waarop D’66 spoedig ingehaakt heeft. Dat innovatiestreven hebben we ondersteund met een aantal structurele initiatieven en voorstellen, zoals het voorstel tot invoering van het referendum als relevante correctie op bepaalde tekortkomingen van de representatieve democratie, en de oprichting van een Nationaal Comité Referendum: Ja, dat zich in eerste instantie inzette voor een adviserend referendum, dat er na meer dan 40 jaar eindelijk gekomen is; voorts een ander systeem van kabinetsformatie, een ander type monarchie, een ander tweekamerstelsel, een ander lokaal politiek bestel, en een ander benoemingsbeleid. Als eerste hebben we in 1974 het hete hangijzer van het politieke benoemingsbeleid tot inzet van publieke discussie gemaakt, in relatie tot artikel 3 van de grondwet, inhoudende dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn. Dat dat aanvankelijk geen effect had, viel te verwachten, maar de eerste twijfel aan de gevestigde benoemingspraktijk werd daarmee gezaaid.

Een systematische evaluatie van het kabinetsbeleid was in Nederland tot de jaren ’70 niet gebruikelijk. Civis Mundi heeft daartoe als eerste het initiatief genomen. Eerst met een evaluatie van het beleid van het kabinet Den Uyl en daarna dat van het kabinet Van Agt, het kabinet-Lubbers en het kabinet-Balkenende.[2] Beleidsevaluatie, zo werd dit initiatief ingeleid, is een toegepaste wetenschap, die nog in haar eerste ontwikkeling is en zich daarom grotendeels nog moet behelpen met min of meer ‘zachte’ methoden. Men mag er nog niet teveel van verwachten. En of de resultaten ervan dienstbaar gemaakt zullen worden aan het verder te voeren beleid, hang in belangrijke mate af van de politieke opportuniteit. Effectiviteit van beleid heeft in politicis lang niet altijd het laatste woord. Instandhouding van bepaalde wenselijk geoordeelde machtsconstellaties weegt niet zelden zwaarder. In lijn met ons politieke innovatiestreven hebben we de Fortuynrevolte onder meer als een welkome inbraak in het oude partijpolitieke bestel opgevat en gewaardeerd, en het politieke belang ervan onderstreept door er speciaal een jaarboek aan te wijden.[3]

Tijdgeest en tijdsbeleving, lijden aan de eenmalig verlopende en zinloos verklaarde tijd, de tijd als lotsbepalende factor, de tijd als maat voor verandering die met de moderniteit als nieuw beschavingstype in een toenemende versnelling raakt, dat alles loopt als een rode draad door Civis Mundi als tijdschrift. De reflectie hierop is ingezet met het jaarboek 1972, getiteld Tijdsein. Peiling en perspectief van deze tijd, en voortgezet in de jaarboeken, getiteld Geschiedenis als noodlot (1995) en Op de drempel van een nieuwe eeuw (1999) als specifieke reflectie daarop, en in 2011 opnieuw met een jaarboek, getiteld Tijdsein.

 

Historische betekenis liberale triomf

Als nauw betrokken bij de ideologische confrontatie tussen het wereldcommunisme en het liberale concept van de moderniteit, toen gepresenteerd als westers-liberale waarden, hebben we het einde daarvan in 1989 geïnterpreteerd en toegejuicht als liberale triomf, althans in de westerse wereld het einde van de ideologische strijd rond en tegen dat grote liberale experiment sinds 1789 (zie ook onder thema 2 in dit nummer).

Anticiperend op het einde van die ideologische strijd sinds 1789 publiceerden we in 1987 nog een jaarboek over de ideologische kernvraag: hoe wordt de samenleving het best ingericht?

In internationaal verband verschoof onze redactionele aandacht sindsdien van de voorbije Koude Oorlog meer naar wat sinds 9/11 als de oorlog tegen het terrorisme op de voorgrond treedt.[4] Het einde van de ideologische strijd betekent uiteraard niet het einde van politieke strijd, zoals onder meer uiteengezet is in het Civis Mundi jaarboek 1999, De strijd gaat voort. Liberalisme als heersende ideologie en bron van nieuwe strijd. Maar die beperkt zich nu veelal tot een strijd om macht en beleid met een sterk pragmatisch en technocratisch karakter, en speelt zich af tussen allerlei varianten van algemeen aanvaarde westers-liberale waarden als rechtsstaat, democratie, markteconomie en internationaal erkende mensenrechten. Daarbij valt met name te denken aan de rivaliteit tussen klassiek-liberale, sociaal-liberale, christelijk-liberale en nationaal-liberale interpretaties. Wel herleeft herhaaldelijk een zekere hunkering naar een meer principiële linkse politiek, als reactie op de pragmatische Derde Weg politiek in sociaal-democratische partijen.[5]

Het einde van de Koude Oorlog en van de daarin culminerende ideologische strijd luidde niet alleen een nieuwe ontwikkelingsfase in de geschiedenis van de moderniteit in, maar ook de introductie van een nieuwe fase in de technologische vooruitgang, dankzij belangrijke technologische vruchten van die Koude Oorlog, zoals nucleaire technologie, ruimtevaart en internet. Was in het ideologische tijdperk het idee van eerst een politieke (liberalisme) en daarna een sociale revolutie (marxisme) toonaangevend in het streven naar vooruitgang, in de huidige postideologische context raakt het denken in revolutionaire termen juist sterk betrokken op nieuwe technologische ontwikkelingen die in razendsnel tempo het persoonlijke en maatschappelijke leven doordringen. Eerder maakte ik al gewag van de verrassend nieuwe ontwikkelingsperspectieven die de moderne biotechnologie opent.[6] Daarnaast doordringt de zogenaamde intieme technologie steeds meer alle aspecten van ons leven.[7] De digitale revolutie, met haar vergaande digitalisering van informatie- en communicatieprocessen en de daarmee gepaard gaande overgang van de oude geletterde naar een digitale cultuur, is de meest zichtbare expressie van die technologische revolutie en kleurt ook mede zowel het gezicht van deze nieuwe ontwikkelingsfase als van de daarin opgroeiende nieuwe generatie, de zogenaamde digital natives wier intellectuele ontwikkeling (informatieverwerking) zich steeds meer online voltrekt, zoals ook hun vrijetijdsbesteding (vooral gamen) en hun sociale ontplooiing (sociale media).

 

Nieuwe thematiek, digitalisering van informatie en streven naar integraal denken

Het idee en motief van ons tijdschrift als intellectuele onderneming blijft in voortdurende ontwikkeling. Daaraan is sinds de jaren ’80 een nieuwe dimensie toegevoegd. In het voetspoor van snel toenemende ontkerkelijking van geloof en religie, en daarmee samenhangende ontzuiling van de samenleving, ontwikkelt zich ook een andere denk- en leefwijze. Als redactioneel antwoord daarop zijn nieuwe thema’s geïntroduceerd, waarin gereageerd wordt op die veranderende denk- en leefwijze, zoals themanummers over theïsme, atheïsme en de zin van het leven; op zoek naar nieuwe spiritualiteit, de betekenis van spiritualiteit, en nieuwe spirituele bewegingen; vragen van leven en dood; moderniteit en religiositeit; religie na 9/11 – islamitisch fundamentalisme als nieuwe uitdaging; vrije gedachten en de zin van de geschiedenis; enz.

Sinds 2010 hebben we ons aangepast aan de effecten van de digitale revolutie op informatie- en communicatieprocessen, door Civis Mundi als tijdschrift te digitaliseren, met voortzetting van het thematische karakter van onze reflectie en informatie. De jaarboeken worden nog op traditionele wijze gedrukt. In die jaarboeken blijft er onverminderde aandacht voor de geschiedenis van de moderniteit als nieuw beschavingstype, en de historische zin daarvan. Dat heeft in 2014 gestalte gekregen in het jaarboek Heeft geschiedenis zin? Of is dat een onzinnige vraag? In de gangbare geschiedbeoefening is dat ongetwijfeld het geval. In het postmodern geheten geestesklimaat sinds de jaren ’70 wordt die vraag niet meer serieus genomen. De zinvraag is daarmee uit de geschiedbeoefening gebannen. Wat rest is de zogenaamde “nonsense view of history”, zoals Toynbee als geschiedfilosoof moest vaststellen. Wij zijn, zoals op andere punten, ook op dit punt onze eigen non-conformistische weg gegaan. Daarbij wordt nader voort gedacht op de cruciale vraag die in een eerder jaarboek al aan de orde was gesteld, te weten: kan de westerse samenleving en cultuur als belichaming van de moderniteit als nieuw beschavingstype dienen als model voor de hele wereld (1994). De universele pretenties van die cultuur stuiten in de niet-westerse wereld vooralsnog op nieuwe anti-liberale tegenkrachten, en nopen zodoende tot een hernieuwde ideologische strijd tegen die nieuwe tegenkrachten als anti-liberaal verzet. En dat verzet wordt aangevoerd door nieuwe uitingen van modern autoritarisme op godsdienstige (islamitische) en seculiere (China en Rusland) grondslag.

Als we op het idee van Civis Mundi in redactioneel opzicht terugblikken, valt daarin vooral het streven op naar een samenhangende en integrerende reflectie op de revolutionaire transitie naar de moderniteit als nieuw beschavingstype, en daarmee samenhangende ontwikkelingen, problemen en conflicten. Die integratiegedachte heeft ook gestalte gekregen in themanummers en jaarboeken met integraal denken als discussiethema.

 

Tijdschrift van en voor de Lage Landen

We hebben ons van stonde af aan gepresenteerd als tijdschrift van en voor de Lage Landen. Dat is ook tot uiting gebracht in themanummers en jaarboeken, zoals Nederland en de toekomst van Vlaanderen (1998) en Nederlandse en Vlaamse identiteit (2006), alsook het lanceren en entameren in 2005 van het Comité Nieuwe Benelux, inmiddels omgezet in Platform Benelux. Ondanks toenemende verengelsing van ons taalgebied is ook vastgehouden aan het Nederlands als cultuur- en wetenschapstaal.

In de eerste decennia van de 21e eeuw hebben we er voorts naar gestreefd aan Civis Mundi als intellectuele onderneming ook bijzondere leerstoelen te verbinden, zowel in Nederland als in Vlaanderen. In Nederland resulteerde dat in een tweetal Civis Mundi leerstoelen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.



[1] Zie o.a. E. Jurgens, Kanttekeningen bij polarisatie, in: Polarisatie en structurele hervormingen, Civis Mundi 1/2 1974; en Democratie in opspraak, rapport Nederlands Gesprek Centrum, 1984

[2] Zie Het kabinet Den Uyl, proeven van een beleidsevalutie I , Civis Mundi juli/augustus 1976; en II maart 1977; Het beleid van het kabinet Van Agt I, Civis Mundi september 1980; en II januari 1981; Het beleid van het kabinet Lubbers I, Civis Mundi januari 1986; en II, april 1986; en het Beleid van kabinet Balkenende, Civis Mundi 4, 2006

[3] Zie Opstand der burgers, Civis Mundi jaarboek 2004.

[4] Zie het jaarboek 2007 over dat thema.

[5] Zie S.W. Couwenberg, Tijdsein, Civis Mundi jaarboek 2011, pp. 119-121.

[6] Zie nader J. de Mul, Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0, 2014.

[7] Zie nader Intieme technologie, Rathenau Instituut, 2014.