Civis Mundi Digitaal #38
Peter Vandermeersch, voormalig hoofdredacteur van De Standaard ( de krant die zichzelf de kwaliteitskrant van Vlaanderen noemt ) en later ook hoofdredacteur van NRC-Handelsblad, hield op 7 november 2015 de 32ste Pacificatielezing in Breda, onder het motief : “Geen Nederlander ligt er wakker van, geen Vlaming kan ervan slapen.” Hiermee ontleende hij de gevatte, overigens juiste constatering betreffende de “onzichtbare kloof tussen Nederland en Vlaanderen” aan de essaybundel Vlaamse Leeuwen, van de zelfverklaarde Belgiëkenner en aldaar wonende Nederlander Jeroen Brouwers.
Vandermeersch was zich terdege bewust van het bijzondere jaartal waarin hij zijn Pacificatielezing mocht houden : het jaar waarin de 200ste verjaardag van de oprichting van het Verenigd Koninkrijk werd herdacht. Hij was wel tevens zo attent te wijzen op de columnist Raymond van den Boogaard, die in NRC-Handelsblad schreef dat Nederland in feite niet het Verenigd Koninkrijk herdacht, maar “slechts de rompstaat die bij het verdrag van 1839 ontstond.”
Geheel conform de vaste gewoonte van de Klein-Nederlandse geschiedenis wordt immers steeds uitsluitend aandacht besteed aan wat er binnen de grenzen van het rompstaatje gebeurde, met dan nog een sterk uitvergrote aandacht voor het absolute zwaartepunt Holland.
Daarmee is er dus zeker niets nieuws onder de zon. Toen in 1998 in Utrecht met groot vertoon de 350ste verjaring van de Vrede van Munster herdacht werd, ging de hele manifestatie ook alleen maar over de toenmalige niet-Spaanse Nederlanden, de kern van de latere rompstaat. Over het lot van de Zuidelijke Nederlanden werd met geen woord gerept, ook al stonden de woorden van Marnix van Sint-Aldegonde plechtig gebeiteld in de muur van De Brakke Grond :
“Hoe sal ick myn broeders ooyt vergheten, daar wy toch syn in eenen stronck gheplant.”
Hoe dan ook, pas na 1839 knoopten Nederland en België ondehandelingen aan, die leidden tot het Verdrag van de 24 Artikelen. Emeritus hoogleraar Els Witte, die pas terdege duidelijk gemaakt had hoe omvangrijk en beduidend de Orangistische strekking in het Zuiden wel was ten tijde van de scheiding en nog lang daarna, schreef het volgende :
“Het staat vast dat de relaties tussen Nederland en België ook na 1850 gespannen bleven (…) In de meeste kringen overheersten rancune en wrok en was er weinig animo om samen te werken”. In de stijl van Peter Vandermeersch ben ik nu geneigd te schrijven : “En dat is altijd zo gebleven.”
Bijna 200 jaar lang hebben de twee ministaatjes immers met de rug naar elkaar geleefd en elkaar achterdochtig behandeld als onbetrouwbare buren, inbegrepen alle complementaire eigenschappen en stereotiepen, die met deze status kunnen geassocieerd worden. In de hand gewerkt door zowel het Brussels francofoon als door het Haags establishment, zijn op deze wijze alle opgroeiende generaties Nederlanders en Vlamingen in tijden van vrede, oorlog en interbellum geïndoctrineerd geworden met het latente vijandbeeld, afwisselend met het onbetrouwbare concurrentbeeld van de ander.
Desondanks bleef en blijft in Noord en Zuid een bedrijvige minderheid haar vertrouwen in een uiteindelijk terug tot eenheid leidende verregaande samenwerking bepleiten. Met evenveel volharding blijven de Nederlandse en de Belgische unitaire overheid hen zo onopvallend mogelijk negeren en desnoods openlijk tegenwerken. Dat gaat van ministerieel verstoppertje spelen tot botte of brutale uitspraken, die dan weer voor geruime tijd het klimaat verzuren en de aanleiding vormen tot het uitstellen, zo mogelijk niet uitvoeren van reeds lang gemaakte afspraken ( cfr. de Westerschelde-verdieping, de IJzeren Rijn, de Hedwigepolder, het Fortis-débacle etc.).
Het is de verdienste van Peter Vandermeersch dat hij in zijn Pacificatielezing dat alles toelicht en becommentarieert met feiten, uitspraken, getuigenissen en wat al meer. Zowel de hoopgevende als de defaitistische en agressieve reacties komen hierbij op een objectieve en eerlijke wijze aan bod, gezien vanuit het oog van “een in het Noorden werkende man, opgevoed in Vlaanderen, maar met een goede scheut Nederlandse televisie, Nederlandse populaire cultuur en later een klein bergje Nederlandse kranten en tijdschriften.”
Herman Wilmer, voorzitter van Forum Benelux, een burgerinitiatief dat de plannen en realisaties van de “officiële” Benelux vlotter onder de bevolking bekendheid wil geven, stelde vast dat de lezing “onnodig zwartgallig van toonzetting” was. Ongetwijfeld zullen de leden van het Forum Benelux over de kwalificatie “onnodig” op passende wijze discuteren....
Wederzijdse onverschilligheid via onderwijs terugdringen
Wij doen tenslotte – ter illustratie -- even een greep uit een rijke voorraad pro’s en contra’s die de lezing biedt. Luc Devoldere schreef ( bijvoorbeeld ) in 2013 in NRC-Handelsblad dat de Taalunie door Vlaanderen gewild en door Nederland aanvaard is. In de Nederlandse kranten is in de laatste tien jaar de aandacht voor België gehalveerd. Aan het begin van de eeuw keken nog twee op de vijf Vlamingen tien minuten naar de Nederlandse TV. Dat is nu ook gehalveerd. Het zijn bovendien de ouderen die dat ( nog ) doen. Andersom is het nog erger : minder dan 5 % van de Nederlanders kijkt op dagbasis naar de VRT. Verder is er het onbegrip waarmee Nederland naar de Belgische politiek kijkt. Het valt de Nederlanders niet aan te rekenen dat ze de Belgische staatshervorming nooit begrepen hebben en dus het onderscheid tussen Vlaanderen en België nooit onder de knie hebben gekregen.
En Rob Schouten schreef in Vrij Nederland dat het de Nederlanders worst zal zijn wat de Vlaamse literatuur eigenlijk voorstelt. Het onbegrip van de Nederlanders is een gevolg van een grote desinteresse. Echt verder dan belangstelling voor winkelen, eten en drinken kan ook Elsevier jammer genoeg voor België niet opbrengen. In zijn slot vat Peter Vandermeersch samen, hoe hij moet vaststellen dat culturele verdragen verzanden en hoe media steeds minder over elkaar berichten. Dat alles niet uit nijd of boosaardigheid, maar uit onverschilligheid.
Genoeg citaten. De waarheid is dat de onverschilligheid en het onbegrip voortkwamen en voortkomen uit het feit dat het tot rompstaat herleide Nederland en het tot natiestaat gepromoveerde België na 1839 met de rug naar elkaar toe gingen leven als twee mokkende oud-vijanden. De rancune en de wrok zijn nu dan wel verdwenen, maar na bijna twee eeuwen lijken de onverschilligheid en de tegenzin tot positief communiceren wel geïnstitutionaliseerd door het reeds genoemde francofoon Brussels en het Haags establishment, die per slot van rekening in onze landen aan de beslissende touwtjes trekken.
Er is maar één middel om deze wederzijdse, voor een Algemeen-Nederlandse samenwerking noodlottige attitude te veranderen en dat is via het onderwijs. Want alle ongeïnteresseerdheid, onverschilligheid, onwil en onbegrip komen voort uit pure onwetendheid. Die is quasi-totaal en absoluut en kan soms tot Kafkiaanse toestanden leiden : Nederlanders proberen in Vlaanderen Engels te spreken, als ze ergens flarden van een dialect horen ! En voor de Walen ligt Nederland eigenlijk op een andere planeet. Daartegenover staat, dat een categorie Nederlanders dan weer redelijk goed de weg weet in de Ardennen, op weg naar hun favoriete camping...
Pas wanneer de nieuwe generaties niet meer zullen gïndoctrineerd worden met de stereotiepen uit de "vaderlandse", Belgische en klein-Nederlandse geschiedenis, zoals de "Hollandse Bezetting" versus de "Belgische Muiterij", pas wanneer de doorsnee-Vlaming zal weten dat de Afsluitdijk niet "ergens in Zeeland" ligt en de doorsnee-Hollander dat er ook in het Zuiden een Brabant en een Limburg bestaan, pas dan zal het zin hebben verder aan de weg te timmeren.
Nu ter zake. De Vlaamse regering is van plan de eindtermen voor het lager en het Middelbaar Onderwijs een opknapbeurt te geven en bij te sturen met het oog op de moderne behoeften en met de nieuwe inzichten van deze tijd. Het is dus het moment waarop het Forum Benelux kan inspelen op de toekomstige ontwikkelingen en broodnodige attitudewijziging : de eindtermen voor de vakken Nederlands, geschiedenis en aardrijkskunde dienen aangepast te worden in een Algemeen-Nederlands kader, uiteraard in gemeenschappelijk overleg met de Nederlandse bevoegde instanties, die voor de eindtermen aldaar verantwoordelijk zijn. Anders gezegd : Nederland en Vlaanderen behoren dezelfde eindtermen te hanteren voor de vakken Nederlands, geschiedenis en aardrijkskunde.
De ogen zijn nu gericht op het Forum Benelux dat zijn voorgenomen rol in de Benelux-samenwerking, die er in bestaat de "poot" te zijn waarmee de officiële Benelux-instanties "in de bevolking verankerd zijn", alvast met deze eindtermen-affaire kan waarmaken.