Kosmisering: op zoek naar het verbindende beginsel van mens en kosmos

Civis Mundi Digitaal #46

door Benedict Broere

“De grote synthese van de scheppende, minnende, vernietigende.” – Friedrich Nietzsche1

 

De aanleiding tot dit artikel is de uitgebreide en genuanceerde respons van Piet Ransijn op mijn artikel over het taboe op islamkritiek in nr 39.2 Het is te hopen dat voortgaand onderzoek meer helderheid brengt in wat religies, waaronder  de islam, kunnen betekenen voor mensen en samenlevingen. Zo wordt de discussie over de islam in een ruimer perspectief geplaatst.

Ransijn gaat uit van de definitie van de antropoloog Mircea Eliade en de socioloog Peter Berger van religie als de houding en het geloof ten aanzien van een kosmische orde. Zij gebruiken de term kosmisering als een zich verbinden met deze kosmische orde. Dit artikel gaat hierop nader in aan de hand van westerse filosofen vanaf de oude Grieken, die filosofeerden over de allesverbindende Logos. In de moderne tijd zijn wij sinds 1500 die verbinding steeds mee kwijtgeraakt. Het analytische scheidende verstand werd dominant. Recentelijk horen wij echter veel stemmen die weer wijzen op verbindend geheel dat de kosmos bijeen houdt en ons leven een meer omvattende zin kan geven.

Om te beginnen het betreffende citaat van Ransijn. Daarna gaan we in vogelvlucht door de geschiedenis van de westerse filosofie, die de laatste decennia een opmerkelijke kentering en integratie lijkt te vertonen van analyse naar synthese en vberbinding en onthulling van een omvattend kosmisch beginsel.

 

Het ruimere perspectief van kosmisering

“Religie is ’de menselijke houding ten opzichte van een heilige orde die al het zijn omvat… het geloof in een kosmos waarvan de betekenis de mens omvat en te boven gaat (transcendeert).’ Dat hoeft dus niet per se een persoonlijke god of goden te zijn. De kosmische orde of het religieuze beginsel kan ook onpersoonlijk worden opgevat of beide tegelijk en naast elkaar, zoals bij vele religies.”

“Volgens godsdiensthistoricus G. van der Leeuw wordt in religieuze theorieën het universum verklaard als een uiteindelijke orde waarin het menselijk leven zijn definitieve betekenis krijgt. Deze conceptie van een alomvattende zingevende orde is prominent in het werk van Mircea Eliade: de tegenstelling tussen kosmos en chaos… Het menselijk leven wordt weer hersteld in zijn wezenlijke verbinding met de uiteindelijke orde van het universum… ‘Kosmisering’ is de inlijving of incorporatie in de kosmos… De menselijke orde, waaronder de samenleving en sociale instituties, is ‘juist’ of ‘goed’ in zoverre deze in overeenstemming is met de ‘juiste’ orde van het universum,’ aldus Peter Berger.”

“In de samenleving vindt een ordenende activiteit plaats, waarbij normen worden gecreëerd, nomos in het Grieks. ’Zonder die sociaal geconstrueerde nomos zouden we zijn overgeleverd aan chaos en zinloosheid…Elke nomos [of sociaal-culturele orde] moet telkens opnieuw worden verdedigd tegen de dreiging van zijn destructie door de anomische [normloze] krachten die kenmerkend zijn voor de menselijke bestaansvoorwaarden,’”aldus een citaat van Peter Berger. 

“Dit universele idee is de grondslag van ethiek en moraal, waarvan mensenrechten een onderdeel zijn. Dit basisidee wordt onder meer uitgewerkt door in het werk van de socioloog Emile Durkheim.”3 ‘Kosmisering‘ is dus ‘de inlijving of incorporatie in de kosmos’. De term is ontleend aan Mircea Eliade, die zijn werk vooral op niet-westerse, waaronder oosterse culturen baseert, aldus Ransijn

Kosmisering is ook uitvoerig overdacht in de westerse filosofie. Op vele manieren is de vraag gesteld naar het goede leven (eudemonia), het leven in de geest (demon) van het goede (eu). Het gaat om het ontwikkelen van een essentieel inzicht in mens en kosmos om beter in staat te zijn te komen tot dat goede leven, tot groeien en bloeien in die kosmos.

        

Opnieuw integratie

Het zoeken naar deze essentiële kennis is een belangrijk thema van filosofen uit de klassieke oudheid als Heraclitus, Plato en Aristoteles. Ook de Stoicijnen, Plotinus, Thomas van Aquino, Kant en Hegel hebben zich er onder meer mee beziggehouden. Telkens opnieuw wordt getracht alle relevant gedachte informatie samen te brengen in een mens en kosmos verklarende logos: de diepste samenhang in de werkelijkheid, het verbindend patroon, de centrale orde, maat, rede, idee.

Omstreeks de Renaissance, ongeveer 1500 na Chr. begint geleidelijk de opkomst van een meer analytische denkwijze. Ondanks de Romantische reactie die neigde naar synthese, wint de analytische stijl van denken tot in de huidige tijd steeds meer terrein. Mensen zijn zich gaandeweg meer gaan ervaren als los staand van de kosmos, met tegenover zich een geobjectiveerde kosmos.

Hand in hand daarmee heeft een materialistische visie steeds meer terrein gewonnen. Geleidelijk is de zin van het denken over een mens en kosmos verbindende Logos daarmee verloren gegaan. De filosofie neigt steeds meer tot het verklaren van de werkelijkheid vanuit wetmatigheden of dialectische processen in de materiële werkelijkheid.

Recente ontwikkelingen in wetenschap en filosofie maken evenwel duidelijk dat een werkelijke scheiding van mens en kosmos niet houdbaar is. Opnieuw is er aanleiding om te trachten een mens en kosmos verbindende essentiële orde te denken. Die orde zal dienen te volgen uit het onderzoek van hoe ons kennen is afgestemd op een werkelijkheid die waarschijnlijk meer omvat dan enkel materie. Hieronder wil ik  de actualiteit van deze kwestie van kosmisering beargumenteren en recente inzichten in ons kennen behandelen.

 

Inzicht in de essentie: een beknopt overzicht

Griekse denkers zagen de kosmos aanvankelijk als een ordelijke en geslaagde schepping van oppergod Zeus. Zij geloofden in het belang van leven in overeenstemming met die kosmos op basis van een essentieel inzicht in de  verbindende Logos.4 Dit concept is het uitgangspunt voor veel filosofen in de eeuwen die daarop volgen. Ter illustratie volgen een aantal spraakmakende stemmen:

De Griekse filosoof Heraclitus spreekt van ‘de Logos die het al bestiert’. Over de relatie van mens en kosmos:“Met begrip zich uitsprekend behoort men kracht te putten uit wat aan alles universeel is net als een stad kracht put uit zijn wet, en (men moet dit zelfs) in nog veel krachtiger mate (doen): want alle menselijke wetten worden gevoed door één, de goddelijke; de macht daarvan is onbeperkt, en hij is voor alle gevallen toereikend en overheerst alles.”5

De filosoof Charles Taylor schrijft : “In de vorm waarin de Grieken het aan ons hebben overgedragen maken we deel uit van een kosmos, dit begrip betekent hier meer dan ons huidige woord ‘universum’. Het houdt in dat het geheel is geordend, en dat deze orde ertoe neigt zichzelf in stand te houden, dat de Vormen in de werkelijkheid werkzaam zijn […] Dit geldt evenzeer voor mensen en hun leven als voor elk ander onderdeel van het universum.”7

“… voor Plato en deze hele denkwijze in het algemeen geldt dat de kosmos een orde tentoonspreidt die we in ons eigen leven horen na te volgen, zowel individueel als collectief.”8

De filosoof R. Bakker over het stoïcisme: “De gehele natuur is een zichtbare uitdrukking van een goddelijke voorzienigheid, de logos of wereldrede. De menselijke geest heeft zijn oorsprong in de goddelijke logos; daarom ontwikkelt hij zich niet alleen spontaan overeenkomstig de natuur, maar hij vermag op zijn gebied de goddelijke werkzaamheid te imiteren.”9

De filosofe Shirley Letwin over Thomas van Aquino: “Thomas onderscheidde tussen drie soorten wetten: Gods ordening van het universum vormt de eeuwige wet; de natuurlijke wet bestaat in het menselijk inzicht in of de deelname aan deze eeuwige wet die ons de criteria verschaft voor het moreel beoordelen van onze beslissingen; de menselijke of positieve wet tenslotte is het geheel van vastgelegde regels dat bemiddelt tussen de verschillende concrete omstandigheden en de beginselen van de natuurlijke wet.”10

Benedictus de Spinoza:  “Het hoogste goed is de kennis, het één zijn van den geest met de geheele natuur… Hoe meer de geest weet, hoe beter begrijpt hij zijn krachten en de orde der natuur; maar hoe beter hij zijn eigen krachten kent, hoe beter zal hij in staat zijn zichzelf te leiden en zijn gedragslijnen te bepalen; en hoe beter hij de natuurorde begrijpt, des te gemakkelijker zal het hem vallen zich van ijdele dingen te ontdoen; dit is de geheele methode.”11

Anthony Shaftesbury: “Als ons leven geordend is, is het in overeenstemming met onze natuur, die zelf weer deel uitmaakt van de universele harmonie van de kosmos, waaraan al het bestaande deel heeft.”12 

Immanuel Kant: “Men kan de geschiedenis van de menselijke soort, heel ruim genomen, zien als de voltrekking van een verborgen plan van de Natuur, om een innerlijk volkomen - en daarom ook een zich uitwendig manifesterende - staatsordening tot stand te brengen, als de enige toestand waarin die Natuur al haar mogelijkheden in de mensheid ten volle ontwikkelen kan.”13

De filosoof Johannes Hirschberger over G.W.F. Hegel: “Hegels filosofie is […] de ontwikkelingsgang van de Logos in de natuur en de geschiedenis, als kennis-weg tot de Logos zelf in zijn totaliteit.”14

Recentelijk schrijft de theoretisch fysicus David Bohm over de Logos of Maat: “… dat maat een vorm van inzicht is in de essentie van alle dingen. Wanneer de mens zich door dit inzicht laat leiden, is zijn wereldbeeld helder en kan hij ordelijk handelen en harmonisch leven.”15

Al deze citaten verwoorden de idee dat de kosmos een groot ordelijk geheel is.  Op basis van een essentieel inzicht in dat geheel kan de mens daarmee in harmonie  zijn.

 

Afstemming op een verbindende kosmische orde en het ontbreken ervan

Dat we er nog steeds zijn als soort en als cultuur, hoe precair velen onze toestand ook schetsen, suggereert dat we wel iets goed doen. De vormgeving van ons bestaan zal toch in een bepaalde mate afgestemd zijn op de kosmische orde.17 

Het is echter de vraag of we ons die orde eigen hebben gemaakt, zodat we deze in abstracte vorm kunnen neerschrijven. De filosoof Jürgen Habermas geeft aan dat ‘alle pogingen om primaire grondslagen te vinden’ mislukt zijn.18 

Ook de filosoof van den Brink stelt dat het denken ‘niet in staat is gebleken zichzelf en al het andere op een algemeen overtuigende manier te funderen op een “archimedisch punt” buiten de vergankelijke aardse werkelijkheid…’19 Wij staan nog altijd voor de taak, zo schrijft de filosoof Franz Austeda, de eenheid van die wereld en van de relatie van de mens met die wereld te denken in een ‘zo eenvoudig mogelijke verklaring van alles’.20

Het klassieke project van synthese is niet voltooid, de filosofie is niet af. In deze tijd is het echter problematisch om aan dit project verder te werken omdat de moderne Westerse mens van de afgelopen eeuwen zich overwegend geen deel meer voelt van de kosmos. Die staat als subject als het ware buiten het grote spel en bekijkt de wereld met een kritische en onderzoekende blik. Het project van zoeken naar  een algemeen verbindend patroon in mens en kosmos heeft daarmee zijn relevantie verloren.

Het is een van de effecten van de grote verschuiving in denken over mens en werkelijkheid, door het opkomen van een meer analytische geest. Dit is in de moderne cultuur samengegaan een toenemend subjectcentrische en verzakelijkte moderne cultuur. met processen van individualisering, rationalisering, secularisering, mechanisatie, emancipatie en democratisering. 

 

De premoderne en de moderne cultuur

Het is een fors wègbewegen van de daaraan vooraf gaande premoderne cultuur, die zich laat typeren met woorden als: hiërarchie, traditie, collectief, loyaliteit, besef van het sacrale. Daarnaast ook met irrationaliteit en onderhorigheid. Er was een meer holistisch en spiritueel ervaren van het bestaan, terwijl  de moderne cultuur een toenemend subjectcentrisch en verzakelijkt is.

De filosoof Stephen Toulmin schrijft over de premoderne idee van mens en natuur:

“Voor 1600 en zeker voor 1500 was het onvergeeflijk om het woord natuur te gebruiken alsof de mensheid geen onderdeel van de natuur was. In een bepaald opzicht is dus alles, waaronder zelfs de menselijke rede, zoals Thomas van Aquino zei, op zich in belangrijke mate natuur.”21

De filosoof Ad Verbrugge schrijft over het moderne loskoppelen van mens en natuur: “De filosofie van de Verlichting wordt gekenmerkt door het radicaal centraal stellen van de mens binnen de kosmos...”

“Vanuit deze centraalstelling van de mens als het hoogste doel op aarde wordt praktisch gesproken de gehele werkelijkheid in relatie tot hem geduid, dat wil zeggen in termen van nut.”

“Er zijn geen heilige bergen, geen heilige koeien en geen heilige gronden meer. De mens als waardebepaler is het ‘absolute subject’, het onderliggende beginsel van iedere waardering van wat is, de maat van alle dingen.”22

 

De scheiding tussen subject en object

Vanaf de Renaissance wordt in plaats van religie steeds meer de mens gezien als bron van de essentiële orde. Daardoor voelt men zich echter steeds minder deel van een levende of in ieder geval geschapen werkelijkheid. Door de grote scheiding tussen subject en object ervaart men meer en meer een wereld van objecten, van puur levenloze en intentieloze materie. In het postmodernisme wordt deze ontwikkeling voltooid.

Het ervaren wordt  gefragmenteerd en voor geen enkel verbindend en zingevend Groot Verhaal is er een fundering. Een gevolg is dat het belang van ieders persoonlijke idee en voorkeur toeneemt. Er ontstaat een sterke neiging tot relativisme en cultuurrelativisme.

De filosofen Karel Vanhaesebrouck en Roger Scruton schrijven: “Het postmodernisme betekent de definitieve desintegratie van gedeelde referentiekaders. Een toenemend individualisme en een steeds krampachtiger zoeken naar authenticiteit zijn het ongewilde gevolg van die ontwikkeling.”23

“…de wereld van vrije keuzes en vrije opvattingen, waar geen enkel gezag geldt en niets objectief goed of verkeerd is. In deze postmoderne wereld bestaat er niet zoiets als een negatief oordeel – of het moet het oordeel óver het negatief oordeel zijn. Het is een wereld als een speeltuin, waar iedereen recht heeft op zijn eigen cultuur, zijn eigen levensstijl en zijn eigen mening.”24

 

Deel van de kosmos

Voortschrijdend inzicht maakt evenwel duidelijk dat die fragmentatie berust op illusie. Wetenschappelijk onderzoek maakt de stelling dat een ‘autonoom subject’ helemaal los kan staan van de wereld onhoudbaar. Inzichten uit de fysica, chemie, biologie en sociologie maken duidelijk dat je als mens bent ingebed in kosmologische, evolutionaire, neurologische en culturele processen.

Een mens is  een deel van de natuur en dient zich af te stemmen op de grotere natuur om daarin te kunnen gedijen. Zo schrijft hierover de geoloog Peter Westbroek: “Ons ik is zeer diep geworteld in de levende natuur. En hoewel de presentie ervan boven alle twijfels en onzekerheden verheven lijkt, is het niet meer dan een emergentie van de aardse dynamiek, een illusie die ons helpt bij ons voortbestaan en ons innerlijk leven mogelijk maakt, maar die tegelijk aan de basis ligt van het antropocentrische denken.”25

Ons duiden van natuur is in zichzelf een vorm van natuur. De filosofen Braeckman, Raymakers en Van Riel zeggen hierover: “Het subject is lang niet zo verheven en autonoom als de moderne filosofie dacht. Het is onderhevig aan factoren die het zelf niet beheerst. Het denken kan daarom niet losstaan van de werkelijkheid waarop het zich betrekt. Integendeel: het denken blijkt zelf onvermijdelijk deel uit te maken van de werkelijkheid en door die werkelijkheid ook bepaald te worden. Dat (her)bevestigt de onlosmakelijke band tussen subject en object. Elke realiteit is maar een realiteit voor een (bepaald) denken, maar dat denken is niet langer als een stabiel, archimedisch punt vanwaaruit die realiteit waarheidsgetrouw geobjectiveerd kan worden.”26

Er zijn redenen zijn om te denken dat het separerende subject-object-ervaren slechts een deel is van een breder begrip van ons kennen. Evolutionair zijn wij mensen afgestemd op zowel delen als gehelen in de natuur. Op basis daarvan kunnen we opnieuw de vraag stellen naar een essentieel verbindend patroon in mens en kosmos. Hiervoor lijkt het evenwel noodzakelijk dat de werkelijkheid ruimer gedacht  wordt, meer omvattend, meer compleet. Dan kunnen we cultuur en natuur zien als één zich ontwikkelend systeem op basis van één centrale idee.

 

Materie en bewustzijn

Wat zou dan die algemene wet zijn waaraan de hele kosmos gehoorzaamt en waarop ook mensen zich zouden moeten oriënteren? Als we er van uit gaan, dat we de bewoners zijn van een soort Lego-wereld, zouden we op zoek moeten gaan naar een theorie betreffende de kleinste lego-steentjes en algemene krachten die op hen inwerken. Of stel dat we de wereld zien als één grote tekst, dan gaan we op zoek naar het essentiële alfabet.27 Zien we een wereld die alleen uit matyerie bestaat of gaat het over iets dat ook bewust is? De Amerikaanse filosoof Thomas Nagel acht het zeer onwaarschijnlijk dat bewustzijn, het ontstaan van leven, de complexiteit van een cel, te herleiden zijn tot de willekeurige activiteit van onderliggende delen materie.

Hij veronderstelt dat er voor een ‘theorie van alles’ waarschijnlijk iets heel anders gedacht moet worden dan een theorie betreffende kleinste materiële fenomenen en algemene fysische krachten, zoals men dat gewoonlijk ziet. Het moet iets zijn dat ook op bewustzijn betrekking heeft.

Hij schrijft: “Het bestaan van bewustzijn is tegelijkertijd een van de meest vertrouwde en een van de meest verbazingwekkende dingen van de wereld. Geen opvatting van de natuurlijke orde die dat niet onthult als iets wat te verwachten was, kan zelfs maar streven naar een vage schets van compleetheid.”28

“De vraag is hoe we de geest in de volle betekenis ervan als product van de natuur moeten begrijpen – of liever, hoe we de natuur moeten begrijpen als een systeem dat in staat is tot het voortbrengen van de geest.”29

“Een goed begrip van het heelal als fundamenteel geneigd tot het voortbrengen van leven en geest vereist waarschijnlijk een veel radicaler afwijking van de vertrouwde vormen van naturalistische verklaring dan ik op dit moment kan bedenken.”30

De filosoof David Chalmers gaat nog een stap verder en betoogt dat bewustzijn werkelijk bestaat naast en met de materie of dat het zelfs de basis vormt van die materie. Hij formuleert het idee van ‘fundamentele wetten die het bewustzijn regeren’ en wil die ‘verbinden met andere wetten betreffende ruimte, tijd, massa, fysische processen’. Uiteindelijk zou het dan gaan om iets wat lijkt op de formule van Einstein, E=mc2, en dat heel goed is weer te geven op bijvoorbeeld een T-shirt.31

Het geheel zien

‘Kosmisering’ vereist dat men verder kijkt dan enkel de tot materie gereduceerde werkelijkheid. Het vraagt dat heel de mens, dus inclusief bewustzijn, vormen van kennen, ideeën en cultuur, in harmonie komt met heel de kosmos, dus inclusief bewustzijn en wetmatigheden. Zo geformuleerd is kosmisering enkel mogelijk op basis van inzicht in een essentiële Logos die betrekking heeft op die meer complete mens en kosmos.

In de huidige tijd betekent het dat een losse verzameling van heel verschillende mentaliteiten, culturen en vormen van wereldbeschouwing in een proces komt van harmonisatie met die meer complete kosmos. Dat is alleen maar mogelijk als die logos veelzijdig en algemeen genoeg is om te gelden voor een dergelijke veelvormigheid en ook om samenhang en een grotere eenheid in die kosmos te kunnen denken.

 

Van civilisatie 0 naar civilisatie 1

De theoretisch fysicus Michio Kaku spreekt van een ontwikkeling van civilisatie 0 naar civilisatie 1. Met het eerste bedoelt hij de huidige verzameling culturen waaruit zich ‘civilisatie 1’  zou kunnen ontwikkelen. Deze zou bijvoorbeeld het weer kunnen beheersen en vulkanen en aardbevingen kunnen voorkomen. Ook zou in deze fase de mensheid grote industriële complexen aanleggen op de Maan. Vervolgens kan deze ontwikkeling doorgaan naar een civilisatie 2, die volledig gebruik maakt van de energie van de zon. Een civilisatie 3 zou zich verbreiden over de Melkweg.

De stap naar civilisatie 1 vergt evenwel de ontwikkeling naar een grotere eenheid en constructiviteit.  De huidige verzameling culturen zou moeten toegroeien tot een planetaire cultuur. Er is steeds de mogelijkheid dat dit proces stagneert of door conflict stagneert.32

Noodzakelijk daarvoor is een verbindend principe. Wat zou werkelijk uitnodigen om in overeenstemming te zijn met het geheel? Wat zou de mensengeesten ertoe brengen hun bestaan vorm te geven in grotere harmonie met elkaar en met het  geheel. Noodzakelijk is inzicht in datgene wat mens en kosmos harmonieert.

Het gaat over, zo zegt de filosoof Rudi te Velde in een commentaar op Plato’s Wetten, ‘het stichten van een politiek-morele orde van de samenleving’, die ‘de nabootsing is van het schoonste en beste leven’, wat is dan de centrale orde waarop je de menselijke orde zou kunnen baseren? Wat voor cultuur spiegelt de natuur?33

 

De Logos in natuur en cultuur

Het is een voorrecht dat wij tegenwoordig over de ontwikkeling van de natuur kunnen denken vanaf de Big Bang 13,7 miljard jaar geleden tot het universum zoals het op dit moment is. Er toont zich een wereld die steeds complexer en interessanter wordt. 

Wij bewonen een wereld die steeds nieuwe zaken voortbrengt: atomen, sterren, sterrenstelsels, planeten, metalen, quasars, zwarte gaten; en ook: de cel, de slak, het insekt, de trilobiet, de saurier, de zebra, chimpansee; en dan de mens, de cultuur, kunst, filosofie, religie, mystiek. De wereld wordt steeds rijker, veelvormiger  en meer divers.

We zijn bewoners van een intens creatieve wereld. We kunnen daar alleen echt deel van zijn als we dat spel van creativiteit spiegelen en meespelen. Wat voor cultuur zal in staat zijn de stap van civilisatie 0 naar civilisatie 1 te maken, van onze huidige toestand naar de planetaire Aardestad?

Essentieel lijkt mij dat het een creatieve en open cultuur is. Er zal de vrijheid moeten zijn om nieuwe dingen te bedenken. We kunnen denken aan de moderne open samenleving die Karl Popper beschreef: de samenleving die open staat voor bijstelling, verbetering, discussie, kritiek, nieuw onderzoek en voortschrijdend inzicht. Het lijkt mij dat de essentiële orde betrekking zal hebben op creativiteit, wetenschap, vrijheid, innovatie. Ook is een motiverende zin en betekenis nodig, een diepere zin die te maken heeft met heel de natuur.

De essentiële orde lijkt zich vooral te kunnen manifesteren in een cultuur die het relatief gezien goed doet. Een cultuur die in basale zin reeds creatief en constructief is, lijkt het meest op de essentiële orde in de natuur en in de werkelijkheid. Dat zal een cultuur zijn die gunstig scoort in bijvoorbeeld de Social Progress Index, de Human Development Index, de Good Country Index, de Gender Gap Index, de Freedom of Press Index, de Innovation Index, enzovoort. Ik vermoed dat kosmisering betekent dat we overal op de planeet toegroeien naar een dergelijke cultuur. Kenmerken daarvan zijn gunstige resultaten wat betreft vrijheid, veiligheid, materiële zekerheid, medische zorg, scholing, creativiteit, enzovoort. Zo gezien betekent kosmisering ook het toegroeien naar de healthy and wealthy corner in de statistieken.34 , zoals de ontwikkelingsprofessor Hans Rosling dat heel beeldend weet uit te leggen.

Daarnaast zal het evenwel ook noodzakelijk zijn om allerlei ideeën kritisch tegen het licht te houden. Omdat ideeën gevolgen hebben: ideas have consequences, zoals de filosoof Paul Cliteur het recentelijk stelde in een Socrates-lezing.33 Je kunt niet maar postmodern denken, dat ‘iedereen gelijk heeft’ en dan verwachten dat dit resulteert in een wenselijke cultuur. Het is ook niet te verwachten, dat het ermee verwante cultuurrelativisme resulteert in algemeen wenselijke cultuur.36 Ik ga ervan uit dat de essentiële orde daadwerkelijk aan de basis ligt van het creatieve en constructieve van de natuur. Dan zullen  alleen bepaalde ideeën dat creatieve en constructieve in een cultuur bevorderen. 

 

De Logos in onszelf

Als een creatieve cultuur overeenkomt met het creatieve in de natuur, wat is het dan in onszelf dat ons creatief maakt? Wat duidt in onszelf op een een essentiële orde?

De filosoof Gerhard Vollmer denkt dat wij met ons kennen evolutionair zijn afgestemd op de algemene structuur van de natuur. Zonder een op z’n minst basale afstemming van ons kennen op de ons omringende natuur, zou ons bestaan daarin niet mogelijk zijn. Hij schrijft:

“Ons kennisapparaat is een resultaat van de (biologische) evolutie. De subjectieve kennisstructuren hebben betrekking op de wereld omdat ze zich in de loop van de evolutie gevormd hebben door zich aan deze reële wereld aan te passen. En ze komen (gedeeltelijk) met de reële structuren overeen, omdat alleen zo’n overeenkomst het mogelijk maakte te overleven.”37

 

Twee hersenhelften

Ook de filosoof Iain McGilchrist veronderstelt dat wij met ons tweedelig brein en onze verschillende manieren om te kennen zijn afgestemd op ons natuurlijk bestaan: “De meest fundamentele observatie die men kan maken wat betreft het waarneembare universum […] is dat er op alle niveaus krachten zijn die neigen naar samenhang en eenwording, en krachten die neigen naar ontbinding en isolatie. De spanning tussen beide lijkt een onvervreemdbare conditie van het bestaan, ongeacht het niveau waarop men haar beschouwt. De hemisferen van het menselijk brein, zo denk ik, zijn een expressie van deze noodzakelijke spanning.”38

McGilchrist werkt de gedachte uit dat de twee hersenhemisferen niet slechts tegengestelde en complementaire vormen van kennen vertegenwoordigen. Eén is gericht op het onderscheiden van delen van de werkelijkheid (analyse), de ander juist op het zien en ervaren van patronen, samenhangen en gehelen in die werkelijkheid (synthese).

De verschillende accentuering in dit kennen geeft ons vormen van ervaren, waarin soms het separate Ik zeer dominant is (modern, postmodern, dominante analyse) . Op andere tijden wordt juist het deel zijn van een levend en bezield geheel benadrukt. Men ervaart dan sterker  het deel zijn van een gemeenschap en tradities. (premodern, meer ervaren van synthese).

Het is echter juist het samenwerken van beide vermogens dat ons in staat stelt om te komen tot kennis, inzicht, wijsheid en ideeën. Dat maakt het vormgeven van ons bestaan en onze cultuur mogelijk.  Met deze creativiteit zijn we afgestemd op een werkelijkheid die wereldbeschouwelijk het best te verklaren is vanuit beide elkaar complementerende vormen van kennen.

Het zou een onderbouwing zijn van het hierboven geopperde idee, dat de werkelijkheid niet slechts materie is (kosmos geobjectiveerd tot puur materie), maar dat er bewustzijn in steekt (holistisch en inclusief gezien). In algemene zin is zij creatief: innovatief en zich ontwikkelend. Wij zijn als mensen met onze creativiteit en creatieve cultuur geëvolueerd in een creatieve natuur.

De beide wijzen van kennen complementeren elkaar in creativiteit. Zien we met dit creatieve mogelijk een begin  van hoe mens en kosmos zijn samen te denken in een essentiële Logos?

 

Recapitulatie: de actualiteit van kosmisering

Een en ander recapitulerend zien we dat de westerse filosofie gestart is met een vermoeden van Logos in mens en kosmos, waarbij inzicht in die logos nodig was om te kunnen gedijen. Vanaf evenwel ongeveer 1500 wordt deze notie van synthese steeds meer verlaten ten gunste van een analytische geest met een grote aandacht voor het detail en de wetmatigheden van de werkelijkheid. Het heeft geresulteerd in grote ontwikkelingen in wetenschap en samenleving, maar is ook gepaard gegaan met subjectcentrisme en materialisme, relativisme, nihilisme, hedonisme. De meest recente inzichten suggereren dat het analytisch denken maar één vorm is van de mogelijkheden van kennen.

Deze laatste vaststelling geeft een nieuwe actualiteit aan kosmisering en de vraag naar het goede leven. Hoe kunnen we menselijke orde afstemmen op de kosmische orde vanuit een inzicht in die essentiële orde?

Tegenwoordig betekent kosmisering het onderzoeken van hoe héél ons kennen en onze cultuur in samenhang is te denken met de natuur. Ik heb betoogd dat speciaal het creatieve van mens en cultuur is dat lijkt overeen te stemmen met een creatieve natuur. En dat een essentiële orde mogelijk aan de basis ligt van het creatieve in cultuur,  mens en natuur.

Van belang is het onderzoek van die tegengestelde maar complementaire manieren van kennen. Hierover schrijft de filosoof André Klukhuhn: “Ons bewustzijn valt uiteen in twee delen die, met voorbijzien van de hele ingewikkelde en beladen geschiedenis die beide begrippen en hun samenhang vanaf Epicurus en Lucretius tot op heden hebben doorlopen, reflectief bewustzijn of geest en participerend bewustzijn of ziel kunnen worden genoemd.

Karikaturaal of in eerste benadering gesteld brengt de wetenschapper met zijn rationele, reflectieve geest structuur aan in de buitenwereld van de feiten en de logica, de objectieve wereld die we door het geestelijk randje heen zien, doet de kunstenaar met zijn intuïtieve, participerende ziel verslag van de binnenwereld van de schoonheid en de moraal, de subjectieve wereld die we achter of binnen het geestelijk randje zijn, en probeert de filosoof de kloof tussen beide activiteiten vanuit een daarbuiten gelegen standpunt complementair – wat wil zeggen elkaar zowel uitsluitend als aanvullend – te verenigen.

Of, zoals Nietzsche het nog veel mooier verwoordde: ‘De filosoof is beschouwelijk als de beeldende kunstenaar, medevoelend als de gelovige, causaal als de man van de wetenschap: hij probeert alle tonen van de wereld in zich te laten nagalmen en deze samenklank uit zichzelf naar buiten te brengen in begrippen.’”39

Interessant is het hierbij nog op te merken dat het citaat van Nietzsche in de subtitel van dit artikel afkomstig is uit het laatste hoofdstuk Dionysos philosophos van zijn boek Herwaardering van alle waarden. Hij spreekt daarin over ‘de mens van de toekomst’, die ‘alle vormende krachten’ bevat, en die lijkt te volgen uit: “De grote synthese van het scheppende, liefhebbende, vernietigende.” Nietzsche: “Zodra de mens volkomen de mensheid is, beweegt hij de gehele natuur.”40

 

Noten

1  Friedrich Nietzsche, Herwaardering van alle waarden [De wil tot macht], Boom, Meppel / Amsterdam, 1992, p. 12 [15].

2  Zie o.a. het artikel Pleidooi voor meerzijdige kennis van de islam door Piet Ransijn,  zaterdag 27 augustus 2016, Civis Mundi 39, rubriek ‘religie’.

3  Ibid., de paragraaf De essentie van religie.

4  “De wereld van de mensen is niet in orde. Binnen de wereld van de mensen wordt Recht verward met geweld…” “… dat ‘kosmos’, binnen de wereld van de mensen, een normatieve idee is.” “De wereld die niet van de mens afhangt, is een kosmos. Daar is ‘kosmos’ geen normatieve maar een waarderende idee. Ze zegt niet wat mensen móeten of móesten doen, ze zegt dat Zeus een schitterend product heeft afgeleverd. De wereld is een kosmos omdat Wijsheid en Recht aan zijn wieg hebben gestaan.” Herman Berger, Metafysica. Een dwarse geschiedenis, Damon, Budel, 2003, p. 29.

5  Heraclitus, Fragmenten. Bezorgd, vertaald en toegelicht door J. Mansfeld, Atheneaum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1987, fr. 3 en fr. 108.

6  Charles Taylor, Een seculiere tijd, Lemniscaat, Rotterdam, 2009, p. 493.

7  Ibid., p. 1025.

8  Ibid., p. 114.

9  Prof. dr. R. Bakker, Lof en daad, geluk en rede in het Griekse denken, Bijleveld, Utrecht, 1957, p. 129.

10  Zie het hoofdstuk Thomas van Aquino door Shirley Letwin in: Edward de Bono, Grote denkers van alle tijden, Elsevier, Amsterdam / Brussel, 1972, p. 58.

11  Will Durant, Van Socrates tot Bergson. Hoofdfiguren uit de geschiedenis van het denken, L.J.C. Boucher, Den Haag, 1941, p. 185.

12  Bernard Delfgaauw, Frans van Peperstraten, Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte. Van Thales tot Lyotard, Kok Agora, Kampen, Pelckmens, Kapellen, 1993, p. 106 e.v.

13  Imm. Kant, Werke, uitg. Suhrkamp, XI, p. 45; citaat overgenomen uit: J. Van der Veken, Denken aan al wat is. Een hedendaagse fundamentele wijsbegeerte, Universitaire Pers Leuven, 1994, p. 197.

14  Johannes Hirschberger, Beknopte geschiedenis van de filosofie, Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1968, p. 163.

15  David Bohm, Heelheid en de impliciete orde, Lemniscaat, Rotterdam, 1985, p. 33.

16  “Het spel is een natuurverschijnsel dat vanaf het allereerste begin de loop der wereld heeft bepaald. Vorming van materie, organisatie van materie tot levende structuren en sociaal gedrag van levende wezens zijn onderhevig aan de wetten van het spel.” Uit de kafttekst van: Manfred Eigen & Ruthild Winkler, Het spel. Natuurwetten bepalen het toeval, Bert Bakker, Amsterdam, 1987.

17  Zie hierbij bijvoorbeeld de interviews met Peter Sloterdijk en Bernard Stiegler in Filosofie Magazine nr. 10, oktober 2016; en het interview met Iain McGilchrist in The Optimist nr. 170, september / oktober 2016.

18  Zie: Stephen Trombley, 50 denkers die de moderne wereld vormgeven, Meulenhoff Boekerij, Amsterdam, p. 232.

19  Dr. G. van den Brink, Oriëntatie in de filosofie, Boekencentrum, Zoetermeer, 2002, p. 363.

20  Franz Austeda, Overzicht van de moderne filosofie, Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1974, p. 14 e.v.

21  Wim Kayzer, Een schitterend ongeluk. Oliver Sacks, Stephen Jay Gould, Stephen Toulmin, Daniel C. Dannett, Rupert Sheldrake en Freeman Dyson, Contact, Amsterdam / Antwerpen, 1993, p. 345.

22  Ad Verbrugge, Tijd van onbehagen. Filosofische essays over een cultuur op drift, Sun, Amsterdam, 2006, p. 204-205.

23  Karel Vanhaesebrouck, Een handboek cultuurgeschiedenis, ASP, Brussel, 2011, p. 155.

24  Roger Scruton, Waarom cultuur belangrijk is, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2008, p. 106.

25  Peter Westbroek, De ontdekking van de aarde, Balans, Amsterdam, 2012, p. 258-259.

26  Antoon Braeckman, Bart Raymaekers, Gerd van Riel, Handboek wijsbegeerte, Lannoo Campus, Leuven, 2006, p. 26.

27  Zie bijvoorbeeld deze lezing door Alister McGrath, over het zoeken naar samenhang in wetenschap en religie: .