De Andere Wereld: Marten Toonder over het vluchtelingenprobleem

Civis Mundi Digitaal #40

door Piet Ransijn

 

Marten Toonder. De literaire strips van Toonder worden geroemd om hun originaliteit, fantastische humor, diepzinnigheid, magische spiritualiteit, subtiele maatschappijkritiek. maar bovenal het buitengewone, ironische en virtuoze taalgebruik, taalcreaties en karaktertypering, die gemeengoed zijn geworden. Toonder  heeft onder meer de theosofie, de psychologie van Jung en de Keltische en Germaanse mythologie bestudeerd.

 

Reeds in 1982 schreef Marten Toonder over het vluchtelingenvraagstuk een Ollie B Bommel strip De Andere Wereld als Boekenweekgeschenk, op een manier die de tijd ontstijgt en actueel blijft. Zoals mythen, sprookjes en fabels actueel blijven en iets onthullen van een diepere psychische dimensie, een andere wereld of een fantasiewereld. Hoe dan ook, deze strip is frappant actueel en bij www.Boekwinkeltjes in antiquariaten nog volop verkrijgbaar en het lezen waard.

Toonder alias Heer Bommel schrijft in het voorwoord dat de strip “te maken heeft met migratie; een steen des aanstoots waarover sommigen struikelen. Hierover kan ik slechts glimlachen. Ikzelf heb immers de weg gewezen aan iedereen, die de straat opgaat om actie te voeren; zodat men weet waar men terecht komt.”

Een raadselachtige zin. Waar komt men dan terecht? Bommel komt in ‘de andere wereld’ terecht, de wereld van de vluchtelingen. Maar voor de vluchtelingen is het hier de andere wereld. Die komen hier terecht. Gaat het om actie voor of tegen (de komst van) vluchtelingen? Bommel wilde actie voeren tegen hun komst. Door een vreemde speling van het lot die in de strip beschreven wordt, pakt zijn actie heel anders uit, ‘als u begrijpt wat ik bedoel’. De tegenstrijdige visie(s) van heer Bommel komen overeen met dergelijke visies die momenteel actueel zijn, zoals zal blijken in de volgende samenvatting.

 

Het probleem is nog steeds heel actueel

Omstreeks 1982 kwam het allochtonenprobleem in de actualiteit. Couwenberg schreef in 1983 een geruchtmakend artikel in De Volkskrant, dat een storm van kritiek uitlokte: zoals Toonder schrijft een steen des aanstoots waarover velen struikelden. Als één van de eersten bracht hij evenals Bommel de problematische kanten naar voren, maar op een meer beredeneerde wijze. Het is een interessante vraag in hoeverre zijn visie is veranderd. Misschien niet zo drastisch als de visie van Bommel in het verhaal. In het vorige nummer heeft Couwenberg min of meer ´een  lans gebroken´ voor de ‘Gesinnungsethiek’ van Bondskanselier Angela Merkel. , die de rekening krijgt gepresenteerd van haar vluchtelingenbeleid. Dit ligt nu alom onder vuur, omdat zij haar hart en haar geweten zou hebben laten spreken en teveel vluchtelingen wilde opnemen. Meer dan zeer velen verantwoord vonden en het land aankon. Mogelijk speelt bij Merkel een rol dat zij is opgegroeid in de naoorlogse ravage in Oost-Duitsland onder een onderdrukkend regime.

In de Boekenweek van dit jaar werd in een herhaling van een programma van Koot en Bie aandacht besteed aan het artikel van Couwenberg. Met name aan de voorgestelde inburgeringscursussen, die nu gemeengoed zijn, maar toen ‘een steen des aanstoots waren’ en in het programma belachelijk werden gemaakt. Toen en nu was en is immigratie een heikele en beladen kwestie. Gemeenteraadsvergaderingen over asielzoekerscentra werden bijvoorbeeld door geweld verstoord. Ook in de strip is de buurt van Bommel en de bevolking van Rommeldam verstoord over de vluchtelingenstroom.

Kweetal en Luut Lierelei

Vreemde incidenten

Het verhaal begint met als proloog een mislukte uitvinding van Kweetalde breinbaas, die de tijd terugzet, een fout die hij niet kan herstellen. Daarom gooit hij deze mislukte uitvinding in het meer, op aanraden van Lut Lierelij, een soort troubadour, die zingt: “Gooi het weg, niet meedragen wat te zwaar is. Maar niemand kan ongedaan maken wat hij doet”.

Kweetal lijkt sprekend op Pluizer in De kleine Johannes van Frederik van Eeden. Hij gooit de uitvinding weg, maar weet dat dit “niets goeds brengt” (p 15). De natuur raakt uit balans. Het verband hiervan met natuurrampen en de vluchtelingestroom wordt niet helemaal duidelijk.

Na deze proloog wordt Heer Bommel ’s nachts “ruw uit zijn slaap gewekt en rees een gesmoorde kreet uit zijn dekens en luisterde naar vreemde geluiden die de nachtelijke stilte verscheurden.” Er kamperen vluchtelingen in zijn tuin, die hem verbaasd begroeten met ‘Elleloehjah’. “Dat gaat zomaar niet! Midden in de nacht kan men niet zomaar vuren stoken mijn tuin en pret maken… De vreemdelingen luisteren met klimmende ongerustheid naar de verstoorde heer en toen deze dreigend met zijn pook zwaaide...  zetten ze het op een lopen… ‘Orde moet er zijn,’ sprak heer Ollie.” Hij gelast zijn trouwe bediende Joost een warm voetbad te maken voor zijn geschokt gestel, nadat hij “met levensgevaar een overmacht verdreven had”, namelijk een man een vrouw en een kind.

 

Heer Bommel gaat met zijn pook op de vreemdelingen af

 

Vluchtelingen uit een apocalyptische wereld die vergaat

De volgende morgen werd de verstoorde heer al vroeg gestoord door vermeende familieleden Boemel uit Apoka. Helaas stapte hij met het verkeerde been uit bed het vergeten afgekoelde voetbad omver en over zich heen. dat maakte hem klaarwakker en vol bange voorgevoelens beaf hij zich naar beneden. “Wij komen uit Apoka, dat is bezig te vergaan,” zei een vermeende volle neef. “Het was een lange reis naar de andere wereld… We dachten bij neef wel onderdak te krijgen.”

“Mijn naam is geen Boemel, maar Bommel, terwijl ik niet in de andere wereld woon maar in deze, die net groot genoeg is voor mij zolang hij niet vergaat,” zei Heer Bommel. Terwijl hij allerlei vreemde groepjes door het landschap zag trekken, begon hij te vermoeden dat er een soort landverhuizing aan de gang was.  “Het is een zaak voor de overheid. Jullie kunnen beter naar de burgemeester gaan.” Daar waren ze al geweest. “Genoeg… door jullie heb ik al een koude voet gekregen… en ik wens rust, zodat ik overdag in stilte goed kan doen.” De familie liep verslagen het tuinpad af.

Hij moest lang wachten op zijn ochtendpap en ochtendkrant. Zijn trouwe bediende Joost was door afmatting verlaat en wilde zich daarvoor verschonen. De krant aanreikend zei hij: “Er schijnt hier zoveel vreemd volk rond te lopen, dat men moeite heeft ze onder te brengen… Uw familie lijkt groter dan ik dacht”.

“Ik wil de eerste zijn, die mijn krant leest,” zei Bommel streng. “En verder ken ik deze familie niet. Als het nu nog Bommels waren, maar voor Boemels kan ik de verantwoordelijkheid niet dragen.”

“Na een vreugdeloos ontbijt ging Heer Bommel de tuin in, want hij meende dat de natuur heilzaam zou zijn voor zijn doorwaakt gestel… Hij werd echter gestoord door de postbode… hem een grote blauwe enveloppe overreikend… Heer Ollie zag dat de brief geen beleefdheidsfrasen bevatte, zodat hij onmiddellijk begreep, dat hij van de overheid was…  ‘toenemend ruimtegebrek… tijdelijk kampement in onevenredige tuinpartijen…, ’” las hij. “Dat neem ik niet, ik wil geen tuinpartij in mijn kampement.”

  

De buren van Bommel: Markies De Canteclaer, Juffrouw Doddel en persmagnaat O Fanth Mzn

In de aangrenzende tuin ontmoette hij markies de Canteclaer. Na een lelijke tuimeling in het bloeiende gewas. Hij struikelde over de rommel die de indringers hadden achtergelaten. “Het is een schande. Het grauw kent zijn plaats niet… Ik stel voor een comité te benoemen, waarvan ik desgevraagd beschermheer wil worden en gij het voorzitterschap op u neemt,” stelde de markies voor. Bommels zelfvertrouwen was geheel hersteld na het gesprek. “’Zo ziet men wat iemand bereiken kan  die in stilte veel goeds doet,’ sprak hij tot zichzelf… ‘Met wie zal ik eerst de handen ineenslaan?’”

 

De pers laat zich ermee in

Toen struikelde hij over het touw van een tent in zijn tuin, gevolgd door een verwarrend gesprek met de bewoners die in de  andere wereld meenden te zijn aangekomen, waar ‘gouden dubloenen’ op straat zouden liggen. “Dit is de andere wereld niet, dit is deze wereld,” zei Heer Ollie, die zich nadien begaf naar de persmagnaat O. Fanth Mzn, eigenaar-hoofredacteur van de Rommeldamse Courant. Deze zocht inspiratie voor een hoofdartikel over de vluchtelingeninvasie en dicteerde enkele frasen aan redacteur Argus.

“’Zoiets, kijk maar; Maak er iets pakkends van. “Ik loop voorop” zei hij na  de uitnodiging van Heer Ollie. “Zie… dat is mijn tuin, pas ingezaaid voor een mooi golfveld… Platgelopen door vreemdelingen… Als ik ze verjaag komen er weer andere. Maar mijn krant zal de zaak krachtig aanpakken… Argus mag natuurlijk schrijven wat hij wil,’ sprak hij gul. Ik beïnvloed mijn redacteuren nooit, maar ik zal zorgen, dat de stukken eraf vliegen. We zullen vreemde smetten de doorgang beletten, wat jij?,’ lachte hij daverend… ‘En intussen zou het aardig zijn, wanneer jij de bezetters van mijn golfveld eens krachtig toesprak als voorzitter.’” Aldus liet de gewiekste persmagnaat Heer Bommel de kastanjes voor hem uit het vuur halen.

“’Eh.., dit eh… dit gaat niet”, sprak deze onzeker tot een vrouwtje dat verbaasd opkeek van de pot waarin zij zat te roeren. “O, het gaat best, meneer. Goede knollen, hoor…. Plenty veel… Dit is een goed land. Plenty eten en plenty dubloenen”.

“’Dit is jullie land niet,’ verklaarde Heer Bommel. ‘Dit is het pas ingezaaide golfveld… dat jullie bezig zijn te vertrappen.’ Deze woorden maakten grote indruk… Er steeg een verward gemompel op. Bommel begreep dat zijn taak niet gemakkelijker werd omdat zijn gehoor sterk was toegenomen. Hij voelde dat het hem teveel werd en verliet het ingezaaide golfveld.

 

 

Tot zijn verrassing zag hij Tom Poes bij zijn auto. Tom Poes wilde weten waar al die vreemdelingen vandaan kwamen en waarom. De vreemdelingen zeiden: “Om te verhuizen uit Apoka… Veel zorgen Apoka is bezig te vergaan… Ouwe Salem hield een stamdag… Daar heeft een vreemdeling gesproken, die wist hoe je in de andere wereld kon komen… Daar zijn we dan.”

 

Het vluchtelingenprobleem loopt uit de hand door gebrek aan intercultureel begrip

Bij Burgemeester Dickerdack protesteerde Heer Bommel tegen de maatregelen in de blauwe brief. “’Kom, kom, Bommel’, zei de magistraat gemoedelijk. ‘Je moet het van de vooruitstrevende kant zien Deze vreemdelingen zijn lieden in nood… Het gemeentebestuur heeft gemeend de helpende hand te moeten bieden… en geeft met gulle hand… Afgedankte kerken, lege pakhuizen, slooppnanden, begeleiding door zielkundigen,’ zei hij met ernstige blik.”

 

 

Burgemeester Dickerdack, kruidenier Grootgrut en bediende Joost

Heer Bommel verliet nadenkend het stadhuis en ging naar de winkel van Grootgrut om een innerlijk leeg gevoel te verhelpen met grutsprits. De brave kruidenier luisterde niet naar zijn bestelling maar zei tegen een vrouwtje dat ze nog moest betalen. “Betalen? Wat is geld?,”  vroeg de klant. “Meneer bedoelt zeker gouden dubloenen. Maar die zijn hier toch genoeg? Alles plenty hier. Plenty eten, en dubloenen liggen op straat. Dat is op de stamdag beloofd.”

“Het geld ligt hier op straat, he? Voor jullie dieven zeker, Maar niet voor hardwerkende middenstanders,” riep de kruidenier. “Ze zijn echt aan het zoeken, ziet u wel,” zei heer Bommel, kijkend naar  op straat kruipende en zoekende vreemdelingen, die al een uur aan het zoeken waren.

“Als meneer iets terug wil hebben voor zijn leeftocht, kan ik hem een gomba-knol aanbieden – of mijn zondagse deken. “Ouwe Salem heeft het zeker verkeerd begrepen,” zei het vrouwtje.

“Politie, ze plunderen mijn winkel” riep de verhitte kruidenier die zich voor de gek gehouden voelde. Brigadier Snuf had al een geruime tijd een oogje op de over de straat kruipende vreemdelingen, om dat het verkeer er hinder van ondervond. “Ga maar es mee naar het bureau.” zei hij.

Bij Bommel had de behoefte aan grutsprits plaatsgemaakt  door diepere gedachten. “Ze begrijpen er niets van. Ik trouwens ook niet, al zeg ik het zelf… Ze komen  van een andere wereld, die aan het vergaan is, maar dat zal wel politiek zijn. Vergaan is natuurlijk vervelend, maar het is nog geen reden om tot diefstal te vervallen… Nee, ze kunnen beter teruggaan en zorgen dat hun eigen  land gered wordt, in plaats van Rommeldam naar de ondergang te voeren. Hier ligt een grote taak voor een voorzitter…”

 

De TV toespraak pakt anders uit dan bedoeld

Deze gedachten deden hem besluiten de zaak krachtiger aan te pakken, zodat hij zijn schreden richtte naar de Rommeldamse Courant. Daar zat redacteur Argus het artikel van de hoofdredacteur uit te werken. ”Zo’n inval van buitenlanders brengt het bestaan van al onze lezers in gevaar. En dan moet ik het niet alleen maar over de tuin van hoofdredacteur Fanth hebben.” Bommel noemde een veel breder scala van problemen: “Het gaat om diefstallen in kruidenierswinkels. Geschreeuw in de nacht. Rommel maken en klagen over de wereld die vergaat omdat ze zelf te lui zijn om hem netjes in elkaar te zetten, zoals wij dat hier doen,.. Zodat iedereen er een voorbeeld aan kan nemen. De politie heeft handen vol werk…”

“Heel goed,” onderbrak de verslaggever terwijl hij zienderogen opklaarde. “Zo zie ik het wel zitten. Voelt u er niks voor om een paar woorden voor de TV te zeggen als voorzitter? Ik kan het wel versieren.” Argus greep de telefoon en Heer Bommel begaf zich voldaan naar huis.  “Ik zal een pakkende toespraak uit het hoofd gaan leren, als Tom Poes die even voor me opschrijft.”

Tom Poes volgde aanwijzingen van de vreemdelingen die hem naar ouwe Salem voerden die ook zei dat Apoka is aan het vergaan was. “Apoka ligt aan de andere kant van het Zwarte Water waar niemand overheen kan. Maar er kwam een vreemdeling die zei dat er een andere wereld bestaat, waar dubloenen aan de struiken groeien… Nou, het is hier een mooie wereld… Hij kwam door het water terwijl dat niet kan… Wisten niet dat andere wereld bestond,  tot geruite vreemdeling vertelde op stamdag… Ik heb zelf de boodschap doorverteld. Zijn hem zeer dankbaar,” aldus oude Salem.

Tom Poes verwerkte zijn bevindingen in de toespraak die Bommel hem vroeg te schrijven: “Wat ik naar voren wil brengen is dit: wij hebben het al moeilijk genoeg voor onszelf. Niets dan belastingen, ruimtegebrek, stakingen en parkeerproblemen, zodat we niet voor vreemden kunnen gaan zorgen. Maar de overheid heeft daar geen begrip voor, terwijl het beleid van de burgemeester slap is.”

 

 

Bommel tobt over zijn toespraak en redacteur Argus

De burgemeester sprak bezorgd met de ambtenaar eerste klasse Dorknoper. “Hier is geen sprake van buitenlanders, aangezien ze geen grens gepasseerd zijn, Artikel 45 sub 7, noot f… Het is de plicht van de overheid om hulpbehoevende gemeenteleden bij te staan. De voorschriften zijn helder.”

Bommel begon zijn toespraak over de misstanden, recht uit het hart, “over het platlopen van vreemdelingen, zodat vreemde smetten en  blauwe enveloppen de spuigaten uitlopen door het ingrijpen van de overheid.” Toen hij de draad kwijt was las hij de papieren van Tom Poes voor.

“De bewoners van Apoka hebben onze steun nodig… Hun land is aan het vergaan… Een goede en wijze Rommeldammer heeft de arme drommels de weg gewezen. Zo konden ze onze wereld bereiken… We zeggen weleens dat we het zelf moeilijk hebben, maar… vergeleken bij de vluchtelingen hebben wij het erg goed. En bovendien hebben we een gemeentebestuur dat lieden helpt die in nood verkeren…”

In deze trant ging de redenaar voort, zodat de bezorgde burgemeester aan zijn lippen hing.

De telefoonlijnen  naar de studio raakten overbezet. “Het is een horreur,” sprak markies de Cantclaer, “dat ze de grens overschrijden met steun van de overheid. Regisseur Onderdensteen mompelde tussen het rinkelen van  de telefoons: “Mijn naam is gemaakt!”

“Ik heb iets heel anders gezegd dan ik gezegd heb, ” realiseerde Bommel zich vertwijfeld. Thuisgekomen nam zijn trouwe bediende Joost ontslag. De volgende morgen werd hij gewekt door een overrijpe tomaat, die hem vol op de schedel trof. Door het venster werd hij uitgejouwd door plaatsgenoten. “U zult naar een andere leverancier moeten omkijken,” zei kruidenier Grootgrut met zuinige mond, toen Bommel door de achterdeur wilde vluchten.

 

Op zoek naar de oorzaak van de vluchtelingenstroom

Heer Bommel voelde zich bedrogen door Tom Poes. Door iedereen in de steek gelaten, trok hij de wijde wereld in. Van buurvrouw Doddel, kreeg hij een bloem, als laatste herinnering. Zij had de toespraak niet gehoord, omdat zij een buitenlands gezin te gast had met een snoezige baby.

Toen het landschap woester werd kwam hij daar Tom Poes weer tegen, die het misverstand probeerde op te helderen. Hij zei dat hij had geschreven wat hij dacht dat Bommel bedoelde. Toen zij de ouwe Salem bereikten was Bommel aanzienlijk gekalmeerd. “Daar ben je weer. Goed dat ik je zie. Elleloejah.”

“W-wat bedoelt u?, ” stamelde Heer Bommel, want Salem (b)leek hem te kennen. Tom Poes had een vermoeden dat de vluchtelingen over het Zwarte Water waren gekomen en vroeg Salem waar dat was. Toen zij daar aankwamen, zagen zij een afgeladen vaartuigje met vreemdelingen die juichend op Heer Bommel toeliepen. Een dame schudde hem warm de hand. “Bent u al hier? We dachten dat u nog daar was. Hier zijn we toch in de andere wereld?,” zei zij. “Ik begrijp niet wat u bedoelt,” zei Bommel. “Ik doe mijn best om goed te doen, maar alles is tegen mij, zodat ik verkeerd begrepen wordt en ik er eigenlijk niet wil zijn…”. Hoewel ze nauwelijks luisterden, waren de vreemdelingen blij hem te zien.

 

Bommel ontmoet de vluchtelingen die zojuist zijn aangekomen met veerman Wammes Waggel

 

“Terwijl zij in de mist verdwenen, lieten ze heer Ollie ontregeld achter. Hij snapte er niets van. ‘Ik verbiedt deze veerdienst… We hebben het al moeilijk genoeg zonder vreemden… Dit moet gestopt worden,’ zei hij, terwijl hij een kreet hoorde in de mist. Hij wilde persoonlijk ingrijpen, maar viel in het water. Meegenomen door een sterke stroming kwam hij op de andere oever terecht. Daar werd hij opgemerkt door een bejaarde inboorling, ouwe Salem. “Iemand uit de andere wereld,” stelde deze vast.

 

Een wereld die vergaat

“Waar ben ik?”, vroeg Bommel. “In Apoka,” zei Salem. “Ik ben Olivier B Bommel,” stelde hij na enig nadenken vast. Er was een leegte in zijn denkvermogen en hij verviel in een tobberig zwijgen tot de gouden bloem van juffrouw Doddel zijn dwalend oog trof. “Gouden Doddelbloem,” zei hij. Ouwe Salem maakte daar gouden Dubloem van en hoorde dat er aan de overzijde veel van meer waren en dat zij aan struiken groeiden. Hij sloeg zijn arm om Bommel heen en nam hem mee langs een weg vol stenen en zwaveldampen, terwijl de grond op vele plaatsen openbarstte.

Hij hoorde dat de wereld er aan het vergaan was en zag het met eigen ogen. “Waarom blijven jullie hier wonen,” zei hij en stelde voor het meer over te  varen. Ze gingen naar neef Abbas, waar Bommel gastvrij te eten kreeg en als gast werd onthaald. De toehoorders hingen aan zijn lippen, terwijl hij over het land aan de overkant vertelde, waar de dubloemen aan de struiken groeiden en langs de straten. Alles was er beter.

Ouwe Salem kondigde een stamdag aan om te zien hoe ze weg konden komen. De volgende dag vervolgde Bommel zijn verhaal op meeslepende wijze tot een snel groeiend publiek. “In mijn wereld is alles beter… zonder vulkanen, waar het steeds maar prettiger wordt, omdat er voor iedereen wordt gezorgd en geld geen rol speelt… Overal kan men een eenvoudige maar voedzame maaltijd krijgen. Van vergaan is geen sprake, want van alles is overvloed. Wij kennen geen armoede…”.

 

Heer Bommel met Oude Salem in Apoka als gast die vertelt over zijn wereld waar alles beter is

 

De overtocht naar de andere wereld

“Hoe kunnen we in die andere wereld komen.” vroeg men. “Ik moet ons uit deze wereld redden,” zei Bommel. Hij zag het als zijn plicht en herinnerde zich vagelijk een boot. “Ik moet de zorgen van onschuldigen lenigen want het zijn ook mijn zorgen, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik dacht aan een list of zoiets… Een heer is nooit alleen. Altijd zijn er anderen die de  steun van zijn hulpbehoevende hand vragen.” De vluchtelingen verzamelden zich aan het water.

Intussen haalde Kweetal de uitvinding uit het water, die hij er in gegooid had, waardoor de tijd drie dagen werd teruggezet. Toen brak er een vulkaanuitbarsting los. Heer Bommel werd in het meer geworpen, terwijl hij een luide kreet slaakte en de vreemdelingen zich uit de voeten maakten. Zijn kreet werd aan de overzijde gehoord door Tom Poes, die er met de boot op af ging. Net op tijd.

“Daar aan de overkant! Lieden in nood! D-daar vergaat de wereld… Ga ze redden,” zei Bommel. “Het was allemaal heel vreselijk. Meer dan ik verdragen kon… Drie dagen heb ik in dat vergaande land doorgebracht tussen vreselijke gevaren. Met mijn laatste krachten heb ik de arme lieden de weg gewezen naar onze wereld.”

Tom Poes meende dat Bommel had gedroomd, omdat hij geen drie dagen in het water had gelegen maar slechts even. Ondertussen kwam de boot afgeladen met Apoka’s aan land, die Bommel met gejuich begroetten. “Hier zijn we toch in de andere wereld?”, zeiden zij. “Er zijn nog veel meer vluchtelingen aan de overkant,” zei hij tegen de veerman. Maar deze zei dat hij dagenlang aan het overvaren was en velen aan de andere kant had gebracht.

Kweetal en het landgoed Bommelstein

 

De gemoederen komen tot bedaren

Een mogelijke verklaring voor de rampen zou kunnen zijn dat er drie dagen verschil was door de uitvinding die Kweetal in het water had gegooid: de ‘ruimtehevelaar’. “Het is iebel om naar de andere wereld te hevelen,” zei Kweetal. “Maar ongemaakt maken wat men maakt is heel moeilijk.” Toen de hevelaar uit het water was gehaald trok de mist op. De vulkanen verdwenen. Het geheugen van Bommel  keerde terug. Hij herinnerde zich zijn TV toespraak en vertelde Tom Poes zijn avonturen in de Andere Wereld.

Ze kwamen de burgemeester tegen, die zei: “Je hebt zoveel goeds gedaan voor de Apoka’s door je TV optreden… Je moet voorzitter worden van de commissie tot hulp aan de Andere Wereld. Persmagnaat O. Fanth nodige hem uit voor een interview onder invloed van de vele merendeels positieve reacties die Bommel bij het publiek had losgemaakt met zijn TV toespraak. Zijn buurvrouw Juffrouw Doddel las het de volgende dag en zei: “Dat is nu echt Ollie. Die denkt altijd aan anderen. En dapper is hij ook… Als hij maar niet zo verlegen was.” Bediende Joost las het ook en bood zijn diensten weer aan. Kruidenier Grootgrut leverde zijn boodschappen weer korzelig af op Bommelstein.

Een merkwaardig soort cirkel van oorzaak en gevolg in het verhaal is dat Bommel de stroom van vluchtelingen zelf (eerder) op gang heeft gebracht door hen terug in de tijd de weg naar zijn land te wijzen. Daar komt hij ze (weer) tegen en gaat actie ondernemen, die hem weer voert naar Apoka, waar de wereld vergaat en hij de weg wijst naar Rommeldam. Toonder plaatst in het verhaal van toen de ‘protestvisie’ van Bommel vóór de ‘helpende visie’ in chronologische volgorde.  

De vraag is of deze laatste visie anno nu niet enigszins uit de hand dreigt te lopen gezien de aanzwellende stroom vluchtelingen en de beperkte ruimte en opvangcapaciteit, afgezien van de ingrijpende consequenties van massale migratie op lange termijn, die niet zijn te overzien.

De burgemeester schilderde na de instelling van de commissie op gevoelige wijze de moeilijkheden van een vooruitstrevend gemeentebestuur dat alle stadgenoten wilde helpen; ook als ze uit de andere wereld kwamen. “Ik heb zèlf, persoonlijk om hulp geroepen,” zei Bommel – en dat kwam uit het diepst van mijn gemoed.”

De rampen en storingen in de Andere Wereld leken opgelost. Dan zouden de vreemdelingen weer terug konden gaan. tenzij de Andere Wereld was verdwenen. Maar dat vermeldt het verhaal niet.

 

Verandering van visie door eigen ervaring van een noodsituatie

De oorzaak van de problemen in de Andere Wereld lijkt impliciet maar niet expliciet zo verwoord, verband te houden met een verstoring van het natuurlijk evenwicht door technische storingen van de mislukte uitvinding van breinbaas Kweetal, die veel weg heeft van een gestoorde wetenschapper en techneut. Kan deze verstoring in breder verband ook op de industriële revolutie van toepassing zijn, die de oude orde heeft verstoort in naam van de Vooruitgang? Dit lijkt op ‘hinein interpretieren’ in een breder cultuurhistorisch verband.2 Uit andere strips met de nietsontziende professor Sickbock blijkt dat Toonder ook op de wetenschap en techniek en op ‘de bovenbazen’ een maatschappijkritische visie had, die nadere bestudering meer dan waard is. Hij was een natuurliefhebber met een pantheïstische ecologische visie en verhuisde mede daarom naar het landelijke Ierland.

Opmerkelijk is de ‘paradigma-verschuiving’ die heer Bommel doormaakt door een soort Bijna Dood Ervaring en zijn contact met de Andere Wereld als hulpbehoevende. Marten Toonder is geëmigreerd naar Ierland en heeft zelf ervaren hoe het is als nieuwkomer een land binnen te komen. Vragen die dan opkomen zijn: Hoe zou je zelf behandeld willen worden als je in zo’n situatie zou verkeren? Wat zou je doen als de wereld hier of elders vergaat, of  als je in een andere wereld terecht komt, of als mensen uit een wereld die vergaat  hierheen komen ?

Wat doen we dan met de Gouden Regel van Confucius, het christelijke beginsel van “uw naaste als uzelf: Wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”, of de grondwet van de ethiek van Kant: “Handel zo dat de stelregel van uw handelen een regel voor allen kan zijn”, de zgn. categorische imperatief: handelen op de manier waarvan je zou willen dat iedereen zo zou handelen.1

Kunnen we dit ook niet omkeren? Dus: wat je anderen niet wil aandoen, dien je ook jezelf niet aan te doen. We kunnen de problemen van anderen slechts in beperkte mate tot de onze maken, als we onszelf deze problemen niet willen aandoen. En dienen we onszelf niet te beschermen (tegen onszelf en onze ‘goedmoedigheid’ en tegen anderen) als anderen die dit principe niet hanteren ons schade berokkenen? Heeft altruïsme en pro-sociaal gedrag ook niet zijn grenzen, als het wordt beantwoord door asociaal of antisociaal gedrag? Bepaalde waarden zijn functioneel als ze worden gedeeld, maar niet of minder als ze niet worden gedeeld en de één profiteert van de ander door diens tolerante of altruïstische gedrag, dat niet wederkerig wordt beantwoord en het daardoor begrensd. Dus inburgering, overdracht en acceptatie van gedeelde waarden in het gastland zijn essentieel, zoals Couwenberg in 1983 reeds schreef.

Een andere vraag is of dit verhaal uit 1982 is over te hevelen naar onze tijd? Bijvoorbeeld via de ‘ruimtetijd-hevelaar’ van Kweetal. Zou Toonder nu een ander verhaal geschreven hebben? De relevantie en overeenstemming in de situatie en de reacties zijn treffend en lijken niet volkomen veranderd maar de problemen zijn wel chronisch toegenomen en niet feestelijk beëindigd zoals aan het slot van het verhaal.

De wendingen in het verhaal komen door Tom Poes. Hij schreef de TV toespraak. Hij ging op onderzoek uit en vond uit waar de vluchtelingenstroom vandaan kwam. Tom Poes zou volgens een Bommel kenner het zeer redelijke alter ego of hogere Zelf zijn van Heer Bommel, die model staat voor de bovenlaag van de gemiddelde burger. Een ‘heer van stand’, maar zonder verfijnde smaak en manieren, met een goedmoedige zelfingenomenheid en aspiraties naar status en sociaal aanzien, een soort ‘nouveau riche’ en lid van de ‘leisure class’3.

 

Noten

 

1 A Vloemans, Leven  en Leer der grote denkers, Kant, p 441; H J Störig, Geschiedernis van de filosofie, deel 2, p 141; K Armstrong, De kwestie God: De toekomst van religie, p 119 e.v. over de Gouden Regel.

Dit brengt  de vraag met zich mee in welke opzichten altruïsme en prosociaal gedrag in breder verband en op langere termijn functioneel zijn, conform de inzichten van onder meer Auguste Comte, Pjotr Kropotkin in Mutual Aid, P A Sorokin in diverse studies, en David Sloan Wilson in Does Altruïsme Exist? Culture, Genes and the Welfare of Others.

Prosociaal gedrag en tolerantie is niet hetzelfde als vermenging van culturen en nationaliteiten, landen en volken met alle conflicten en  problemen die daarmee gepaard kunnen gaan. Volken hebben behoefte aan een eigen territorium en levenswijze.

2 Zie verder onder meer de stukken van Jan de Boer over de Vooruitgang, de milieuproblematiek, de vluchtelingenproblematiek en andere problemen en mijn artikel over het WTI Complex van wetenschap, techniek en industrie gebaseerd op het boek van L Laeyendecker, Bedreigde cultuur in nr 31.

3 Zie Thornstein Veblen, The Theory of The Leisure Class, zie mijn artikel Waarom we niet eenvoudig leven over het boek Filosofie van de eenvoud van De Geus in nr 32.