Opnieuw: wat is Europa?

Civis Mundi Digitaal #39

door Jean Penders

Bespreking van: Mathieu Segers en Yoeri Albrecht (editors), Re: Thinking Europe – Thoughts on Europe: Past, Present and Future. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2016, 316 blz.

Wat te doen na Brexit?

De Europese Unie verkeert in zwaar weer. Na de crisis van 2008 is de conjunctuur kalmer geworden maar het economisch herstel is wankel, de groei aarzelend. Vluchtelingenstromen en migratieproblemen splijten de EU. Poetin stelt zich assertief zo niet agressief op. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika spelen gewapende conflicten die gevoed worden door extremistische groeperingen. Over een verdere uitbreiding van het aantal leden bestaat geen duidelijke koers, met Turkije als grootste struikelblok. Kijk je naar het landschap van politieke partijen binnen de lidstaten dan is het duidelijk dat de Unie zelf controversieel is geworden; zie Wilders, mevrouw Le Pen, Beppo Grillo, Orban.

Het voorlopige dieptepunt op dit moment is Brexit: het verlies van een grote lidstaat met verwarring en verdeeldheid over het vanaf nu te volgen beleid: pas op de plaats maken, ambities temperen, gaan voor een low profile of juist Brexit aangrijpen voor een combinatie van dor hout kappen, vereenvoudigen en versoberen tegelijk met het sterker maken van de interne markt, het optuigen van veiligheids- en defensiesamenwerking en het zetten van noodzakelijke stappen op het gebied van de “”economic governance”” als logisch complement van de euro.

De Europese integratie heeft enkele decennia lang fantastische resultaten geboekt, vooral op economisch terrein. Onder de veiligheidsparaplu van Washington en NAVO en met de steun in de rug van de Koude Oorlog. Wel viel het founding father Jean Monnet op dat de integratie een zaak was van de staten en niet van de mensen, met uitzondering van de elites. Na de ondergang van de Sovjet-Unie en het communisme, de bevrijding van Oost-Europa en de Duitse hereniging was er alle aanleiding voor een nieuw debat over de toekomst van de Europese integratie en samenwerking. Maar het kwam er niet van. Ter voorkoming van Frans-Duitse botsingen werd als complement van de nieuwe Duitse eenheid de euro in de markt gezet. En op een overhaaste en rommelige wijze onderging de EU een mammoet-uitbreiding.

 

Verlangen naar orde en individuele vrijheid als historische dialectiek

Voorheen en ook nu lag en ligt de vraag op tafel: Wat is Europa? Daarover buigt zich het hier besproken boek. Het heeft een originele structuur. Er zijn gedegen inleidingen van de Amsterdamse Balie-directeur Yoeri Albrecht en Mathieu Segers, hoogleraar hedendaagse Europese geschiedenis en Europese integratie aan de universiteit van Maastricht. Hun bijdragen vormen een cluster met een essay (uit 1959!) van Isaiah Berlin over de wisselvalligheden van de Europese eenheid. Berlin was een joodse vluchteling uit Riga, later hoogleraar in Oxford, een gedreven auteur over politieke theorieën en het geweten van het Westen in de Koude Oorlog. Dat essay vormt de grondslag van het boek. Berlin benadrukt de twee zielen in de Europese utopische idee: een centralistische en totalitaire aandrang en een streven naar liberalisme en vrijheid. Zijn rode draad is dat de Europese geschiedenis een dialectiek laat zien tussen het verlangen naar orde en individuele vrijheid.

Een tweede deel bevat essays over de Europese cultuur in de brede zin door prominente schrijvers en denkers. Zij lieten zich o.a. inspireren door Berlin. Daarover later meer. Ze zijn allemaal de moeite waard maar tenderen nogal eens naar somberheid over Europa’s toekomst. Tenslotte is er een selectie van (delen van) teksten en redevoeringen van politieke hoofdrolspelers w.o. Havel, Thatcher, de Gaulle, Adenauer e.a. Veel zal de lezer bekend voorkomen. Bij deze recensent overheersen nostalgie en treurnis over gemiste kansen. Nog twee andere kanttekeningen. Indrukwekkend zijn de passages uit een rede van Adenauer aan de Keulse universiteit, in maart 1946, dus binnen een jaar na het einde van de strijd in Duitsland. Hij geeft een analyse van de ontwikkeling van het karakter van de Duitse staat – vooreerst de Pruisische staat – sinds het midden van de zeventiende eeuw. Zijn aberraties, zijn nationalistische conceptie en verheerlijking daarvan, het wegdrukken van de individuele mens en de misdadigheid van het nationaal-socialisme, maar ook het benadrukken in de nieuwe Bondsrepubliek van de waarde van elke mens. En, ten tweede, niet zouden hebben misstaan enkele aanhalingen uit de indrukwekkende, magnifieke toespraak die President von Weizsäcker hield in de Duitse Bondsdag op 8 mei 1985 bij de 40-jarige herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa.

 

Verlichting en Romantiek als voornaamste tegenstelling in Europa

Zoveel denkbeelden, plannen, tegenstellingen, problemen en toekomstschetsen, utopia ook. Maar ook “”soul searching” en het uiten van twijfels. Volgens Segers berust de schittering van Europa op het koesteren van twijfel. Dat gaat hand in hand met een waaier van tegenstellingen. Europa schiep hoogtepunten aan kunst en cultuur en op het terrein van rechtsstaat en democratie. Het is ook het toneel van oorlogen, volkenmoord, vervolging en uitbuiting.

De voornaamste tegenstelling in het Europa na de zeventiende eeuw is de clash tussen Verlichting en Romantiek. De Dertigjarige Oorlog (zeventiende eeuw) maakte van Duitsland een ruine. Vooral aan Franse zijde ontplooiden zich Verlichting en rationalisme . De strakke organisatievormen van Richelieu en Lodewijk XIV werkten echter op den duur verstikkend. In Duitsland ontstond rebellie en individueel verzet, op vele terreinen. Maar het succes van de Romantiek sloeg op zijn beurt weer door in nationalisme. Daarna probeerden Hegel en Marx een vorm van neo-rationalisme naar voren te schuiven, ter beteugeling van het subjectivisme van de Romantiek. Hegel legde de nadruk op de staat, Marx op de economische klassen. Dat leidde ook weer tot gruwelijke aberraties. Berlin schrijft hier fascinerend over. Uiteindelijk woedt in de Europese cultuur een constante worsteling en tegenstelling tussen een streven naar openbare orde en anderzijds naar individuele vrijheid. Berlin ziet (in 1959) na het totalitaire geweld van de eerste helft van de twintigste eeuw enig herstel, een zekere ordening en intellectuele kalmering ontstaan in de vorm van een “”natuurlijk humanisme”” en het besef dat het de mens zelf is, en niet de systemen, die de waarden van de beschaving schept.

 

Wat te doen met europa?

Nog tijdens de Tweede Wereldoorlog werd al druk nagedacht over Europa’s toekomst. Hier kwam aan het licht een tegenstelling tussen Amerikaanse en Europese visies. Van belang was een uitgebreide briefwisseling tussen de Amerikaanse diplomaat George Kennan en Isaiah Berlin. Kennan, voorloper van het koesteren van wantrouwen jegens Moskou, gaf de voorkeur aan een transatlantische aanpak als afweer van de communistische Sovjet-Unie. Berlin was op dit punt afhoudender. Inzake Europa’s toekomst was sterk voorstander van multilaterale economische samenwerking tot uitdrukking gebracht in IMF, Wereldbank en Marshall Plan. Er circuleerden ook gedachten over een Europese federatie. Daar werden stevig-kritische kanttekeningen bij geplaatst. Was Hitler al niet ver gevorderd met het stichten van een Europese federatie?

Het voornaamste obstakel voor Europese samenwerking was de onzekerheid over de toekomst van Duitsland. Van een geintegreerd Europa zou Duitsland de spil moeten zijn. Het was al snel duidelijk dat van de Sovjet-Unie geen medewerking voor een verenigd Duitsland was te verwachten. Vooruitgang werd eerst gerealiseerd met de samenvoeging van de drie westelijke zones tot de Bondsrepubliek.

Nu konden Adenauer en Schuman aan de slag. De lancering van het Schumanplan in mei 1950 werd het startpunt van enkele glorieuze decennia van integratie en voorspoed. Zoals reeds vermeld, vooral op economisch terrein en met name gesteund door de elites in de lidstaten van EGKS, EEG en EU en minder door de bevolkingen. Voorlopige kroon op het Europese bouwwerk was de collaps van de Sovjet-Unie en het Warschaupact en de hereniging van Duitsland.

Met hindsight kunnen we nu opmerken dat 1989 helaas niet heeft gefunctioneerd als een creatieve Stunde Null voor de Europese integratie. Blauwdrukken genoeg, verbonden aan krachtige personages als Delors, van Rompuy en Schäuble, maar geen doelgerichte besluitvorming.

De EU verkeert in grote moeilijkheden en een toekomstroute is niet in zicht. Er lijkt een algemeen streven in gang gezet om macht terug laten vloeien naar de lidstaten. Maar de EU kan alleen effectief functioneren als het beschikt over een krachtig centrum. Zo niet, dreigt een afglijden naar verdeeldheid en onmacht plus, na Brexit, een uittocht van meer lidstaten.

 

De essays

Het zijn bespiegelingen over de Europese cultuur en samenleving. Op de bijdragen van een tweetal auteurs – Larry Siedentop en Stella Ghervas – ga ik wat uitgebreider in zonder aan de overigen afbreuk te willen doen. Beiden zijn historicus/a en politiek publicist resp. van Amerikaans-Britse en Zwitserse komaf.

Siedentop schreef in 2001 het juweeltje “”Democracy in Europe”’ met wijze adviezen over federalistische strevingen voor Europa. Die hebben alleen toekomst als ze berusten op consensus, die Siedentop niet aanwezig acht.

Zijn essay “”On the identity of the West” start met de vaststelling dat in de Europese “”moderne tijd”’ (17de en 18de eeuw) een brede hervormingsbeweging ontstond gericht tegen staat en kerk van het “”ancien régime”” zo niet de “”duistere middeleeuwen””, met als doel het scheppen van een liberale seculiere ordening. De gelijkheid van mensen was het fundament en de samenleving werd gezien als een associatie van individuen; afscheid werd genomen van familie, stam of kaste als samenlevingscategorieen. Maar waar kwam die gelijkheid van mensen vandaan? Lange tijd werd ervan uitgegaan dat de drie voornaamste stadia in de Europese geschiedenis waren de oude wereld van Grieken en Romeinen, de “”duistere middeleeuwen” en de moderne tijd. Stadia 1 en 3 stonden voor secularisme en redelijkheid, terwijl de tweede periode veelal het stempel kreeg van terugval, onwetendheid, ongelijkheide en geestelijke onderdrukking. Het was begrijpelijk dat gedurende de Verlichting zo gedacht werd. Na de godsdienstoorlogen streefden overheden naar godsdienstige eenvormigheid; en dat leidde weer tot krachtige anti-clericalistische stromingen. De oude wereld werd daarbij gezien als een soort seculiere samenleving, een voorbeeld voor het Verlichtingstijdperk.

Gelijkheid van mensen, van individuen was echter in de Grieks-Romeinse tijd niet aan de orde, zie de positie van vrouwen en slaven. De familie, geleid door de paterfamilias, vormde een gesloten moreel gebied. Dat zocht geen diepgaande verbinding met mensen buiten de eigen kring. De opkomst van de stadstaat veranderde die situatie in zoverre dat de stad op zichzelf een soort religieus verband vormde. Nogmaals, met gelijkheid van mensen had dit niets van doen.

 Vooruitgang op dat vlak begon eerst met de vroege Christelijke beweging. Die sloot aan bij het Joodse monotheisme en de Griekse filosofen, hetgeen tot uitdrukking komt in de Brieven van Paulus. Die Christelijke impuls zette zich geleidelijk aan door. Paulus had het reeds over Christelijke vrijheid. Lange tijd heeft men aangenomen dat de vroegste vorm van een leerstuk inzake natuurlijke rechten – wat wij nu mensenrechten noemen – een vrucht was van de Verlichting. Siedentop wijst echter op de bijdragen in deze van de vroege en latere Christelijke kerk. Hij verschaft een heilzame correctie op ingeslepen opvattingen.

 

Stella Ghervas liet zich inspireren door de Laffe Leeuw (Cowardly Lion) uit de “”Wonderful Wizard of Oz””. Die is op zoek naar een geheimzinnige tovenaar in de hoop zijn verloren moed te herwinnen. De ondertitel is kraakhelder: “”The EU and Its Fear of Power””. In art. 3 van het Verdrag van Lissabon wordt “”vrede”” als doel genoemd en daarmee een trapje hoger dan de overige waarden geplaatst. Wordt die doelstelling waargemaakt? Welke macht wordt daarvoor ingezet? De EU geeft met regelmaat de indruk een anti-waarde te koesteren, een schuwheid om macht te tonen.

Die opstelling heeft te maken met de verwoestende catastrofe van de Tweede Wereldoorlog, die een einde maakte aan de wereldmachtstatus van Duitsland, Groot-Brittannie en Frankrijk; Amerika en de Sovjet-Unie tot supermachten verhief en West-Europa in het kamp van Washington drong.

Eeuwenlang had Europa te kampen met grote oorlogen waarbij steeds een andere mogendheid opstond die de andere staten bedreigde: het Ottomaanse Rijk en zijn Sultans, de Habsburger Karel V, en daarna Duitsland tegen Polen, Polen tegen Rusland, Italie tegen Oostenrijk, een grote coalitie tegen Napoleon, de geallieerden tegen de Entente in 1914-1918 en opnieuw de geallieerden tegen de As-mogendheden. Het ging maar door en tastte de positie van Europa in de wereldpolitiek aan. Hoe kon men het steeds weer uitbreken van oorlogen voorkomen? In het interbellum werden ideeen ontwikkeld: de Locarno Verdragen, het Briand-Kellogg Pact, de Pan-Europa gedachte van Coudenhove-Kalergi, maar de opkomst van Nazi-Duitsland en Stalinistisch Rusland kon er niet door worden afgestopt.

Na 1945 lag Duitsland in puin, Frankrijk was alleen nog formeel een grote mogendheid, Groot-Brittannie was uitgeput en bankroet. Er kwam Europese samenwerking tot stand maar er bestond vrees om EEG of EU tot een sterke macht te maken. Geen Europese Federatie, geen superstaat. “””No courage to dare””. Europa als anti-value, als anti-waarde. Stella Ghervas ziet in de EU het syndroom van de Laffe Leeuw rondwaren. Het Verdrag van Lissabon leidt niet tot een Europees budget en een Europees leger. Integendeel, de lidstaten klampen zich vast aan een soevereiniteit die feitelijk niet meer bestaat. In plaats van projectie naar de toekomst zien we terugval en koestering van nostalgie. Brexit wordt zelfs uitgeroepen tot Onafhankelijkheidsdag! Kan het somberder?

 

SLOTOPMERKINGEN

 

Het boek is geen chronologie van de Europese samenwerking. Van aard is het graafwerk. Het graaft diep. Wat is Europa? Op welk fundament steunt het. Welke levensbeschouwing en cultuur straalt het uit? De inhoud is divers; dat weerspiegelt het karakter van de Unie. Er worden veel vragen opgeroepen en veel randvoorwaarden geformuleerd.

Als recensent voeg ik er nog één aan toe. In het hedendaagse debat keert steeds het element terug dat in Brussel geconcentreerde macht teruggegeven moet worden aan de lid-staten tot behoud van de nationale soevereiniteit en ter bevordering van nationale parlementaire controle. Gaarne zou ik willen weten wat in het huidige tijdperk nationale soevereiniteit betekent en ook welke voorstelling ik mij moet maken van de controle van de Unie door zevenentwintig nationale parlementen.

Eén ding staat vast: een Unie, deze EU kan alleen slagvaardig, Europawaardig optreden wanneer zij beschikt over een sterk centrum. Zo niet, wordt zij weggedrukt door de bestaande wereldmachten en de opkomende mogendheden buiten Europa.

Er gaat het nodige veranderen. Laat ons hopen dat het constructief gebeurt. Zodanig dat conform het motto boven het voorwoord van Yoeri Albrecht Re:Thinking Europe inderdaad wordt een Re-creating Europe.