Civis Mundi Digitaal #40
Er volgen enkele bloemen geplukt uit de weelderige tuin van de Nederlandse literatuur
Of hoe dat heet
het licht bestaat
en dat het met
me doet en praat
en dat ik weet
dat ik er vandaan
kom, van het licht
of hoe dat heet.
Hans Andreus
In dit artikel volgen een aantal gedichten die op een treffende en prachtige manier existentiële ervaringen verwoorden die ik ’verlichtingservaringen’ noem, bij gebrek aan een betere term. Wat bedoel ik daarmee? De gewone leefwereld toont zich bij zulke ervaringen op een andere manier: voller, lichter, ruimer. Onze ervaring bestaat uit gewoonlijk uit zintuiglijke indrukken, gedachten en gevoelens. Zo’n verlichtingservaring gaat daaraan voorbij.
De gedichten gaan over licht, stilte, liefde, éénheid, het wegvallen van tijd, het niets en een enkele keer over God. Dit soort ervaringen worden ook wel mystieke ervaringen genoemd. Omdat dat woord een sterk religieuze connotatie heeft en de gedichten niet religieus zijn, kies ik niet de term mystiek. Een andere term is ervaringen van transcendentie. Transcenderen is een voorbijgaan aan, een overschrijden of overstijgen van niveaus van denken en voelen, van ervaren1.
Wat dat inhoudt is het best te illustreren door te kijken naar een meditatieproces, waarbij we in stilte met gesloten ogen zitten. Als de geest helemaal tot rust komt, blijft ’zuiver bewustzijn’ zonder inhouden over. Dit is een stille achtergrond, een open helder bewustzijn. Die stille helderheid kan tot op zekere hoogte blijven als er weer gedachten en gevoelens komen of als we actief zijn. Als de stille achtergrond permanent aanwezig is spreken we van verlichting of kosmisch bewustzijn2.
Een ervaring van verlichting, waarbij die open helderheid in het bewustzijn komt, kan ons ook spontaan overkomen. Dat gebeurde met de dichters die dat beschreven in de volgende gedichten. Die spontane ervaringen kunnen zich voordoen op rustige ontspannen momenten, vaak in de natuur, maar bijvoorbeeld ook vlak na het wakker worden in de overgang tussen slapen en waken.
De bedoeling van dit artikel is een interpretatie te geven van deze gedichten in termen van transcendentie- en verlichtingservaringen. Een tweede bedoeling is deze ervaring bij lezers herkenbaar te laten worden en te verlevendigen, Vandaar de titel: Herkent u dat gevoel?
Soms gaat het om heel bijzondere en intense ervaringen. Maar net zo vaak is het iets heel gewoons, waar echter geen acht op wordt geslagen en waarvan de implicaties niet altijd herkend worden.
Het transcendente zie ik in lijn met oosterse ideeën als ’zuiver bewustzijn’, als de ervaring van het bewustzijn zelf zonder inhouden, waardoor we de werkelijke aard van het (transcendente) subject of het Zelf leren kennen. (Hoewel dat volgens de filosoof Kant onkenbaar was. Maar we gaan het niet over filosofen hebben maar over dichters die deze ervaring kennelijk wel hebben gekend.)
Deze ervaringen van licht, transcendentie en verlichting hebben mij altijd gefascineerd. Al lange tijd heb ik gedichten verzameld waarin naar deze ervaringen werd verwezen of waarin ze werden beschreven.
Oosterse culturen
In de Oosterse culturen is transcendentie of het de ervaring van het transcendente een centrale notie. Daarmee wordt een gebied voorbij de zintuigen bedoeld, dat dus niet zintuiglijk waarneembaar is en ook het voelen en denken, het analyserende verstand te boven gaat. In de hindoeïstische traditie spreekt men van een vierde bewustzijnstoestand en noemt men het transcendente Brahman en/of Atman. Dit is te vertalen als het Al(omvattende) en het Zelf, dat wil zeggen het transcendente bewustzijn. In het Boeddhisme is een bijzonder soort ‘leegte’ een essentieel kenmerk van de werkelijkheid. China kent het Tao en ook in Japan, Tibet, en de andere Aziatische landen is het transcendente een belangrijk aspect van het leven. Dit alles in grote lijnen.
Ook in deze culturen en tradities zijn er verschillen en lopen formuleringen uiteen. Deze culturen hebben gemeen, dat ze een idee hebben van bevrijding of verlichting. Religie en filosofie zijn er niet echt te scheiden en hebben te maken hebben met de realisatie van transcendentie. Vandaar dat daar een uitgebreide ’technologie’ van innerlijke scholing is met allerlei meditatietechnieken. Er is ook veel ervaringskennis van de mechanismen die een rol spelen bij het ontstaan van ervaringen van transcendentie of verlichting.
In het Westen hebben we vaak een andere opvatting over transcendentie. Wij zijn hier meer gericht op de waarneembare werkelijkheid. Sinds de oude Grieken hebben we door middel van ons denken geprobeerd de grote vragen over de werkelijkheid te benaderen. Als dan het denken op grenzen stuit en de waarneembare dingen dreigen weg te vallen, doet zich soms een angstaanjagende afgrond voor. Dit wordt onder meer als nihilisme aangeduid3.
Het Westen heeft ook veel grote mystici en verlichte heiligen en wijzen gekend. We kunnen veronderstellen dat zij ervaringen hadden die veel overeenkomsten hebben met wat mensen in oosterse culturen ervoeren. Bij de meesten van hen was hun beleving en verwoording echter christelijk religieus en hebben zij hun ervaringen niet als transcendentie beschreven. Meister Eckhart is een uitzondering.4
In de 19e eeuw wordt in het Westen de belangstelling voor oosterse ideeën en de bekendheid met de oorspronkelijke geschriften groter bij filosofen en kunstenaars. Bijvoorbeeld bij dichters en schrijvers zoals Goethe, Novalis en de gebroeders Schlegel, de eerste oriëntalisten en indologen , zie eerdere artikelen over hen. In de jaren ’60 van de twintigste eeuw ontstaat er een meer algemene belangstelling voor oosterse culturen en voor de praktische toepassing in meditatietechnieken, mede onder invloed van de Beatles, de Beach Boys en andere artiesten en de bestsellers van onder meer Deepak Chopra en Fritjof Capra, De Tao van de fysica. Aan de recente verbreiding van de mindfulness te zien, gaat die verspreiding nog steeds door. Zo zal ook de vertrouwdheid met transcendentie en verlichting in genoemde zin wellicht groter worden.
Beschrijvingen van ’dat gevoel’
De dichter J A Dèr Mouw had klassieke talen en Sanskriet, filosofie en wiskunde gestudeerd. Hij was leraar in Doetinchem en werd daarna in Den Haag privé docent. Wat later in zijn leven groeide zijn affiniteit met de Indiase filosofie. Pas in de laatste zeven jaar van zijn leven ging hij zijn opgedane inzichten in gedichten uitdrukken en nam hij zijn dichtersnaam Adwaita aan (non-dualiteit, naar de Indiase adwaita filosofie). Zijn bekenste dichtregel: ’K ben Brahman. Maar we zitten zonder meid’6, drukt kernachtig zijn visie uit, dat het transcendente en de gewone wereld beiden recht gedaan kan worden. In het gedicht hieronder geeft hij een beschrijving een veranderde beleving van de werkelijkheid.
Kent iemand dat gevoel: ’t is geen verdriet
Kent iemand dat gevoel: ’t is geen verdriet,
’T is geen geluk, geen menging van die beiden;
’T hangt over je, om je, als wolken over heiden,
Stil, hoog, licht, ernstig; ze bewegen niet.
Je voelt je kind en oud; je denken ziet
Door alles, wat scheen je van God te scheiden.
’T is, of een punt tot cirkel gaat verwijden;
’T is, of een cirkel punt wordt en verschiet.
Je denkt: Nooit was het anders; tot mijn Wezen
Ben ’k al zo lang van sterflijkheid genezen.
Je weet: Niets kan mij deren; ik ben Hij.
Tot zekerheid je twijfel opgeheven,
Zo hang je als eeuwig boven je eigen leven:
Je bent de wolken en je bent de hei.
Het gaat de dichter om iets anders dan de vertrouwde gevoelens. Dat is niet gelokaliseerd in jezelf als persoon, maar het hangt in de ruimte om de persoon heen. Ook de ervaring van ruimte is veranderd. De wolken bewegen niet, maar er is wel een dynamische stilte: de punt die cirkel gaat worden, de cirkel die punt wordt en verschiet. Tijd valt weg, de dichter voelt zich tegelijk kind en oud. En hij voelt zich niet gescheiden van God.
’Nooit was het anders’, is zijn ervaring. Het gaat om een onderliggende werkelijkheid die eerder niet gezien werd en waarin angst en twijfel zijn verdwenen, waarin niets hem kan deren en hij zekerheid ervaart. Hij ’hangt als eeuwig boven zijn eigen leven’, dit suggereert dat er een voortdurende afstand is tot dat leven. Maar tegelijkertijd zegt hij: je bent de wolken en je bent de hei. Er lijkt een tegenstelling te zijn, maar die gaan heel vanzelfsprekend samen, een uitdrukking van non-dualiteit, het samengaan van het transcendente met de wereld van de verschijnselen.
Het volgende gedicht van P N Van Eyck ’Voor het raam’ bevat een aantal van dezelfde kenmerken van een dergelijke ervaring. Van Eyck (1887-1954) was een literair criticus en werd later hoogleraar literatuur in Leiden. Hij was een introverte man die zijn leven lang zocht naar een existentiële diepte door zich met poëzie en literatuur bezig te houden. In dit gedicht beschrijft hij een moment waarop hem een verandering van manier van aanwezig zijn overkomt.
Voor het raam
Hier, in mijn eigen leven: ik.
Op gras en takken stilte en sneeuw -
Wat droomde ik van heelal en eeuw?
Daar is alleen: dit oogenblik.
Ik voel ’t. En toch, niet gans als míjn,
Maar of ’t mij toeruist door die boom:
Een stem, van verder dan mijn droom
Gezongen uit een dieper zijn.
Wel weet ik: als die stem mij richt,
Wordt eens dit bont-verweven lot
Plotseling tezaamgetrokken tot
Eén, helle, kern, een flitsend licht.
Hoewel ’heelal en eeuw’ concepten zijn die over heel ruime werkelijkheid gaan, ervaart hij ze nu als een droom. Dit ogenblik is voor hem de echtere realiteit. Daarin opent zich een andere dimensie van voelen. Maar net als in het gedicht van Der Mouw hierboven, kan hij zich dat voelen niet toe-eigenen. Het ruist hem toe door een boom. Het komt van verder dan de droom van de normale ordeningen, ’gezongen uit een dieper zijn’. En hij weet dat als hij zich daarop richt dit moment zich zal ontwikkelen in nog iets anders: de intense felheid van licht, van het Ene, dat hij ten diepste is.
Een andere werkelijkheid
M. Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, (1909–1998). Zij groeide op in Den Haag, studeerde in Leiden en ging met haar gezin wonen in Groningen. Ze was kinderpsychiater en leidde een intens sociaal leven. Ze heeft een betrekkelijk klein oeuvre geschreven dat veelvuldig bekroond is. Vaak eindigen haar gedichten, na een reeks natuurindrukken, met een zelfbespiegeling. Die heeft een heel aantal keren de aard van een ervaring van transcendentie.
Uittocht
De koningen zijn koningen gebleven
ik heb hun tronen weggenomen;
de slaven bleven slaven,
ik nam de ketens af.
Des avonds zijn zij weggetrokken.
Zo konden zij niet in mij wonen.
Wie schrijden kon schreed,
trots en bemind tot op het laatste ogenblik;
wie strompelen moest strompelde,
dieper bemind en tot het eind toe ondersteund.
Het laatst verdween, gezogen door de sluis der poorten,
een draaikolk paarden, met een zwiep der staarten,
en toen het stof was neergezegen
en ook het laatste gruis geruis,
hoorde ik alleen mijn hart nog slaan,
als zocht het kloppende hen in te halen,
maar ‘t hart kon ik niet laten gaan.
In ‘t duister zag ik toen de poort verdwijnen,
de hoge wallen krulden terug als blaadren
en ‘k stond alleen zoals een stamper doet.
Kom! Lopende op blote voeten …
Als het gevoel van transcendentie zich aandient, kan de gewone structurering van de werkelijkheid veranderen of zelfs verdwijnen. Dit is prachtig beschreven in het gedicht Uittocht van Vasalis. Zij gebruikt symbolische beelden om heel liefdevol het wegvallen van elementen uit haar innerlijk te beschrijven.
De koningen, de slaven, de paarden verdwijnen door de sluis der poorten. Alleen haar hart blijft. Dan verdwijnt ook de poort en zij staat alleen zoals een stamper van een bloem. De laatste regel Kom! Lopende op blote voeten, is een verwijzing naar woorden uit de Bijbel (Exodus 3). Mozes moet zijn sandalen uitdoen als hij het goddelijk vuur nadert in de brandende braambos. Als alles is weggevallen laat het grootse zich zien.
De Vlaamse dichter Herman de Coninck (1944 –1997) was tevens essayist, journalist en tijdschriftuitgever. Hij staat bekend als “de man die zijn volk poëzie leerde lezen”, omdat zijn gedichten zo toegankelijk zijn.
In het volgende lichtvoetige gedicht vertelt hij wat hem gebeurt als hij naar een nachtegaal luistert.
Dichter bij onszelf dan wij
zingt in een boom de nachtegaal
en gaat met al ons weten
verder dan wij weten aan de haal
hij zingt voor ons, voor jou, voor mij
tot één plus eén haast vier is
en voor zijn eigen lief zingt hij
tot waar ook ter wereld hier is
Dichter bij onszelf dan wij: de afstand die er gewoonlijk is als we iets waarnemen is verdwenen. De nachtegaal gaat met alles wat we gewoonlijk weten aan de haal. Hij zingt intussen gewoon door tot één plus een haast vier is: een ervaring van overvloed en volheid. Ook de ruimte en tijd verandert: ’tot waar ook ter wereld hier is’. Alles gaat op in de volheid van de ervaring van dat moment.
Wie herkent niet dat de ervaring van grote schoonheid onze werkelijkheid zo kan veranderen?
Ervaringen van licht
Vanouds wordt bewustzijn gezien als licht of helderheid. Iedere waarneming, ervaring of gevoel veronderstelt bewustzijn, de helderheid die mogelijk maakt dat er iets ervaren of waargenomen wordt. Meestal kijken we naar de dingen die in dat licht verschijnen, die zichtbaar worden door dat licht. Het kan zijn dat het licht van bewustzijn heel intens wordt. Dan ervaren we het bewustzijn dat de dingen zichtbaar maakt én de dingen in het licht van dat bewustzijn tegelijkertijd.
Herman Gorter is een voorbeeld van iemand die kennelijk zeer ontvankelijk was voor een geïntensiveerde gevoelservaring waarin dit gebeurde. Vooral in zijn vroegere periode spreekt hij vaak extatisch over het licht. Hier een voorbeeld waarvan er nog velen te vinden zouden zijn.
‘O alzegenend licht,
witheerlijk, witgespreid licht’
Gorter (1864-1927) is vooral bekend geworden door zijn gedicht van epische lengte waarmee hij als dichter debuteerde Mei (1889). De openingsregel van dit gedicht: Een nieuwe lente en een nieuw geluid is een bekendstaande uitdrukking geworden.
De gevoelige Gorter had zocht naar een verbinding met de wereld en vond die in de toen nieuwe beweging van het socialisme waarvan hij een van de voormannen werd.
In het gedicht hieronder gaat de ’lichte’ ervaring in de natuur samen met stilte.
De heide is maar stil
De heide is maar stil,
het is overal vol licht,
en als een zilverspil
het zonnelicht;
de wolken varen weg
over het vage blauwgrijze,
heel ver liggen witte weg
op zilvere wijze.
Ik voel de wind vergaan
om mijne oren,
ik wilde wel vergaan
in ’t licht te lore.
Zoals de wind verwaait om zijn oren, zo verlangt hij op te gaan in het licht. Het licht is een heel gelukkige en intense ervaring. Het is het verlangen om vrij te zijn van de beperking van structuren van de werkelijkheid.
Pierre Kemp (1886-1967) is een andere dichter die het licht vaak bezingt. Hij woonde in Limburg, werkte eerst als plateelschilder en daarna als loonadministrateur bij een steenkolenmijn. Opvallend is de speelsheid van zijn gedichten en de verwondering van waaruit hij schreef.
Het licht is rond
Het licht is rond en rolt naar alle kanten
de bergen op en af, de dalen door,
de wezens in en uit en langs de planten
stijgt het de bomen in en gaat het alles voor.
Waarheen? Ik vraag dat niet, ik kom, ik ga,
omdat mijn handen en mijn voeten,
mijn ogen en mijn hart zo moeten
en ik het licht nu een maal zo versta.
Hij ervaart zichzelf als één met het licht en kan daar geen afstand van nemen om zich af te vragen waar hij heen gaat en waarom hij doet wat hij doet: hij is het licht. Omdat hij het op zijn manier verstaat, kan hij niet anders dan er zo uitdrukking aan geven.
Cees Nooteboom werd in 1933 geboren en heeft naast romans veel reisverhalen geschreven. Daarnaar gevraagd typeert hij zelf zijn schrijverschap vooral door zijn gedichten. Zijn werk is heel veel vertaald. Hij is in het buitenland, met name in Duitsland, bekender dan in Nederland.
Zelf
En als we ons zelf
nu eens achterlieten?
Daar gaat het, zonder groeten,
mokkend en tobbend
op zoek naar iets beters.
Het kijkt niet eens om.
En wij?
Wij moeten eerst wennen
aan dit stralende landschap
van vroeger en later,
van lichtende tijd
zonder nu.
In dit gedicht doet Cees Nooteboom verslag van een experiment: als we onszelf, dat verbonden is met de gewone werkelijkheid, nu eens achterlaten? Dan moeten we wennen aan een stralend landschap van lichtende tijd. Daar is vroeger en later, maar geen nu. Dat laatste lees ik als een gevoel van tijdloosheid die gepaard gaat met deze zelfloze ervaring waarin alleen licht is overgebleven.
Over het verlangen om in de verlichting of transcendentie op te gaan
De ervaring die ik wil illustreren met de gedichten die hierboven staan, gaat over een verandering van hoe en waar we in onszelf ons zwaartepunt voelen, hoe we aanwezig zijn. Als de gewone manier waarop we onze werkelijkheid construeren verandert, dan krijgt een ander gevoel de kans bewust te worden ervaren.
Sommige dichters beschrijven niet de ervaring zelf, maar drukken het verlangen uit naar dat andere gevoel, dat ze kennen of vermoeden. Hieronder enkele voorbeelden. Ook deze beschrijvingen werpen licht op de ervaring van verlichting of transcendentie. Deze ervaring van een abstracte werkelijkheid kan de vorm aannemen van een verlangen om niets te zijn, om vrij te zijn van alle ervaring van vormen of gevoelens.
De gedichten van J.C. Bloem (1887-1966) vertolken een sombere levensvisie. Toch bevat zijn werk ook gedichten waarin sprake is van innerlijke rust en zelfs van geluk, denk aan de bekende dichtregel: Domweg gelukkig in de Dapperstraat. De in dit artikel opgenomen gedichten komen uit zijn latere werk.
Het Baanwachtershuisje
Het kleine huis, dat aan de spoorbaan staat,
Waarlangs de koorts van het reizen komt gevlogen,
- De bonte was hangt aan de lijn te drogen -
Wie weet, hoe zacht daarbinnen ’t leven gaat?
En deze jonge moeder met het kind -
Haar dromen drijven op haar zuivre zinnen
Naar de verliefdheid van het eerste beminnen
Bij de oude omhelzing van de zomerwind.
Maar zelfs al was dit onuitzegbre mijn,
Nog zou het diepst verlangen niet verdwijnen
Om na dit derven en dit lange schijnen
Eindlijk te zijn.
Zelfs het onuitzegbre geluk van het leven van de jonge moeder kan niet het verlangen stillen om te zijn. De structurering van de werkelijkheid damt het transcendente zuivere bewustzijn in, dat geen grenzen heeft. Het hoort tot de ’condition humaine’ dat we wel een intuïtie hebben van oneindigheid, maar niet gemakkelijk los kunnen komen van beperkingen en het onbegrensde ervaren.
Frederik van Eeden (1860–1932) was psychiater en schreef naast gedichten romans. Het meest bekend zijn Van de koele meren des doods(1900 later verfimd) en De kleine Johannes(1887), waarin hij zich verplaatst in de wereld van een kind dat de wereld anders ervaart dan volwassenen en Van de koele meren des doods. Hij stichtte het sociale experiment Walden en hield hij zich diepgaand bezig met taal- en begripskritiek en studie van dromen.
De Noordewind
De wind waait hoog en kent de mensen niet.
Hoog wil ik stijgen met de Noordewind,
boven ’t gerucht der stemmen - boven ’t licht
der volle straten. Weg! het warm gewoel,
de weke druk van mensen om mij heen!
Ik wil ééns vrij zijn, ééns oneindig vrij,
dat er geen liefde en lachen om mij is,
geen zoete stem, geen blik van vrienden-ogen
geen weekheid en geen weemoed en geen lust.
’k Wil eenzaam stijgen in de Noordewind,
die in de kille nacht gestadig waait
groot en onwetend.
Stijgend wil ik neerzien
met koude blik en onbewogen mond
op wat voor eeuwig wegzinkt onder mij.
En als de passies, die ’k heb liefgehad,
zich aan mijn kleedren hechten en ’t gelaat
met schreien heffen en mij angstig vragen,
hen niet alleen te laten in den nacht ...
dan zal ik zwijgend hun gekromde handen
losmaken van mijn kleed, - en als zij vallen
zal ik niet sidd’ren bij den doffen slag ...
maar zingend rijzen in de koude nacht.
Hoewel van Eeden zijn verlangen om oneindig vrij te zijn in dit gedicht uitdrukt, ervaart hij dat als koud en niet iets wat vanzelf en gemakkelijk gaat. Dat is anders in dit gedichtje van Pierre Kemp hieronder. Ondanks de kennelijk positieve sfeer waarin hij zich bevindt, verlangt hij ernaar niets te zijn.
Finale
Er rest mij soms maar deze éne behoefte,
te rusten,
en met een bloem tussen mijn tenen
en een ring van zonlicht op een knie
niets te zijn.
Pierre Kemp
Verlangen alles te zijn
Niets te zijn, de ervaring van zuiver bewustzijn zonder invullingen geeft vrijheid. Maar zoals DèrMouw al schreef: ‘’k ben Brahman. Maar we zitten zonder meid’. De wereld van vormen is er ook. Er lijkt ook altijd ook het verlangen te zijn om ons daarmee te verbinden, een eindeloos verlangen om de wereld en haar verschijnselen te leren kennen, op te nemen in ons gevoel en er een deel van onze leefwereld van te maken. In de gedichten hieronder neemt dit verlangen de vorm aan van een universele liefde. Dat werd ook uitgedrukt in de laatste regel van het hierboven al geciteerde gedicht van DèrMouw: ‘Ik voelde eenzelfde adoratie branden voor God, Kant, Bach en haar vereelde handen’.
Voor Gorter was een grenzeloze liefde voor de mensheid de inspiratie voor zijn betrokkenheid bij het socialisme.
Men zou voor de mensheid
Men zou voor de mensheid gaarne willen sterven,
Men zou in ’t heelal wel willen vergaan,
Zulk enen blik van liefde willen slaan
Op al wat is, dat men daarna moest derven
Het licht, het zoete licht. Zo zijn de erven
Der mensen, dat ze uit liefde die ze aan
Het leven houdt - uit ’t leven willen gaan,
Alsof ze daardoor dan n meer verwerven.
Men voelt het diepste van des levens gloed
In liefde voor de mensheid, men is niets
En toch alles, wanneer men dat goed doet,
Dat beminnen. Men is teg’lijk een iets
Tijd’lijk en eeuwig . Men voelt zuivre banden
Van zich uitgaan tot in de verste landen.
Gorter drukt in dit gedicht heel mooi het samengaan van dat niets en alles uit, van tijdelijk en eeuwig. Het willen sterven voor de mensheid is op te vatten als een verlangen ’het kleine zelf’ los te laten, volledig op te gaan in de liefde, die grenzeloos en universeel is geworden. Dit is voor hem de toegangsweg naar een non-duale toestand van zijn.
J.C. Bloem rijdt in een trein als de volgende gevoelens in hem opkomen:
Lichte Vensters
[…]
Ziet, dan gloeien lichte vensters open,
Waar de mensheid zich een woon verkoos.
En mijn hart is plotsling volgelopen
Van een liefde, vreemd en mateloos.
En ik vraag aan mijn ontroerde zinnen,
Aan den donkren, zachten zomerwind:
Waarvandaan dit wondere beminnen?
Wat, dat mij aan deze mensen bindt?
Niets - dan dat wij allen zijn geheven
Op de toppen van één golf van tijd;
Dat wij breken in dezelfde reven,
Waar het strand des doods onze aandrift splijt.
…...
Hetzelfde zegt hij in de volgende strofen uit het gedicht Liefde
…...
Alleen wanneer ik neder ben gezeten
in avondeenzaamheid en lampgesuis,
en al wat mij benauwde heb vergeten,
begint er in mijn hart een zacht geruis
Dan wellen in mij nooit-verwonnen drangen,
dan gaat een stroom van liefde van mij uit,
die alle mensen in zich houdt omvangen,
nu zij zich eindelijk niet meer voelt gestuit.
Dan heb ik ’t hart weer van mijn jeugd gevonden,
en ben ik warm van innerlijke gloed.
Al wat de wereld in zich houdt gebonden
dat voer ik de beminden tegemoet.
…..
In deze ervaringen van een overlopende liefde, vreemd en mateloos, verlangen de dichters zelfs om te sterven voor de ander. Dat lees ik als een loslaten van hun ego, van hun kleine zelf en opgaan in een groter zelf van universele liefde.
Rutger Kopland, pseudoniem van Rutger Hendrik (Rudi) van den Hoofdakker (1934–2012) was dichter en schrijver. Van beroep was hij psychiater in Groningen, maar bij een groter publiek is hij bekend als dichter. Vooral in zijn latere werk onderzoekt en ontmaskert hij illusies in de werkelijkheid getypeerd door de volgende regels:
wat overblijft, volmaakte rest,
volmaakt onbelangrijk.
De ervaring van een ruimere manier van zijn waarin men één is met de wereld om ons heen, hoeft niet altijd met zulke intense gevoelens gepaard te gaan. Vaak wordt heel eenvoudig vastgesteld: er is geen verschil tussen mij en wat ik zie: ik ben dat wat ik zie. We kwamen dat tegen in het eerste gedicht van Dèr Mouw die schreef: ’je bent de wolken en je bent de hei’. In het volgende gedicht van Rutger Kopland wordt hetzelfde beschreven: een ervaring van ruimte van binnen, een ruimer worden in de manier van zijn.
De tafel het raam
Iemand is gaan zitten aan de tafel en
langzaam gebeurt het langzaam verdwijnt hij
uit zijn gedachten gaat hij vergeten
de tafel is leeg en het is alsof de leegte
in hem binnendringt hem vervult
langzaam gaat hij met zijn ogen
tegen de muur omhoog naar het raam
naar het uitspansel over het dorp
ziet hij de vogels van de hemel
hoe zij dwalen rond de toren van de kerk
en de wolken hoe zij voorbijwaaien
denkt hij ik ben alles wat ik zie
Eerst vallen van de gewone manieren van ervaren weg, dan verschijnt een ruimer gevoel van zijn. Een kenmerk daarvan is het zijn van wat waargenomen wordt. Het innerlijke zwaartepunt van waaruit we ervaren heeft zich verplaatst naar een dieper punt van zijn, terwijl wel gewone ervaring van de wereld om ons heen doorgaat.
Het volledig zijn van iedere ervaring
Nog een manier waarop de ervaring van een veranderde lege werkelijkheid kan voorkomen is het volkomen vol zijn van de waarneming zodat er verder niets aan hoeft te worden toegevoegd. Wat er is, is al een vol-ledige werkelijkheid. Alle verlangens zijn opgeheven zoals in het boeddhisme wordt nagestreefd.
Gang
Ik, de zon en de weg
en de zon, de weg en ik
in zonderlinge samenhang
op dit ogenblik.
Ik ruik geen bloemen, ik zie
geen bomen, geen vogels, geen heg.
Ik voel maar een gaande man in de zon
op een weg.
Pierre Kemp
De zonderlinge samenhang is een zo volledige ervaring dat er verder niets gezien wordt.
In het onderstaande kleine gedichtje van Bloem vervallen alle overwegingen over geluk in het leven als de nachtegalen zingen.
De nachtegalen
Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht,
’t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? - In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.
J. C. Bloem
Als Vasalis in de nacht een paard tegenkomt, wordt ze uit de tijd geslingerd ’nu-voorgoed’ en schrijft ze alleen maar op wat er dan is, een overvolle ervaring.
Nachtelijke ontmoeting
Uit de sneeuwwitte weide verrijst onverhoeds
een paard. Hoe het staat, wat het doet
vindt plaats. Nu. Voorgoed.
Adem licht, deze teug, dit paard, deze wei
gaan voorbij, maar zijn, deze nacht, deze pijn
een keer samen met mij. Nu. Voorgoed.
Hans Lodeizen (1924-1950) was een dichter, die al op 26-jarige leeftijd stierf. Niettemin verwierf hij zich een eigen plaats in de Nederlandse literatuur. Hij had hij een vernieuwende invloed op de poëzie in Nederland. Van hem hieronder een gedicht waarin datzelfde wordt uitgedrukt.
Al die dingen gebeuren...
Al die dingen gebeuren en zijn
netjes geordend: de kinderen
spelend aan de vijverrand
het paard ploegend de aarde
en de trein in het landschap.
zelfs het water dat in welbespraakte
onrust deint tussen zijn twee oevers
waar de huizen glimlachten terwijl
een bootje als een wijsheid wegdrijft
is verloren in de werkelijkheid.
zo staan wij vissers naar
ontraadselingen tot de
nacht uit het water
oprijst en met al haar raadselen
de hemel inneemt.
In dit gedicht van Hans Lodeizen geeft de zin ’al die dingen gebeuren’ aan dat hij daarvan een bepaalde afstand heeft. Dat alles netjes is geordend, komt door de orde en rust in zijn eigen geest. Alles is verloren in de werkelijkheid, dus het bestaat niet meer als een apart iets in de werkelijkheid. Een positieve ervaring: het water is welbespraakt, de huizen glimlachten en het bootje drijft als een wijsheid. Deze waarneming van de werkelijkheid is heel raadselachtig...
Tenslotte verwoordt Rutger Kopland in het onderstaande gedicht deze ervaring heel precies:
Stroomdal XI
Al die jaren dat ik zat te kijken
op het terras aan de rivier
dacht ik: zoals hier, zo moet het zijn
niets ontbreekt, niets is overbodig
het is te eenvoudig om te begrijpen
te vanzelfsprekend om te beschrijven
zo ligt het daar
het landschap met de rivier
ik zal het nooit kennen
En nu, uw eigen ervaringen?
Als we deze gedichten lezen, herkennen we of krijgen we dan ook dergelijke ervaringen? Herinnert het ons aan ervaringen die we ooit hebben gehad? Er zijn ook gedichten, die over iets heel anders gaan die mij verwonderen of vertederen door hun schoonheid of speelsheid. Dan ontstaat zo’n veranderde ervaring waarin ’het gewone’ stopt en alles een prachtig mysterie wordt. Een paar kleine voorbeelden, in de hoop dat u af en toe hetzelfde ervaart.
De schone schelp op de kust
Heeft figuren
Van liefde, genot en rust
Van nature.
Gorter
Visser van Ma Yuan
onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser
golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser
Lucebert
Wat is de relevantie van deze ervaringen?
Bovenstaande ervaringen zijn heel positief. Wat dat betreft is het belang van zulke ervaringen evident. Kennelijk is er een mogelijkheid om zich innerlijk zo op te stellen dat ruimte, liefde, voldoening, vrijheid veel sterker ervaren worden. In de oosterse tradities is er veel bekend over de manier waarop een dergelijke manier om de werkelijkheid en zichzelf te ervaren toegankelijk wordt.6
Je kan stellen dat er ook bij het postmodernisme sprake is van transcendentie van alle vaste waarheden. Als alles is gerelativeerd en men echter de ’gewone’ structurering van de werkelijkheid niet loslaat, geeft dat een gevoel van onzekerheid, een gebrek aan houvast. Het wegvallen van de ‘grote verhalen’, een verlies aan zingeving wordt ervaren als een afgrond waar men vóór staat. Men kan alles slechts nog ironisch beschouwen, het is een negatieve ervaring.
Als men echter dit wegvallen van zekerheden als een overgangsstadium zou beschouwen, waarna een bewustwording kan plaatsvinden van dat diepere zijn, zou zich een nieuwe ontwikkeling kunnen voordoen.7
Deze gedichten zeggen dat het mogelijk is op een andere manier te zijn en ons bewust te zijn van onszelf en de werkelijkheid, een mogelijkheid waar we vaak overheen kijken. Als we deze mogelijke ervaring gaan herkennen, kan deze mogelijkheid een deel van onze werkelijkheid worden en kunnen zich nieuwe mogelijkheden openen.
Op psychologisch vlak betekent dat het herkennen van een diepte in de persoon waar een grondeloze zekerheid en vertrouwen zetelt. Als dat een geleefde werkelijkheid wordt, zal iemand zich minder door het ego en zijn behoeften laten leiden. Je kan het ook beschrijven als een identificatie met meer universele dimensie van het zijn. Zou het kunnen bijdragen tot een oplossing voor talloze individuele en sociale problemen, als mensen zich minder identificeren met hun ego en de beperkte werkelijkheid daarvan
We horen vaak dat de individualisering te ver is doorgeslagen. Het onderliggende Zijn en bewustzijn kan een gevoel van verbondenheid tussen mensen geven, een inspiratie voor een ruimere, grotere liefde voor de medemensen, die het samenleven ten goede kan komen.
De gulden regel: ‘doe niet tegen de ander zoals men niet zou willen dat er tegen jezelf gedaan zou worden’, hoeft dan niet meer van buitenaf te worden geleerd. Het kan een directe ervaring zijn dat wat er met de ander gebeurt ook met wat ik als mijzelf ervaar gebeurt.
Het bewust herkennen en toelaten van deze ervaring van een stille helderheid geeft een gevoel van innerlijke overvloed en een ervaring van geluk dat niet afhankelijk is van iets anders dan die bron van overvloed. Het leven heeft dan een basis die onaantastbaar is, ondanks alles wat er verder gebeurt.
Noten