De islam in hoofdlijnen

Civis Mundi Digitaal #38

door Piet Ransijn

Opgedragen aan de nagedachtenis van Swami Ranganathananda

 

“Geen religie is gevreesder en vaker verkeerd begrepen dan de islam,” schrijft Karen Armstrong in haar boek over de islam1. Dit artikel is bedoeld een bijdrage te leveren tot een beter begrip. Bij islamkritiek is het zaak enigszins te weten waarover het gaat en waarop de kritiek is gericht. Vandaar  deze schets van de islam in hoofdlijnen. Hierbij komen verschillende contrasterende kanten naar voren, die een vaak eenzijdig en overwegend dogmatisch beeld van de islam nuanceren, dat de islam vooral ook aan zijn eigen volgelingen te danken heeft. Bij deze schets is oog voor potentiële en feitelijke positieve kanten en ontwikkelingsmogelijkheden van de islam, waarop aan het slot wordt ingegaan.

Bij het schrijven van dit stuk ontmoette ik een voormalig rechercheur uit Amsterdam die priester was geworden, een opmerkelijk loopbaan. Hij had veel met de islam te maken gehad, omdat deze in de grote steden de meest beleden religie is. Zoals geen enkele religie vond hij de islam niet achterhaald.

 

Een minder bekend universeel aspect van de islam

Hij vertelde van een ontmoeting met een groep progressieve ayatollahs uit Iran. We denken dan vaak aan fundamentalistische geestelijken. Maar deze waren progressief en universeel ingesteld op innerlijk weten, geïnspireerd door de soefi-richting, die aansluit bij de oude Perzische beschaving. Er is dus meer gaand in de islam dan het fundamentalisme en terrorisme dat veel aandacht krijgt. Geweld zou  in strijd zijn met islamitische beginselen in de Koran, die kunnen worden geïntegreerd met de moderne cultuur en wetenschap, vergelijkbaar met vroeger in Cordoba, Bagdad en het hof van Akbar de Grote in India, zie mijn eerdere artikel. Dat geldt ook voor beginselen van andere religies. Daarvoor is wel enige flexibiliteit, creativiteit en genialiteit nodig, die ten grondslag liggen aan iedere grote beschaving.

De oude Moorse stad Malaga

Wetsgodsdienst en plichtenleer

De islam is voor mij zoals voor veel westerlingen in eerste instantie niet de religie die mij het meest aantrekt, afgezien van het innerlijk gerichte soefisme. Van autoritaire regels  heb ik bij het christendom grotendeels afstand genomen. Dus zoek ik niet zoiets bij de islam. Mijn interesse ging meer uit naar de aanvulling van oosterse en andere religies, vooral het hindoeïsme, het sanatana dharma in de eigen terminologie, de eeuwige religie, waar alles in te vinden is, van natuuraanbidding en polytheïsme, panentheïsme, henotheïsme en monotheïsme tot de meest diepgaande filosofie en mystiek.

Nog meer dan het christendom en jodendom is de islam een ‘typische wetsgodsdienst’, waarbij de ‘plichtenleer’ centraal staat, gedrags- en geloofsvoorschriften, aldus de godsdiensthistoricus Bleeker1a, bij wie ik nog colleges heb gevolgd. “Praktisch zijn de voorschriften in de meeste gevallen niet hanteerbaar omdat zij stammen uit een [premoderne] samenleving van een primitieve structuur en dus niet toegepast kunnen worden in de hedendaagse zeer gecompliceerde maatschappij. Desondanks blijft het gezag van deze rechtsregels onaangetast en tracht men ze toe te passen zo goed en zo kwaad als het gaat.”

 

Geen priesters maar schriftgeleerden

De islam kent geen priesters, geen paus, geen geestelijk hoofd en geen kerk, wel gebedshuizen en voorgangers. Een moslim heeft een directe relatie met God zonder bemiddelaars. Daarom lijkt de islam van oorspronkelijk minder dogmatisch, meer egalitair en vaak meer mystiek en ervaringsgericht dan het jodendom en christendom, aldus Armstrong in Een geschiedenis van God (p 220). In de praktijk houdt men meestal vast aan de leer en is de religieuze ervaring niet in ieders hart even levend. Zie het gedicht van Rumi op het eind8.

 “De leiding in geloofszaken was in handen van de schriftgeleerden die de wet kenden… en die de gelovigen kunnen voorlichten omtrent de voor hen geldende gedragsregels. Zo hebben de plooibare aard van de moslimse godsdienstige gemeenschap en de simpele hoofdstelling van het geloof  - ‘Er is geen God dan Allah en Mohammed is de gezant van Allah’ - er het hunne toe bijgedragen, dat de islam een zo verrassend snelle zege heeft behaald.”1b

 

Typering van de islam

Bleeker1a geeft de volgende typering: “In westerse kringen treft men vaak een zekere geringschatting voor de islam aan, die voortkomt uit de mening, dat deze godsdienst weinig oorspronkelijk en arm aan werkelijke religieus gehalte is… Mohammed heeft inderdaad belangrijke elementen aan het jodendom en christendom ontleend. Deze constatering vernietigt echter de oorspronkelijkheid van Mohammed geenszins. Zijn verkondiging was blijkbaar zo nieuw en pakkend… dat zij een explosieve stuwing van geloofsenergie onketende, die zelfs als het ware door een kettingreactie tot het heden toe doorwerkt.”

De slag bij Poitiers door Carl von Steuben, tussen 1834 en 1837

“Precies honderd jaar na de dood van Mohammed, dus in 732, stonden de Arabische legers in Zuid-Frankrijk, waar Karel Martel hen na de slag bij Poitiers met enige moeite over de Pyreneeën terugjoeg. In Spanje hebben de Moren zich eeuwen lang genesteld en er zelfs een verfijnde beschaving geschapen, gelijk hun bouwwerken te Granada en Sevilla nog steeds bewijzen… Deze operaties zijn niet denkbaar zonder geloofselan.’1b

 

Een strijdbare religie

“De veroveringstochten gelden als de vervulling van de plicht om een heilige oorlog te voeren. Billijkheidshalve moet eraan worden toegevoegd, dat de moslims doorgaans de gelovigen die heilige boeken bezaten - dus bijv. de joden, de christenen en de parsi’s [perzische godsdienst] - ongemoeid lieten… terwijl zij alleen de ‘heidenen’ trachtten te bekeren en hen bij verzet hardhandig aanpakten. In de loop der eeuwen hebben vele niet-moslims de constante druk van dit aggressieve geloof echter niet kunnen weerstaan en zijn tot de islam overgegaan.”1b

Dit beeld komt in grote lijnen overeen met het algemene beeld van een strijdbare religie. Daardoor strekt de islam zich uit van de Atlantische oceaan via Indonesië tot de Grote Oceaan en omvat zij de grootste verscheidenheid aan rassen en volken van alle religies. De schrijver Aletrino2d, die van Sefardische afkomst is zoals Spinoza,baseert zijn genuanceerde informatie op de de Koran, die echter vaak niet in praktijk werd gebracht.

 

Geweld en verdraagzaamheid

“De veroveringsoorlogen van de moslimse heersers waren gericht op politieke machtsuitbreiding. Zij zagen het liefst dat de overwonnen volken hun eigen geloof behielden in de positie van tweederangs burger… Zodra die bevolking de voordelen besefte… traden zeer velen vrijwillig tot de nieuwe godsdienst toe. De vrijwillige toetreding was een eis volgens het woord van de Koran… een verbod van elke dwang ten opzichte van de vrijheid van geloof (‘Er mag geen dwang zijn in de godsdienst,’ staat er letterlijk), terwijl… de verdraagzaamheid binnen de islam een van zijn fundamentele begrippen is, ook al is hij naar buiten menigmaal gewelddadig opgetreden. Doch is ook niet het Christendom een godsdienst van geweldloosheid, die gelooft in de allesoverwinnende macht van de liefde? En hoe vaak faalden de mensen niet die het belijden?” zo besluit Aletrino zijn uiteenzetting.2d  Naar buiten toe gedraagt de islam zich echter anders dan intern.

De veroveringen van de islam waren echter niet vrij van dwang en geweld en het waren geen verdedigingsoorlogen. De uitbreiding van de islam kan voor een belangrijk deel, maar niet uitsluitend door dwang en geweld worden verklaard. Turchin7, die daarna ook ingaat op de herovering van Spanje door de christenen, laat de expansie van de islam zien aan de hand van het centrale begrip ‘asabiya’ van Ibn Khaldun(1331–1405), de islamitsche grondlegger van de sociaal-politieke wetenschappen, ver voor Saint-Simon en Comte. Asabiya is ‘concerted collective action’ of solidariteit en samenwerking, die vaak religieus is geïnspireerd en militair wordt gepraktiseerd. Ook hier, zoals haast overal, zien we het verbond van religie en politiek met een religieus gesanctioneerde militaire macht en een geweldsmonopolie bij staatsvorming. Bij de islam kregen religieuze leiders militaire macht.

“The potent glue, a crucial component in their asabiya, was a powerful religion… after all the Arabs were were brought within the Islamic community, they coluld no longer attack each other, and their energies had to be directed elsewhere… Thus the unification of Arabia almost necessarily… had to lead to an attempt at world conquest. The logic of the situation was such that the Arabs had to either conquer a great empire or fragment back into the multitude of warring tribes… The frontier [was] nurturing a high degree of coöperation [asabiya].”7

De strijdlust van de stammen werd naar buiten toe geprojecteerd en religieus gesanctioneerd om interne cohesie, vrede en solidariteit te genereren. Turchin vermeld dat moslims vaak bereid waren hun leven op te offeren voor de heilige strijd, zoals ook nu nog frequent het geval is. De keuze van de tegenstander was strijd of overgave, die meestal ook volgde na de strijd. Daarna kon men zich bekeren of belasting betalen en was er vaak een betrekkelijke godsdienstvrijheid en verdraagzaamheid. Deze moderne verworvenheden zijn te rijmen met de islam en zijn in de Koran te vinden, die niet per se strijdig is met de moderne cultuur. De meeste moslims vinden dat fundamentalistisch geweld in strijd is met de godsdienstvrijheid en verdraagzaamheid die de Koran zou leren. Dat geldt ook voor de eenzijdige interpretatie van de djihad of heilige oorlog, die in de context van de toemalige opheffing van de stammenstrijd en externe projectie  van strijdlust is te duiden.

 

De djihad of heilige oorlog

“Deze djihad wordt in drie categorieën onderscheiden: de kleine djihad, d.i. de oorlog tegen de aanvaller ter bescherming van de eigen vrijheid van geloof, de grote djihad, de verplichting van elke moslim om de islam waar dit mogelijk, is te verbreiden, echter uitsluitend op vreedzame wijze en zonder dwang, en de grootste djihad, de strijd tegen zichzelf, het zich onderwerpen in de diepste zin van het woord, het doden van het eigen-ik.”

“Oorlogvoeren is de moslim toegestaan op de volgende voorwaarden: alleen wanneer hij wordt aangevallen; alleen tegen degenen die hem bestrijden; alleen binnen de strikt noodzakelijke grenzen; alleen tegen militairen. Als strijdtoneel zijn alle plaatsen verboden, welke dienen tot het verrichten van godsdienstige plechtigheden..; de strijd mag slechts voortduren totdat de vrijheid van godsdienst en geweten is gewaarborgd; wenst de vijand vrede dan kan deze worden gesloten daar de moslims anders tot aanvallers zouden worden.”

“Niettegenstaande deze bepalingen… die in de Koran zorgvuldig staan opgetekend, blijft de vraag bestaan, welke oorlog is ‘opgedrongen’ en welke niet. Door de gehele wereldhistorie heen hebben oorlogvoerende elkaar wederzijds steeds ‘aanvallers’ genoemd en van een ‘opgedrongen oorlog’ gesproken. De mohammedanen gaan nog verder: voor hen is de aarde verdeeld in mohammedaans gebied (Dar al-islam) en ‘krijgsgebied’.”2d Oorlogen zouden dan dienen om de islam te beschermen.

Wat we tegenwoordig lezen over IS en terrorisme zou in strijd zijn met de Koran, aldus meeste moslims. Een fundamentalistische minderheid voelt zich bedreigd door ‘het westerse culturele imperialisme’ alsmede de ‘afgoderij van geld en genot’ en verzet en verdedigt zich daartegen, soms met geweld. Dit biedt echter geen representatief beeld van de islam in al zijn varianten en principes.

 

Oorlog en verovering

“Verovering geschiedde zowel met de geest als met de wapenen. De wapenen waren sterk, doch de geest was nog krachtiger.”2a Militaire strijd werd zoals gezegd religieus gemotiveerd en gesanctioneerd. Armstrong1 nuanceert het overwegende eenzijdige beeld van de islam: “Westerlingen nemen vaak aan dat de islam een gewelddadig, militaristisch geloof is dat zichzelf middels het zwaard oplegde aan de onderworpen volken. Dat is een weinig accurate interpretatie van de islamitische veroveringsoorlogen… Islam betekent overgave of onderwerping, etymologisch verwant aan salam: vrede.”

“De Koran heiligt oorlogvoering niet.., veroordeelt moord en agressie… en leert dat moslims alles moeten doen wat in hun vermogen ligt om de vrede en het normale leven te herstellen [bij oorlog]… Mensen werden niet gedwongen zich te bekeren… Bekering werd tot de 8e eeuw niet aangemoedigd… Arabische stammen hadden altijd bescherming geboden aan zwakkere onderhorigen… die belasting betaalden in ruil voor militaire bescherming en mochten hun eigen geloof uitoefenen, zoals de Koran voorschreef”.

We zien zoals vaker in de geschiedenis een moeilijk te stuiten sterke combinatie van religieuze ijver en politieke veroveringsdrang in het aloude verbond van religie en politiek, gericht tegen een externe vijand, die de interne cohesie en bundeling van krachten bevordert. Dit cultuurstadium noemde Comte religieus en militair. Politieke en religieuze elites ondersteunden elkaar door de eeuwen heen, zo ook bij de islam: een contrastrijke religie, die vrede en overgave beoogt, maar ook met geweld tot overgave dwong.

Gelijkheid en tolerantie

Mohammed neigt volgens Armstrong meer naar gelijkheid van volkeren en van mannen en vrouwen dan het jodendom en christendom en was toleranter ten opzichte van deze religies dan omgekeerd. De islam kende zelf oorspronkelijk geen anti-semitische traditie, zoals het christendom, pas na het vestigen van Israël. “Na zijn dood kregen hindoes en boeddhisten onder islamitisch bewind volledige godsdienstvrijheid, net als joden en christenen [zij het niet altijd]… Het is belangrijk hierop te wijzen omdat tolerantie niet bepaald een deugd is die veel westerlingen aan de islam zouden willen toeschrijven… De intolerantie komt niet altijd voort uit een rivaliserend godsbeeld, maar moet aan heel andere factoren worden toegeschreven. ” Deze zijn meestal van politieke aard en komen voort uit collectieve emoties. Oorspronkelijk “keken ze met een mengeling van wrok en respect op tegen de joden en christenen op, die over kennis beschikten die zij niet hadden.” (Armstrong (1995, p 160, 173 176).

Zoals in het jodendom en christendom werd afgoderij van andere goden streng veroordeeld, vaak niet zonder geweld. Afgoderij is een rekbaar begrip waaronder ieder godsbeeld begrepen kan worden, ook het Bijbelse. Ieder godsbeeld kan echter ook als een symbool of aspect van God of het goddelijke worden beschouwd, zoals in het hindoeïsme, dat later in variërende mate door de islamitische heersers als legitieme religie werd erkend.

 

De boodschap van de Profeten

“Mohammed geloofde dat hij aan zijn volk dezelfde Boodschap had te brengen als de Profeten uit het Oude Testament aan de Joden en als de Profeet Jezus aan de Christenen. Hij zag de wereld verdeeld in volken, die allen een en dezelfde Boodschap brachten, verschillend slechts in taal en overeenkomstig de omstandigheden.”2 Een dergelijke visie is ook te vinden bij verlichte Indiase wijzen en westerse geleerden.

De volgende beschrijving van Max Weber is ook typerend voor Mohammed: “De profetische openbaring omvat… een verenigende visie vanuit een bewust geïntegreerde en zinvolle levenshouding… Zowel sociale als kosmische elementen hebben een zekere systematische en coherente betekenis. Op deze betekenis dient het gedrag van de mensheid te worden georiënteerd om verlossing te brengen… Dit impliceert een poging het praktische leven te organiseren in een bepaalde richting… van een ‘zinvol’ geordend geheel” (Sociology of Religion, The Prophet, p 59).

Dat geldt ook voor het sociale leven, waarbij noties als gerechtigheid en deugdzaamheid, dus een rechtvaardige, ‘goede’ samenleving, een centrale rol spelen zoals ook bij Plato en andere filosofen. Dit leidt tot een maatschappelijk betrokken, wereldgerichte houding om zichzelf en de samenleving te verbeteren. Al voor de islam kenden de Arabieren een ideologie die de gemeenschapszin versterkte, de moeroewah.

De Koran leertdat op alle gelovigen de taak rust aan een rechtvaardige en eerlijke samenleving te werken… Ook joden en christenen hebben de spiritualiteit van de gemeenschap beklemtoond… de religie van Allah voerde de barmhartigheid in… Naastenliefde en sociale rechtvaardigheid werden sleutelbegrippen… Egalitarisme zou sindsdien het islamitsich ideaal blijven kenmerken.” (Armstrong 1995, p 157, 180, 182). De islam is dus een maatschappelijk betrokken religie.

Islamitische schriftgeleerden waren het niet altijd met elkaar eens over de juiste leefregels, net als in het jodendom en christendom. Jezus was het vaak niet met de schriftgeleerden eens. Hoewel er meestal wel een consensus of overeenstemming ontstond, waren er ook vanaf het begin conflicten en afscheidingen in allerlei richtingen en stromingen. De islam kent evenals het christendom vele richtingen, te vergelijken met het katholicisme en protestantisme in diverse soorten en maten van vrijzinnige mystiek tot rechtzinnige, streng gereformeerd aandoende plichten. De islam kent ook veel grote geleerden en mystici en een schat aan literaire en wetenschappelijke werken.

 

Mohammed en de oorspronkelijke islam

De profeet en stichter Mohammed neemt een centrale plaats in. De islam is zijn leer, aan hem geopenbaard en zijn persoon en leven is het grote voorbeeld. Hij wordt echter niet vereerd zoals Jezus. Allah komt alle eer toe. De volgende karakterisering door de Indiase Swami Ranganathanada8 van de Ramakrishna Mission is interessant, omdat hij geen moslim is, maar een veelzijdig en erudiet deskundige, die ik herhaaldelijk heb mogen ontmoeten via mijn Indiase promotor.

“Het karakter van de profeet Mohammed is onjuist geinterpreteerd, niet alleen door vele bevooroordeelde niet-moslim critici, maar ook door gewelddadige, ambitieuze en wereldgerichte gelovige Moslims. In zijn persoonlijk leven licht de profeet op als een man met een hoogstaand karakter, integriteit en menselijkheid. Hij leefde een spartaans leven en was een voorbeeld van de waarachtigheid en waardigheid van arbeid. In zijn latere leven had hij een boodschap te geven aan de mensheid en in het bijzonder tot zijn eigen Arabische volk. Hij slaagde erin het Arabische volk voor zijn dood te verenigen… en maakte hen bewust van hun bestemming als civiliserende macht.”

“Hij inspireerde ook liefde voor kennis in hen. Zijn inspiratie transformeerde Arabië van een achterlopend woestijngebied bewoond door bedoeïnen, tot de politieke en culturele spil van Eurazië gedurende vier eeuwen, gekenmerkt door bevordering van kennis en wetenschap, handel en dynamische internationale contacten. In deze periode domineerden de universele spirituele boodschap van de islam en zijn rationele en wetenschappelijke geaardheid de moslimgeest, die een onverzadigbare curiositeit verschafte en inspireerde tot het leren van bestaande beschavingen zoals de indiase, de Chinese en de Grieks-Romeinse en stimuleerde om wetenschap, filosofie en de kunsten in vele richtingen te bevorderen.” De islam was volgens de swami oorspronkelijk een progressieve, expansieve religie en cultuur.

 

Mohammed en vrouwen

Het beeld van Mohammed dat Karen Armstrong, een voormalige non in een RK klooster, beschrijft komt overeen met dat van de swami. “Mohammed was een uitzonderlijk geniale man… Hij had de Arabieren een spiritualiteit gebracht die op ongeëvenaarde wijze aansloot bij hun eigen tradities. Zijn tolerantie komt ook tot uitdrukking ten opzichten van vrouwen. “Mannelijke metgezellen waren verbaasd over zijn toegeeflijkheid tegenover zijn vrouwen en de wijze waarop ze zijn gezag aanvochten en hem van repliek dienden. Nauwgezet droeg Mohammed zijn steentje bij aan het huishouden, hij herstelde zijn eigen kleren… en hij vroeg hen advies en naam hun raad serieus… Mohammed stierf in de armen van zijn geliefde vrouw Aisja.”

“De gelijkberechtiging van vrouwen was een zaak die de profeet na aan het hart lag. Eeuwen voordat westerse vrouwen dat recht verwierven, verleende de Koran vrouwen het recht te ervan en te scheiden… Er is niets in de Koran dat het sluieren van vrouwen verplicht… In die tijd imiteerden de moslims de Griekse christenen van Byzantium, die hun vrouwen sinds tijden sluierden en afzonderden. De moslims namen tevens een deel van de christelijke vrouwenhaat over. In de Koran zijn mannen en vrouwen partners voor God met dezelfde plichten en verantwoordelijkheden.”

“Veel van de vrouwen van Mohammed waren oudere vrouwen die geen beschermers hadden… De Koran ging ertoe over polygamie te accepteren in de tijd dat moslims werden gedood en vrouwen achterbleven zonder beschermers… Zij lijken de islam niet te hebben ervaren als een onderdrukkende religie, hoewel mannen later het geloof… op één lijn zouden brengen met het heersende patriarchaat, net als gebeurde met het christendom.”

“Mohammed richtte zich zowel tot mannen als tot vrouwen en legde de nadruk op absolute morele en geestelijke gelijkheid van beide seksen… Het kwam veelvuldig voor dat de Koran zich expliciet tot vrouwen richtte, iets wat we zowel in de joodse als in de christelijke Schrift zelden aantreffen. Helaas eigenden mannen zich de islam later toe… Tegenwoordig sporen islamitische feministen hun mannen aan om terug te keren tot de oorspronkelijke geest van de Koran,” schrijft Karen Armstrong (2001, p 71, 72, 80; 1995, p 183). Mohammed vond het echer niet goed dat de Arabieren hun godinnen en andere goden bleven aanbidden naast Allah, omdat hij door de ene God de verdeeldheid en conflicten onder stammen met hun eigen goden wilde opheffen.

Een (positief) verschil met het christendom, dat doet denken aan Rousseau en de Verlichting is dat “volgens de leer van Mohammed ieder mens op aarde komt zonder zonde en is hij niet met de erfzonde belast. Helaas wordt hij vaak verlokt door de schone schijn van het wereldse leven, wordt hij vervormd door de invloed van zijn omgeving… Bij zijn geboorte is de mens zuiver van natuur… De Koran geeft de aanwijzingen hoe men zich moet gedragen om een hoog zedelijk peil te bereiken… en te stijgen van het zedelijke naar het geestelijke.”2

 

Groeiende dogmatische en intolerante elementen

“Na de Mongoolse invasie in de 13e eeuw en de volledige vernietiging van Bagdad in 1258, toen vele miljoenen werden vermoord… kwam de politieke leiding in het centrum van de islamitische wereld in handen van  barbaarse ongelovigen met uitzondering van Egypte en Spanje over. Toen zette zich een gestadige erosie van deze universle en rationele elementen en de groeiende dominantie van dogmatische en intolerante elementen,” vervolgt de swami..

“De Mongoolse binnendringers en later de Turken werden spoedig bekeerd tot de islam en werden de dragers van de islamitische religie, cultuur en politieke macht. Met enkele grote uitzonderingen [zoals Akbar de Grote] kwamen deze nieuwe Moslimgroepen minder onder de invloed van de rationele en universele aspecten van de islam en meer onder invloed van de dogmatische en intolerante elementen. Dit leidde tot de de toenemende exploitatie en vernietiging van andere landen in de naam van de islam door diverse militaire veroveraars, die deze grootse religie een slechte naam hebben bezorgd.”

Ondanks hun officiële trouw aan de islam kenmerkte ‘mongolisme’ zich door “de verheerlijking van imperiale en militaire macht… en de verovering van de hele wereld. De staat werd geregeerd volgens militaire richtlijnen… het contrast met het egalitairisme van de islam kon nauwelijks groter zijn,” aldus Karen Armstrong in Islam: Geschiedenis van een wereldgodsdienst (p 168-69). Zij geeft echter ook toe dat militairisering in de islam al eerder plaatsvond.

De tegenstelling tussen universeel rationele en dogmatische intolerantie speelde volgens de swami ook al eerder en begon niet met de Mongoolse overheersing: “De eerste vier eeuwen, toen de islam creatief was, werden deze dogmatische en rigide fundamentalistische elementen [meer] onder controle gehouden door de rationele, universele en expansieve geest van de islam, die de islamitische cultuur deden bloeien. Sinds de vernietiging van Bagdad, is er een toenemende overheersing van de rigide en intolerante elementen en bijgevolg de exploitatie van de islam door machtsbeluste wereldgerichte individuen, die daarmee hun hebzucht en bloeddorstigheid dekten.”

Met name in India waren de vernietigende effecten niet mis. Bijvoorbeeld de vernietinging van het sultanaat Delhi door Timoer Lenk (1336-1405). Hij trok een spoor van verwoesting en massamoord door Azië, behalve in zijn hartland rond Samarkand. “Zijn versie van de islam - onverdraagzaam, wreed en gewelddadig - had weinig gemeen met de godsvrucht van de oelema [onderlegde mannen] of de soefi-doctrine van liefde.” (Armstrong, 2001, p 178). In de tijd van de mongoolse expansie onder Djengis Khan (1162-1227) en Timoer Lenk (1336-1405) zien we ook grote geesten als Rumi (1207-1273) en Ibn Khaldun (1332-1406) naar voren treden, die nieuwe diepe kennis en inspiratie gaven (zie slotgedicht).

De dichotomie van de swami is interessant omdat deze nog steeds actueel is, In onze beeldvorming en in de actualiteit overheerst de dogmatische intolerantie. Gezien de vele aanslagen is daar alle reden toe. Er is echter ook een rationele en universele kant, die een herleving verdient, waardoor de islam zich meer adequaat zou kunnen moderniseren en aanpassen aan de moderne tijd en de toekomst.

 

Het universele aspect

De swami illustreert het universele aspect, dat zoals bij iedere religie vermengd was met toenmalige sociaal-politieke elementen, met vrijzinnig te interpreteren teksten uit de Koran, die wijzen op de acceptatie door de Profeet van vele andere religies, waar in de praktijk minder van terecht gekomen is.

“Laat niet haat ten opzochte van een volk je verleiden dat je niet rechtvaardig behandelt. Handel rechtvaardig, dan kom je je plicht na. Kom je plicht na tot Allah… Een Arabier heeft geen superioriteit ten opzichte van een Niet-Arabier… en een blank mens is niet superieur ten opzichte van een donker gekleurde mens, tenzij krachtens zijn gedrag. De meest nobele in de visie van Allah is degene die zich het meest nobel gedraagt… Laat er geen dwang zijn in religie.” De praktijk staat echter vaak haaks op zulke teksten, zoals ook geldt voor teksten uit het Evangelie.

De swami vergelijkt de volgende tekst met de Indiase Oepanishaden: “Ons zicht neemt Hem niet waar, maar Hij neemt wel het zicht van de mensen waar, want hij is de kenner van geheimen, de Bewuste [Degene die zich bewust is].” De Kena Oepanishad (1.7) zegt: “Dat wat niet kan worden gezien door het oog, maar waardoor het oog ziet, weet dat Dat Brahman is en niet wat mensen hier vereren.”

Het verschil is echter het persoonlijke en onpersoonlijke karakter van Allah resp. Brahman, die in de Indiase filosofie en de mystiek van de islam worden verenigd. De mystici en de openbaringen van de Profeet geven uiting aan het universele aspect. De wetboeken, overleveringen en herinneringen (smriti in het Sanskriet) representeren tijd- en plaatsgebonden elementen en dienen telkens te worden aangepast. Dat vraagt creatieve geïnspireerde geesten, zoals de Profeet en de mystici, zoals de Soefi’s, die vaak werden verketterd door de orthodoxie.

 

Premodern

In het algemeen kan met Couwenberg worden gezegd, dat de islam premodern is en zich minder heeft aangepast aan de moderne westerse cultuur dan het christendom, om de eenvoudige reden dat de moderniteit in het westen is ontstaan en niet bij de islam. Een andere reden is het reeds genoemde wettische karakter.

Er zijn moderniseringspogingen gedaan, die de Koran interpreteren in de geest van de moderne cultuur.2b De Koran staat daar op wezenlijke punten vaak minder ver vanaf dan vaak wordt gedacht. Eigenlijk was de leer van Mohammed in zijn tijd ook een geslaagde modernisering van bestaande religies. Mohammed was een vernieuwer, die waardevolle bestaande elementen in zijn leer opnam.

 

‘Tradition directed’

Toch lijkt de houding om vast te houden aan het oude tegenwoordig de boventoon te voeren in deze tijd van onzekerheid en snelle verandering. Bij velen zullen aanpassingen en vernieuwingen echter in stilte gebeuren. Ook heerst er bij velen een ‘weerstand tegen verwestersing’ in termen van Köbben3, zie mijn eerdere artikel. Ook bij andere religies vinden we fundamentalisme en verzet tegen de westerse culturele dominantie.4 Vooral bij wettische religies met veel voorschriften, die vaak niet passen in de moderne tijd.

De socioloog David Riesman5, diebeïnvloed is door onder meer Erich Fromm, Freud en Marx, maakt een onderscheid in tradition directed, inner directed en outer directed cultuurtypen. Het eerste geldt voor de islam en bijna alle religies. Het moderne westen wordt steeds meer other-directed. Inner-directed is een tussenstadium.

“Tradition-directed social types obeyed rules established a long time in the past and rarely succeeded in modern society, with its dynamic changes… Inner-directed people live as adults [according to] what they learned in childhood… Other-directed people were flexible and willing to accommodate others to gain approval… But since the other-directed could only identify themselves through references to others in their communities (and what they earned, owned, consumed, believed in) they inherently were restricted in their ability to know themselves… Although other-directed individuals are crucial for the smooth functioning of the modern organization, the value of autonomy is compromised. The Lonely Crowd also argues that society dominated by the other-directed faces profound deficiencies in leadership, individual self-knowledge, and human potential,”6 aldus de cultuurkritiek van Riesman.

De moderne samenleving heeft niet alleen maar zegeningen gegeven, waardoor de weerstand tegen verwestersing van andere culturen begrijpelijk is. De tradition directed islam botst met de other directed moderne cultuur. Dit vraagt om aanpassing en modernisering van de islam. En een beetje meer traditie en religie bij de moderne westerse cultuur zou geen kwaad kunnen.

Het onderscheid van Riesman komt overeen met het premoderne religieuze, filosofische of metafysische en het moderne industriële stadium bij Saint-Simon en Comte en de ideële, idealistische en zinnelijk gerichte cultuurtypen van Sorokin. Sociologen en religiewetenschappers zoals Karen Armstrong in De kwestie God: De toekomst van religie sluiten geenszins uit dat in de moderne cultuur weer een spirituele of religieuze fase kan herleven en beschouwen religie niet als een achterhaald verschijnsel. Wie weet kan de islam zoals alle (wereld)religies hierbij een bijdrage leveren, bijv. in een nieuwe altruïstische, positivistische en wetenschappelijke mensheidsreligie, zoals Saint-Simon en Comte voor ogen hadden.

 

Twee kanten: fanatisme en barmhartigheid

Van meet af aan heeft de islam het imago van fanatisme en expansiezucht gehad, dat door de geschiedenis wordt bevestigd. Er is ook een mildere, barmhartige, menslievende en vredelievende kant van de islam, die vaak over het hoofd wordt gezien, maar toch de essentie weergeeft. Barmhartigheid is één van de vijf pijlers of hoofdplichten.1 Zoals alle religies beweegt de islam zich tussen fundamentalistisch fanatisme en edelmoedige spiritualiteit. Het eerstgenoemde krijgt genoeg aandacht. Daarom verdient het laatstgenoemde, meer verheffende aspect meer aandacht. Vanouds wordt dit onder meer belicht en vertegenwoordigd door het soefisme, dat mogelijk op oudere bronnen teruggaat dan de islam zelf, die ook uit oudere bronnen put. In Cordoba, in de 10e eeuw één van de modernste en rijkste steden, was de islam voor die tijd modern, tolerant en open voor de wetenschap, zie mijn eerdere artikel. Dat gold ook voor andere islamitische steden zoals Bagdad. Waarom zou de islam zich nu dan niet kunnen moderniseren?

“De mohammedaanse wetenschap bloeide reeds in de oudheid… en heeft in vele opzichten de grondslag gelegd  voor de ontwikkeling van de Europese wetenschap.”2a Islamitische geleerden gaven Joods-christelijke, Grieks-Romeinse, Perzische, Babylonische en Egyptische kennis en wetenschap door. De eerste universiteit, een soort hogeschool, werd gevestigd te Bagdad in 830. Al Ghazali (Perzië 1058-1111) verenigde in zijn boek Her(be)leving van de godsdienstwetenschappen - volgens Armstrong1 de meest geciteerde tekst na de Koran en de Hadith - diverse orthodoxe en vrijzinnige soefistische richtingen en wetenschappen: mystieke ervaring (soefisme), theologie, filosofie en logica.

“Leefregels hebben ten doel mensen voor te bereiden op de religieuze ervaring… en het eeuwige bewustzijn van het goddelijke dat wordt aanbevolen in de Koran, te cultiveren… om de innerlijke islam [overgave] te bewerkstelligen,” schrijft Armstrong1. Na diepgaande vasthoudende studie van dit alles “tot het bittere einde”, vond hij in de innerlijke ervaring wat hij zocht:

“Ik begaf mij in elke donkerheid, ging recht af op elke moeilijkheid, en stortte mij in elke afgrond. Ik onderzocht het geloof van elke partij en zocht de geheimen om de richting van elke groep te onthullen, om het verschil te onderkennen tussen wie het wezenlijke leren en wie het ijdele.” (Koran 42:7, Armstrong, Een geschiedenis van God, p 213-15, De god van filosofen, zie ook haar boek Islam, p 156)

 

Toekomstperspectief

Armstrong1 waarschuwde voor 2001 al “dat het fundamentalistisch extremisme weleens extremer zou kunnen worden, [maar] biedt een krachtig weerwoord tegen de bewering dat het Westen en de islam beschavingen zijn die haaks op elkaar staan... het is voor het Westen beter als de moslims religieus zijn… en morele mensen proberen te zijn…, Er is een groeiend besef dat religie de mens in het beste geval heeft geholpen beschaafde waarden aan te kweken. Binnen de islam bleven de ideeën over sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, tolerantie en praktische mededogen eeuwenlang in het islamitische geweten genesteld. De moslims maakten hun idealen niet altijd waar… Maar de strijd om ze in de praktijk te bewerkstelligen vormde eeuwenlang de drijvende kracht van de islamitische spiritualiteit. De Westerlingen moeten zich ervan bewust zijn dat het ook in hun belang is dat de islam gezond en krachtig blijft.” (2001, p 318, 272)
Het is van belang dat islamitische landen en het westen niet bijdragen aan extreme vormen van de islam, door bijvoorbeeld IS wapens van westerse makelij te leveren, maar bijdragen tot de positieve aspecten van de islam. Het is dan van belang hierover enige kennis te hebben. Dit artikel is bedoeld als bijdrage hiertoe. In de hulpverlening blijkt het competentiemodel waarbij potentiële en manifeste positieve eigenschappen worden bevorderd vaak beter te werken dan het uitbannen van ongewenste eigenschappen. Als het positieve sterker wordt, verminderd de invloed van minder gewenste eigenschappen.

Swami Ranganathananda8 en anderen wijzen op de noodzaak dat de islam zich weer laat inspireren door zijn oorspronkelijke rationele en univerele spirituele aspecten die in de Koran te vinden zijn, wil de islam zich moderniseren tot een creatieve culturele kracht, zoals zij ooit geweest is in zijn glorieuze verleden.

Waar blijven grote geesten als Al Ghazali, Rumi, Ibn Khaldun, Akbar de Grote en vele anderen, die de islam integreren met moderne cultuur en wetenschap. Misschien zijn zij er wel, maar worden zij overheerst en overschreeuwd door andere geluiden. Met enige creatieve aanpassingen, waarvoor de islam in het glorieuze verleden ruimte heeft geboden, kan de universele inhoud van deze wereldreligie nog steeds actueel zijn en zoals andere religies een alternatief bieden voor zielloos en zinloos atheïsme en hedonisme, waarbij het leven geen diepere zin heeft en geen hoger doel dient en vervuld dient te worden met zoveel mogelijk genoegens. Binnen morele maatstaven, niet ten koste van anderen en het milieu is materiële welstand goed te combineren met de islam en andere religies.

“Als de islam weer creatief kan worden en de menselijke ontwikkeling en vervulling van zijn volgelingen dient het de rationele en universele geaardheid van zijn eerdere periode worden hernomen door inspiratie te ontlenen aan de geest van de islam en niet van zijn letter. Deze rationele benadering is te vinden bij vele vroege Moslim denkers. Bijvoorbeeld in de Masnavi van Jalaluddin Rumi9, dat na de Koran wordt beschouwd als tweede in belangrijkheid en achtenswaardigheid.”

“Een dergelijke creatieve islam alleen zal in staat zijn gelukkige en vruchtbare relaties te leggen met zijn zuster-wereldreligies en ook een progressieve kracht worden op zijn wereldse gebied. Islamitische veroveraars hebben een slechte reputatie als vernietigers van afgoden wat betreft andere religies… het zou goed zijn als de islam zich betrekt in een ander soort vernietiging van afgoden, namelijk de afgoden (idolen)van de geest, die bestaan uit vooroordelen. Dit is ook één van de belangrijke disciplines van de wetenschappelijke methode zoals Francis Bacon uiteenzette. In een beroemd gedicht [uit de Masnavi] protesteert Rumi fel tegen het vernietigen van afgoden.”8

 

 

Een gedicht van Rumi, een beroemde islamitische dichter

“Mozes hoorde het godslasterlijke gebed van een herder:
‘God, zei hij,.. voor U zou ik iets willen doen als een dienaar
Uw haar willen kammen, uw schoenen willen poetsen en uw kamer willen vegen…
Moses schreeuwde: ‘godslasteraar!... Tegen Wie heb je het? De Heer van alles en allen.
Allah de Almachtige? Denk je dat Hij jouw dwaze diensten nodig heeft…
Zonder ogen ziet Hij. Zonder oren hoort Hij…
Ruimte kan hem niet bevatten, Hij gaat tijd te boven
Beschaamd ging de herder ontmoedigd weg en verloor zijn vurige verering.
Toen sprak god tot Moses: ‘Waarom heb je mijn dienaar bezwaard van Mij weggedreven?
Ik heb je niet opgedraghen te prediken om te straffen maar te verenigen…
Het meest haatdragende van alles is voor mij de scheiding van mens tot mens.
En het ergste van alle manieren is de weg van geweld.
Ik schiep de schepping niet om jezelf te vergroten.
Maar om schepselen zich met mij te laten verenigen…
Ik zie het hart. Of het mij werkelijk liefheeft.”

Zo eindigt de swami zijn lezing over Mohammed met een typerend gedicht van Rumi, één van de beroemdste islamitische dichters, die een blijvende inspiratie biedt voor de islam en de hele mensheid en die ook in het westen veel gelezen wordt.

 

Bijlage Grondbegrippen van de islam

Met dank aan Hans Komen, die jarenlang betrokken is geweest bij een mystieke vorm van de islam

 

Islam is de leer die Mohammed verkondigde. De naam betekent ´overgave’ of ´onderwerping aan God’. Het woord moslim betekent ´degene die zich onderwerpt of overgeeft aan God´. Ons woord mohammedaan is afgeleid van Mohammed. Deze uitdrukking wordt door de meeste moslims verworpen, omdat ze Mohammed niet vereren.

De cirkel van shahadah

 

De geloofsbelijdenis of shahadah

Als je tot de Islam wilt toetreden spreek je de geloofsbelijdenis uit, de shahadah. Als symbool wordt daarbij de cirkel gebruikt met daarin de geloofsbelijdenis. In ons schrift: la illaha il Allah. In het Nederlands: er is geen God dan God. De shahadah bestaat uit twee elementen. Binnen een bepaalde mystieke richting  wordt het bovenstaande als volgt geïnterpreteerd: Ten eerste de ontkenning van alles, la illaha (er is geen god). Dit is het proces van wegdraaien van de wereld. Ten tweede is de ontkenning tevens het zwaard dat ons afsnijdt van de wereld van illusies en onze aandacht naar binnen wendt. Ieder spiritueel pad leert dat de waarheid binnen in ons gevonden moet worden. Het tweede is het terugdraaien naar God, il Allah (dan God). Dit is het terugdraaien naar God. Het doel van de ontkenning is de bevestiging van Allah. We ontdekken de wereld om te bevestigen dat hij alleen God is. Door de illusie van de wereld te herkennen, bevestigen we dat het geheel afhankelijk is van Hem die het substantie en betekenis geeft. De laatste zin van de shahadah is: en Mohammed is zijn profeet.

De vijf zuilen.

De geloofbelijdenis is de eerste van de vijf zuilen. Dit zijn verplichtingen die voor alle moslims gelden.

De andere zijn, 5 x per dag bidden, barmhartigheid: aalmoezen geven, vastenmaand (Ramadan), en 1 x de pelgrimstocht naar Mekka.

 

De Koran

 

De geschriften: De Koran

De Koran is het woord van Allah, zoals hij dat door de engel Zjibriel (Gabriël) aan zijn profeet Mohammed heeft laten openbaren. De Koran is volgens de moslims de bevestiging van alle eerdere openbaringen van God aan de mensheid en zij is de laatste boodschap van God aan de mensheid.

De Hadith

De Hadith

De overlevering van de herinneringen aan het leven van Mohammed werden bewaard in duizenden verhalen die mondeling werden doorgegeven. Deze werden pas na 800 opgeschreven omdat een wildgroei aan overleveringen dreigde te ontstaan. Er bestaan dus vele versies en interpretaties. Door de verscheidenheid van de hadith ontstond verwarring. Daardoor ontstond er een bron van nauwkeurige omschrijving van verplichtingen van de Koran, namelijk de Fikh, de rechtswetenschap die zich bezig houdt met het afleiden van rechtsregels. In de loop der eeuwen ontstonden er vier wetscholen. Het is goed te beseffen dat de boeken over de wet tot de 20ste eeuw niet bedoeld waren als voorschriften, maar als discussie. Consensus werd niet nagestreefd en was niet noodzakelijk.

De Soenna

De Soenna

De soenna is gebaseerd op de zes verzamelingen van hadith die als betrouwbaar te boek staan. Het gaat over de levenswandel van Mohammed en zijn metgezellen. De grondslagen van de islam liggen vast in de Koran, maar de nadere uitwerking is daar niet te vinden. Daarvoor is men aangewezen op de soenna, de overlevering. Bijvoorbeeld: de Koran spreekt wel over het rituele gebed, de salat, maar niet over de precieze vorm. Daarvoor diende het verhaal over het persoonlijke voorbeeld van Mohammed. De soenna is een bron van openbaring die niet voor de Koran onderdoet, tenminste voor de orthodoxe moslims, de soennieten.

 

De Sharia

Uit de Koran en de hadith werden islamitische wetten samengesteld, de sharia. In veel islamitische landen geldt de sharia als basis voor een deel van het recht. Het islamitische recht is geen recht in westerse zin. Er is geen sprake van wetboeken die bedoeld zijn om conflicten te voorkomen en, in het uiterste geval, te beslechten. De sharia is in de eerste plaats een religieuze plichtenleer die het menselijk handelen in wereldse en religieuze zaken bepaalt. Ondanks diverse pogingen is de sharia nooit gecodificeerd, waardoor details steeds opnieuw beredeneerd moeten worden. Een belangrijk probleem bij het begrip sharia is dat de islamitische wereld geen eenstemmig leergezag kent, waardoor er vele, soms sterk uiteenlopende versies van het begrip sharia ontstaan.

De sharia heeft slechts betrekking op een beperkt aantal rechtsgebieden: familierecht, enkele strafrechtelijke delicten, oorlog- en contractenrecht en ten slotte de juridische posities van niet-moslims en vrouwen binnen deze rechtgebieden. Alle overige rechtsgebieden vallen onder de regelgevende bevoegdheid van de overheid. Er zijn dus veel rechtsgebieden die niet via de sharia worden geregeld.

De Jihad

In het Westen is de bekendste uitleg de ´Heilige oorlog´, maar de meeste moslims vatten het begrip op als ´je best doen voor God´. Dat wil zeggen een goed moslim zijn en weerstand bieden tegen zondige verleidingen. De interpretatie van ´heilige oorlog´ wordt dan ook de ´kleine jihad´ genoemd, terwijl de ´grote jihad´ de vreedzame is, die binnen de gelovige zelf plaatsvindt. Een heilige oorlog in militaire zin mag volgens de heersende opinie, alleen uit defensief oogpunt1.

 

Shi’ieten en soennieten

Zo’n 85% van de moslims is soennitisch, de rest is shi´itisch. De belangrijkste geschilpunten tussen shi’ieten en soennieten zijn de opvolging van Mohammed en zijn schoonzoon Ali. De shi´itische geestelijkheid heeft eigen inkomsten en is daarom veel onafhankelijker van de staat dan de soennitische. De shi’ieten staan zichzelf veel meer vrijheid toe in het herinterpreteren van de islam1. Deze vorm vinden we overwegend in Iran, zoals ook het soefisme, de mystieke stroming van de islam, in andere landen meestal in minderheden. Conflicten tussen shi’ieten en soennieten halen geregeld het nieuws.

 

Bronnen bijlage

Khan, Hazrat Inayat, De eenheid van religieuze idealen, Kluwer, Deventer, 1948

Veer, P.H. van de, De islam, uitgegeven door de Nederlandse Kapucijnen, 2005

http:nl.wikipedia.org/wiki/Koran

Noot bijlage

1. J. Luyendijk, Een tipje van de sluier, Podium, Amsterdam, 2002

 

Noten

  1. C J Bleeker, Wat gelooft de mensheid?, 1a: p 149, 150, 152, 155; 1b: p 149; 1c; p 142-48
    Zie ook K Armstrong, Islam: Geschiedenis van een wereldgodsdienst (2001), p 79, 81, 87, 88 en Een geschiedenis van God: Vierduizend jaar jodendom, christendom en islam (1995): Eenheid: de God van de islam, p 171-77. Zij schreef verder onder meer: De kwestie God: De toekomst van religie (2009) en In naam vanGod: Religie en geweld; Muhammad: a Biography of the Prophet (1991): The Great Transformation: The Beginning of Our Religious Traditions (2006); The Gospel According to Woman: Christianity’s Creation of the Sex War in the West (1986), The End of Silence: Women and the Priesthood (1993)
  2. L Aletrino, Zes wereldgodsdiensten, 2a: p 46, p 37; 2b: p 29, 31, 35; 2c, p 17; 2d: p 12, 13, 51
    2a: zie ook noot 4, p 154 en J Goudsblom, Het regime van de tijd, p 67 e.v. ‘De opkomst van religieus-agrarische regimes’. Voor agrarische beschavingen opkwamen ondersteunden ‘het opperhoofd’ en ‘de medicijnman’, sjamaan of priester elkaar reeds.
    2b: zie ook L den Besten, De Moslimbroederschap en de utopie van de islamisten, p 84 over moderniseringscampagnes onder Nasser
  3. A Köbben Van primitieven tot medeburgers (1964): “Men dient de taaiheid van hun eigen levensvormen niet te onderschatten. Zij zullen zeker niet snel en automatisch en totaal in westerse zin veranderen,” p 8, zie hierover hfst 4 Weerstanden tegen verwestersing.
  4. N Wilterdink, Samenlevingen (2003), p 159
  5. D Riesman, The Lonely Crowd: A Study of the Changing American Character, 1950
  6. Wikipedia
  7. P Turchin, War, Peace and War: The Rise and Fall of Empires, p 97, 102, 101, 104.
  8. Swami Ranganathananda, Eternal Values  for a Changing Society, Vol 2 great Spiritual Teachers, hfst 5 p 81-90,  The Message of the Prophet Muhammed. Zijn beeld van de profeet wordt bevestigd door K Armstrong, Een geschiedenis van God: Vierduizend jaar jodendom, christendom en islam, p 159, over het gedicht van Rumi: p. 271.
  9. A J Arberry, Honderd verhalen uit de Masnavi van Roemi, uitgeverij Panta Rhei, Katwijk. Hieruit heb ik verhaaltjes voorgelezen, naast sprookjes, fabels (van La Fontaine) en de Tales and Parables van Sri Ramakrishna, het levensverhaal van Boeddha voor kinderen en de Bijbel voor kinderen.

Door collega schrijver Jan de Boer werd ik attent gemaakt op het werk van Karen Armstrong, Een geschiedenis van God: Vierduizend jaar jodendom, christendom; Islam: Geschiedenis van een wereldgodsdienst en andere werken, die uitvoerig op de islam ingaan.