Civis Mundi Digitaal #37
Rembrandt, Portret van Jezus
De kosmische Christus bij Novalis: selectie uit zijn Geistliche Lieder / Geestelijke liederen
Opnieuw vertaald door Piet Ransijn ter gelegenheid van Pasen en Pinksteren
Inleiding
De eerste gedichten van Novalis die ik las, raakten mij diep. Hoewel het een verouderd genre lijkt dat niet meer van deze tijd is, was het bij mij liefde op het eerste gezicht. Nader bekeken en aandachtig gelezen behoren deze gedichten tot het mooiste dat ik heb gelezen. Ondanks de “hooggestemde, om niet te zeggen soms hysterische toon die niet elke lezer verdraagt,” aldus een recensent over de door hem geprezen roman van Novalis in de Volkskrant (15 sept 2006).
Ik las toen de Geestelijke Liederen Xll en Xl, in Goldene Worte Deutscher Dichter: het Marialied Ich sehe dich in tausend Bildern, het gedicht Es gibt so bange Zeiten en de vierde hymne aan de nacht. Achter deze woorden is zowel een diep verlangen als een diepe vervulling voelbaar in een opmerkelijk contrast van vreugde en verdriet, waar Novalis is doorheen gegaan en aan voorbij lijkt te gaan. Het ontstijgen aan diep menselijke tragiek herkent hij bij Jezus en Maria. En niet alleen bij hen, zo blijkt in zijn andere werken. Daar noemt hij ook zijn overleden geliefde Sophie.
Schrijfster Mieke Mosmuller, vertaalster van De leerlingen te Saïs van Novalis, besproken in Civis Mundi nr 35, werd eveneens geraakt door Novalis: “De herkenning berust op eigen geestelijk beleven… Zoals met de liefde. Wanneer je die ene mens tegenkomt aan wie… je trouw zult zijn, herken je die mens min of meer op slag. Het is een herkennen, een in het bewustzijn oplichten van een diep onbewust weten. Zo heb ik ‘tegenover’ het werk van Novalis gestaan. In de beleving ervan groeide het besef het woord te lezen van iemand met wie je diep verbonden bent, omdat je in alle bescheidenheid leeft met dezelfde opgave. Dat is herkennen, dat is liefde. Dat gaat oneindig veel verder dan zeggen:…’Wat is Novalis een fantastische schrijver!’ De beleving van zijn werk gaat door merg en been, doet je op je grondvesten schudden, werkt als een gouden wegwijzer. Het is het werk van iemand die Christus zo goed kent als een mens hem kan kennen,” schijft Mosmuller in De heilige graal, p 90. 91.
Als wij zijn werk op ons in laten werken, kunnen wij ons bewust worden van wat wel het Christusbewustzijn wordt genoemd of de kosmische Christus, als innerlijke werkelijkheid, die onbewust aanwezig is. De Geestelijke Liederen van Novalis zijn meer dan alleen christelijk. Zij geven een kosmisch bewustzijn weer, een verlicht bewustzijn, dat ook in andere culturen herkenbaar is. Novalis heeft een ruime opvatting van het christendom als ”het levensbeginsel, de vreugde van iedere religie’ en ‘de geschiktheid van al het aardse om brood en wijn van het eeuwige leven te zijn,” zoals hij schrijft aan het eind van De christenheid of Europa, zie Civis Mundi nr 36.
Novalis is geboeid door de Indiase religie en poëzie. In het eerste lied schrijft hij: “India bloeit zelfs in het Noorden door de Geliefde blij in het licht”. “In dit gedicht verwijst Novalis naar een synthese van het christendom met de religie van India – of meer fundamenteel naar de wezenlijke eenheid van alle religies. Hij beschouwt hier ook India in de zin van Indiase poëzie… zinspelen op de poëtische transfiguratie van de Christusfiguur,” aldus A L Willson in zijn boek over India in de Duitse Romantiek (1).
Uit wat Novalis schrijft in De christenheid of Europa kunnen we afleiden, dat de Europese (politieke) eenheid een rammelend karakter blijft hebben met veel verbaal en herhaaldelijk fysiek geweld als er geen meer verlicht bewustzijn daagt, waarin we beter in staat zijn tot geven en nemen in een verenigend beleven. Hij wijst op de politieke relevantie van religie en poëzie, met name de christenheid en het liefdevolle Christusbewustzijn in de geschriften die zijn besproken in Civis Mundi nr 36.
In de Christusfiguur gaat over in Maria en hult zich niet alleen een persoon, maar ook een innerlijke transcendente werkelijkheid, waarmee Novalis voeling (b)lijkt te hebben. In andere geschriften heeft hij Jezus behalve met Maria ook verbonden met zijn overleden geliefde Sophie, die verenigd werd met Sophia en Maria, die weer overgaat in de godin Isis. Novalis is niet zo christelijk als het lijkt. Hij was een panentheïst. Dat is een pantheïst die ruimte laat voor een persoonlijke God, naast het alomvattende Al. Daarvan treffen we ook de sporen aan in onderstaande gedichten. De volgende strofen uit lied X, die lijken af te wijken van de meeste andere, zijn in dit opzicht tekenend en onthullend:
Hij is de ster, hij is de zon
Hij is de eeuwige levensboom
Vanuit struiken, stenen, zeeën, licht
glanst zijn jeugdig aangezicht
In alle dingen toont zich zijn jeugdig elan
warme liefde die ons nooit verlaten kan
Hij neigt zich naar een ieder onbewust
zodat hij oneindig dicht aan ieders hart rust
Adrian Alberto Herrera, Jezus van Nazareth
Louteringsproces
De persoon van Christus, tot wie hij zich richt, en later ook Maria, lijkt voor hem een innerlijke realiteit. Hij voelt zich daarmee zo intiem verbonden, dat hij erin over lijkt te gaan. Zo lijkt hij afstand te nemen en wordt hij bevrijd van een breed scala van angstige en droeve gevoelens. Hij is daar kennelijk doorheen gegaan in een louteringsproces, dat hij heeft hij doorgemaakt bij het rouwproces na de dood van zijn geliefde verloofde Sophie en zijn lievelingsbroer Erasmus in het voorjaar van 1797. Dit heeft hij beschreven in zijn dagboeken en in de derde hymne aan de nacht, zie Civis Mundi nr 35.
Aanvankelijk wilde Novalis haar achterna en ook sterven, zoals we weleens bij bejaarde echtparen zien die niet lang na elkaar overlijden. Niet door suïcide, maar door de wens om te sterven.
Toen Novalis zich herstelde na het rouwproces, hoefde hij niet meer te sterven. Hij voelde een transcendent en bovenzinnelijk aandoende aanwezigheid van Sophie, die overging in Christus en Maria, zoals hij in zijn gedichten en dagboeken beschrijft. In de Geestelijke Liederen lijkt Sophie verdwenen en te hebben plaatsgemaakt voor Christus, in wie zij lijkt opgegaan. Vier jaar na de dood van Sophie is hij gestorven aan tuberculose, nadat hij enkele weergaloze literaire hoogtepunten van de Romantiek heeft nagelaten in deze korte tijd.
Zijn ervaringen na het overlijden van Sophie worden door O’Brien vrij nuchter en weinig mystiek, meer psychologisch geanalyseerd. Hij geeft toe dat mede door deze ervaringen, hoe we ze ook interpreteren, Novalis een groot en origineel dichter is geworden. Een mystiek dichter volgens Van der Leeuw, Aalders en anderen (2). Wat betekent dat?
Kosmisch bewustzijn en Godsbewustzijn
Aan het eind van mijn boekbespreking van De leerlingen van Saïs van Novalis in nr 35 wordt verondersteld dat Novalis ervaringen beschrijft van kosmisch bewustzijn. Dat wil zeggen dat hij een kosmisch transcendente bewustzijn min of meer blijvend ervaart of daar vertrouwd mee is. Maharishi Mahesh Yogi onderscheidt diverse stadia van hoger bewustzijn (3). Na kosmisch bewustzijn komt Godsbewustzijn en daarna eenheidsbewustzijn, waarbij het transcendente bewustzijn niet alleen innerlijk wordt ervaren als innerlijke aanwezigheid, maar overal in alle dingen, ook in de buitenwereld. Godsbewustzijn is in zijn visie een overgangsfase, waarin het transcendente bewustzijn wordt ervaren als goddelijk persoon, bij hem Christus of Maria bij Novalis. Het ik-bewustzijn valt niet geheel samen met deze persoon, maar verenigt zich ermee in devotie en toegewijde liefde. Eerst wordt God als persoon bemind, als Jezus, Maria of een andere persoon, daarna in alles en iedereen.
Walter Stace (4) onderscheidt ‘introvertive mysticism’ van ‘extrovertive mysticism’ op een wijze die overeenstemming vertoont met het onderscheid van Maharishi in het meer introverte kosmische bewustzijn en het meer extraverte eenheidsbewustzijn. Stace laat echter de extraverte fase vooraf gaan aan de introverte fase. Dit wijst erop dat deze fasen niet zo eenvoudig na elkaar zijn te plaatsen, zoals bij Maharishi, maar veeleer door elkaar en naast elkaar worden ervaren door talloze ‘verlichten’. Uit case studies blijkt dat ieder individueel proces van groei naar verlichting weer anders is en dat een volgorde van fasen niet eenduidig bij iedere verlichte wordt aangetroffen. Zo heeft Novalis ook zijn eigen ontwikkelingsproces, waarin verlichtingservaringen herkenbaar lijken.
Conform eerdere veronderstelling luidt de veronderstelling dat Novalis in de geestelijke liederen het proces van mystieke eenwording in Godsbewustzijn zou kunnen beschrijven. Vergelijkend onderzoek bij onder meer R M Bucke, W T Stace, Craig Pearson en vele anderen, gaat dit bestek te buiten (5).
Er zit dus meer in deze liederen dan het lijkt. Het is geen aftands volkomen verouderd genre uit een voorbije tijd waarin religie nog bezielde en de toon aangaf. De poëzie van mystieke dichters trotseert de tijd, zoals de Perzische islamitische dichter Jalal ad-din Rumi, die ‘razend’ populair is in de VS (6) en de Indiase dichters Kabir en de Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore, die door Frederik van Eeden zijn vertaald, en vele andere grote dichters zoals, Dante, Shakespeare, Goethe, Wordsworth en Blake. Zo reikt ook de poëzie van Novalis naar de eeuwigheid in onvergankelijke schoonheid, die tevens de ‘couleur locale’ draagt van zijn tijd en zijn christelijke opvoeding bij de Hernhutters. Ondanks zijn Rooms-katholieke sympathieën, die blijken in De christenheid of Europa, had Novalis geen animo om zich te bekeren tot het katholieke geloof, zoals later zijn vrienden Friedrich Schlegel en Ludwig Tieck. Hij verdiepte zich wel in de mystiek van onder meer Jacob Böhme en Spinoza.
Novalis was geen ‘zwever’
Novalis was een technisch en wetenschappelijk onderlegd mijningenieur, die naast zijn werk veel schreef. Hij was geen ‘zwever’. Hij zal meestal van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat hebben gewerkt en gestudeerd, behalve in genoemde rouwperiode. Anders zou hij toen hij stierf op 28 jarige leeftijd in 1801 geen vijf delen met Verzamelde Werken geschreven kunnen hebben. Deze werken bestaan vooral uit wetenschappelijke en filosofische aantekeningen, niet uit literaire werken. Zijn gedichten vormen een klein gedeelte, maar zijn wel het meest bekend.
Novalis was veel meer dan een dichter, zoals hij ook meer was dan een christen. Hij was een veelzijdig genie en een innemend mens. Zo wordt hij beschreven door zijn eerste biograaf, mentor en collega jurist Kreisambtman Coelestin August Just en door zijn vrienden. Collega en biograaf Ludwig Tieck typeert hem zo: “Hij sprak levendig en luid, met grote gebaren. Ik heb hem nooit moe gezien… Verveling kende hij niet. Ook in bedrukkende, middelmatige gezelschappen ontdekte hij iemand die hem nieuwe kennis meedeelde, hoe eenvoudig ook. Door zijn vriendelijkheid en openheid was hij alom geliefd” (7).
De taal waarin hij schrijft is voor velen niet meer van deze tijd. Maar de gevoelens van toewijding die hij beschrijft blijken van alle tijden te zijn. Ook van deze tijd waarin internet oppermachtig is en als ander een soort kosmisch bewustzijn God verdrongen lijkt te hebben. De zinnebeelden van Jezus als redder en bevrijder en Maria als een soort moedergodin zijn van alle tijden (8). De website Badgap of Buddha at the Gaspump van Rick Archer laat zien dat dergelijke geestelijke ervaringen ook kunnen optreden bij mensen zonder enige religieuze achtergrond, bij wie een dieper of hoger bewustzijn doorbreekt, zoals dat bij Novalis het geval leek te zijn.
Universele betekenis van het christendom
Bij Novalis komt een universele inhoud van het christendom tot leven, zoals ook bij grote mystici en heiligen, volgens de beschrijving van genoemde auteurs. Het christendom lijkt niet te hebben afgedaan, zoals bijvoorbeeld Nietzsche te kennen lijkt te geven, net zomin als andere religies. Het dient een herinterpretatie te ondergaan, een ‘Umwertung’ of herwaardering (9) van de waarden-volle inhoud, die onder meer door Novalis wordt beschreven. Daarbij is het belangrijk door de woorden en de symboliek heen te kunnen kijken en voelen, zodat de innerlijke en universele werkelijkheid voelbaar wordt, die Novalis beschrijft in zijn geestelijke liederen en andere werken, die eerder zijn besproken.
De beeldentaal van Novalis hoeven we niet letterlijk te nemen, maar als allegorische voorstelling van een innerlijk gebeuren, zoals bij sprookjes en mythen. Novalis wordt beschouwd als een grondlegger van het symbolisme voor die term er was, avant la lettre, waarbij symbolen verwijzen naar een niet-zintuiglijke wereld. Het symbool geeft een onzichtbare werkelijkheid weer (2).
Zo kunnen we ook de christelijke symboliek in deze geestelijke liederen beschouwen. Novalis vertelt in de culturele context van het christendom op zijn manier het verhaal van geestelijke bevrijding en verlichting vanuit een niet-zintuiglijke kosmische werkelijkheid die in hem ontwaakt. De universele inhoud van het christendom, ontdoet het niet van een specifieke betekenis waarin het christendom zich onderscheidt van andere religies. De liederen passen niet in christelijke dogmatiek, schrijft Schulz (7b, p 131). Novalis benadrukt het universele in specifiek christelijke termen, zonder zich daartoe te beperken.
Hij wilde het christendom hervormen tot een bezielde religie met behoud van de christelijke symboliek, met zijn geestelijke liederen als een begin. Symboliek heeft bij Novalis een werkelijkheidskarakter en (her)schept de werkelijkheid. Symboliek en werkelijkheid gaan in elkaar over, zoals poëzie, religie en magie. In andere werken gebruikt Novalis symbolen uit andere hem bekende culturen. Hij had een interculturele mondiale visie met oog voor het universele, archetypische, zoals later de dieptepsychologie van Jung.
Datering en ontstaan
De Geestelijke liederen zijn voor het merendeel geschreven in de tweede helft van 1799, de laatste vijf in 1800. Dus voor en na zijn Hymnen aan de nacht en De christenheid of Europa, na De leerlingen te Saïs uit 1798 en voor en na zijn roman Heinrich von Ofterdingen, waarmee hij eind 1799 begon. Deze werken zijn eerder toegelicht. In de laatste vijf liederen is de invloed van de mysticus Jacob Böhme merkbaar. die hij in 1800 bestudeerde. Verder is de invloed van de visie van onder meer zijn vriend en collega schrijver Friedrich Schlegel en de theoloog Schleiermacher merkbaar, maar vooral van de piëtistische Hernnhüters, via zijn vader. De liederen zijn opgenomen in kerkelijke zangbundels, sommige tot voor kort. Er is een anekdote dat zijn vader vraagt wie de dichter is van het prachtige lied dat hij heeft gezongen. “Diep geroerd verneemt hij het antwoord: ‘Uw zoon’,” aldus Schulz (1b, p 645).
Goethe en Novalis
Novalis begon zijn Geestelijke Liederen na de tweede ontmoeting met Goethe in juli 1799. Hij heeft ze bij tijd en wijlen tussen de bedrijven door geschreven gedurende ongeveer een jaar. Er zijn geen aanwijzingen van een directe invloed van Goethe, zoals bij zijn roman en zijn verhaal De leerlingen te Saïs, waarbij Goethe model gestaan zou hebben voor de leermeesters. Met de gebroeders Schlegel had Goethe meer contact dan met Novalis. Aan zijn bevriende leraar Schiller schrijft Novalis dat Goethe bij de eerste ontmoeting eind maart 1798 “niet in de gewenste stemming was”. Goethe had zijn verloofde Sophie von Kühn in 1797 bezocht op haar ziekbed uit medemenselijkheid. Penelope Fitzgerald beschrijft dit aandoenlijk in haar biografische roman De blauwe bloem, zie ook Schulz (7b, p 90, 73, 59).
Goethe had het te druk met zijn eigen beroemdheid, die mogelijk niet vrij was van enige zelfgenoegzaamheid, om het aanstormende talent van de Romantiek veel aandacht te kunnen geven, hoewel hij daarvan zelf de voorloper was. De gedichten van Novalis zijn verwant met de latere gedichten van Goethe, de Spätlyriek en West-Östliches Divan, zoals Selige Sehnsucht, Eins und Alles, Vermächtnis en de Mariënbader elegie, zie mijn artikel over Faust in Civis Mundi nr 34. Novalis wilde in zijn roman Goethe overtreffen. Evenals zijn roman zijn de Geestelijke liederen van Novalis meer romantisch en intiem, lyrisch en gevoelvol, uitgesproken religieus en mystiek. Friedrich Schlegel noemt deze poëzie “het goddelijkste dat hij tot dusver heeft voortgebracht… met niets anders overeenstemmend dan de meest intieme en diepste vroege gedichten van Goethe” (7b, p 124).
We hebben het hier over de grootste dichters en “de grootste gedichten uit de wereldliteratuur,” volgens de Persoonlijke voorkeur van J C Bloem (p 118,121). Als hij langer had geleefd, was hij Goethe (verder) voorbij gestreefd. Eigenlijk zijn het moeilijk vergelijkbare grootheden waarin zich een veranderende tijdgeest uitdrukt met een eigen persoonlijke zeggingskracht. Ook filosofisch en wetenschappelijk bezien kon Novalis zich met Goethe meten, die hij als zijn leermeester beschouwde, evenals Fichte en Schiller. Als student had hij zijn geliefde leraar Schiller op zijn ziekbed verzorgd. Maar Schiller en Goethe overleefden hem in ruime mate.
Bezielde romantische lyriek
De vroege Romantiek breekt bij Novalis in volle glorie weergaloos door en vindt zijn “zuiverste en diepste expressie… in diep doorvoelde, ritmisch prachtig bezielde taal. Zwaarmoedig en dromerig, maar ook in “enkele volmaakte levensblije verzen… Steeds leidde bij Novalis een ‘geheimzinnige weg naar binnen’.., persoonlijk verbonden met mystieke diepzinnigheid, geniale intuïtie en een dichterlijk-visionaire kracht die alles tot magische ervaring herschept… ‘Wij dromen van reizen door het heelal: is het heelal soms niet in ons?’… De blauwe bloem is bij hem het zinnebeeld van het oneindig heimwee naar de geheimrijke, alles verenigende en doorstralende oergrond,” aldus literatuurhistoricus Fritz Martini (10).
I. |
|
Was wär ich ohne dich gewesen? Nichts wüßt ich sicher, was ich liebte, Einsam verzehrt von Lieb und Sehnen, Ich fände Unruh im Getümmel, Hat Christus sich mir kund gegeben, Mit ihm bin ich erst Mensch geworden; Das Leben wird zur Liebesstunde, Für alle seine tausend Gaben O! geht hinaus auf allen Wegen, Der Himmel ist bei uns auf Erden, Ein alter, schwerer Wahn von Sünde Ein jedes Werk schien uns Verbrechen, Das Herz, des Lebens reiche Quelle, Ein eisern Band hielt an der Erde Da kam ein Heiland, ein Befreier, Nun sahn wir erst den Himmel offen, Seitdem verschwand bei uns die Sünde Durch ihn geheiligt zog das Leben (…) |
Wat zou ik zonder jou geweest zijn? Niets was mij meer vertrouwd Eenzaam en verteerd door liefde en verlangen Ik had last van onrust in een wild gewemel Toen ik van Christus had vernomen Door hem ben ik pas mens geworden Het hele leven werd een tijd van liefde Door al zijn gaven en zijn goed O, ga vooruit op alle wegen De hemel is op aarde ons nabij gekomen Een oude zware donkere waan Dergelijk doen en laten leek een misdaad Het hart, de rijke bron van leven Gevangenen werden toen bevend Een redder, een bevrijder kwam Toen ging voor ons de hemel open Sindsdien verdween bij ons de zonde Daardoor geheiligd begaf het leven |
|
|
II. |
|
Fern im Osten wird es helle, |
Ver in het Oosten komt de morgenstond |
III. |
|
Wer einsam sitzt in seiner Kammer, |
Wie eenzaam op een kamer woont |
VI. |
|
(…) |
(…) |
VII. |
|
Tot, was kann, was soll das heißen? |
Dood, wat is de zin daarvan? |
VIII. |
|
Ich weiß nicht, was ich suchen könnte, |
Ik weet niet waar ik zoeken moet
|
IX. |
|
Ich sag es jedem, daß er lebt |
Ik zeg een ieder dat hij leeft |
X. |
|
Wo bleibst du Trost der ganzen Welt? |
Waar blijft jij die de hele wereld troost? |
Rembrand , Geboorte van Jezus en portret
XI. |
|
Es gibt so bange Zeiten, |
Er zijn nu bange uren |
XII. Marialied |
|
Ich sehe dich in tausend Bildern, |
Ik zie jou in duizend beelden |
XIII. Marialied |
|
Wer einmal, Mutter, dich erblickt, |
Wie eenmaal, Moeder, naar jou blikt |
XIV. |
|
Wenn in bangen trüben Stunden |
Als in bange droeve uren |
Rembrandt, Christus en de Emmausgangers, 1648
Verantwoording
Er is gestreefd naar een zo letterlijk mogelijke en wenselijke vertaling in gangbaar Nederlands. Vermeden is dat het overkomt als vertaald Duits, door de nodige dichterlijke vrijheid te nemen in een vertaling als een nieuw gedicht. Het betreft een meer dan christelijk werk. Verouderde en weinig eigentijdse beladen woorden zoals heiland zijn vermeden door meer neutrale termen als redder en bevrijder te gebruiken.
Om te voorkomen dat thema’s zich te vaak herhalen, is een selectie gemaakt. Er zijn een aantal gedichten en strofen weggelaten, om het gehalte aan ‘kommer en kwel’ enigszins binnen de perken te houden. Dat geldt ook voor specifieke christelijke thematiek, waarin door deze selectie ruimschoots is voorzien. De keuze is naar persoonlijke voorkeur.
Sporadisch is gebruik gemaakt van de vertaling van Novalis’ Geestelijke Liederen uit 1945 door Hendrik Theissen, die is uitgegeven door Zwets en Zeitlinger te Amsterdam en de vertaling van twee geestelijke liederen door P C Boutens uit 1915 in Uren met Novalis: lied V en Xll, het Marialied. Deze vertalingen zijn echter weinig bruikbaar vanwege het zeer verouderde Nederlands en de zeer vrije vertaling. De vertaling is gebaseerd op G Schulz, Novalis Werke Studienausgabe. Zijn indeling is gevolgd en niet die van de Gutenberg editie op internet, waar bovenstaande Duitse tekst aan ontleend is. De indeling van de laatste liederen varieert in verschillende uitgaven van Novalis’werken.
De gedichten zijn vertaald op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag en met Pasen voltooid als passende dagen. De sterfdag van Novalis, 25 maart (1801) viel dit jaar op Goede Vrijdag.
Noten
1 A L Willson, A Mythical Image: The Ideal of India in German Romanticism, p 54 in G. Schulz, Novalis Werke, p 646 over de Geistliche Lieder
2 a. O’Brien, W. A., Signs of Revolution, Novalis, Duke University Press Durham & London 1995 hfst 2, gaat hier uitvoerig op in bij zijn poging tot ontmythologisering van Novalis. In plaats van kosmisch bewustzijn heeft hij het over ‘hallucinatory wish-psychosis’ (p 62), wat betreft het zien van of de ontmoeting met Sophie bij haar graf. Hij heeft echter ook oog voor de zinnebeeldige betekenis, sublimering en ‘transfiguratie’ van Sophie tot Sophia, Xstus en de Heilige Maagd na de rouwverwerking en voor de psychische verandering of transformatie en ongekende scheppingskracht van literaire hoogtepunten. b. G van der Leeuw, Novalis, Baarn 1943; W J Aalders, Groote mystieken, Baarn, 1913.
3 Zie Vernon Katz, Conversations with Maharishi, voor een overzicht hiervan, en Anthony Campbell, The Seven States of Consciousness. Maharishi onderscheidt in De wetenschap van het Zijn en de kunst van het leven, p 259-266, het onpersoonlijke aspect van God en het persoonlijke aspect van God. Zie ook Craig Pearson, The Supreme Awakening: Experiences of Enlightenment Throughout Time, over vele schrijvers, dichters, filosofen, heiligen, mystici en wetenschappers zoals Einstein.
4 W T Stace, The Teachings of the Mystics en Philosophy and Mysticism
5 Richard Maurice Bucke. Cosmic Consciousness / Kosmisch bewustzijn. Deze Canadese psychiater beschrijft een bewustzijnstoestand waarbij men zich blijvend bewust is van de verenigende kosmische grond van het eigen menselijk bestaan en van de wereld in een soort eenheidservaring. De term kosmisch bewustzijn komt ook elders voor, onder meer in India en wordt verlichting genoemd. De beschrijving van Maharishi Mahesh Yogi, komt overeen met die van Bucke, die niet alleen zijn eigen ervaringen beschrijft, maar van diverse historische en eigentijdse personen, zoals bij Pearson.
6 Zie De Volkskrant 1 feb 1915, ‘Het beste tegengif is de Islam zelf.’ Een reportage over het Soefisme
7 Opgenomen in Hermann Hesse, Novalis: Dokumente seines Lebens und Sterbens, p 39-82. Zie ook Schulz, G., Novalis mit Selbstzeugnisse und Bilddokumenten, Hamburg, Rowohlt 1989.p 125
8 Joseph Campbell, De held met de duizend gezichten en Mythen en bewustzijn; Carl Gustav Jung, De mens en zijn symbolen en Archetypen. Rotterdam, Lemniscaat, 1966 en 2006.
9 F Nietzsche, Herwaardering van alle waarden / Umwertung aller Werte. Meppel, Boom, 1997. Zie ook Karl Jaspers, Nietzsche und das Christentum / Leonardo en Nietzsche
10 Fritz Martini, Duitse Letterkunde, p 346-48.