Civis Mundi Digitaal #47
Snelle verstedelijking en export waren de motoren van de ontwikkeling van China sinds de jaren 1980. In 1981 hadden de stedelijke zones slechts een omvang van in totaal 7000 vierkante kilometer, in 2015 was dat 49.000 vierkante kilometer en waren de stedelijke zones in aantal van 193 naar 653 gegroeid. Aangetrokken door het aanbod van werkgelegenheid verlieten de Chinezen massaal het platteland. In 1978 ten tijde van de economische hervormingen door Deng Xiaoping
leefden slechts 170 miljoen Chinezen in steden tegen meer dan 750 miljoen in 2015, ongeveer 56 procent van de totale chinese bevolking. De communistische partij wil deze politiek handhaven met als doel dat de stedelijke bevolking in 2020 maar liefst 60 procent van de totale Chinese bevolking telt.
Deze gigantische verstedelijking gaat gepaard met geweldige lucht-en waterverontreiniging, met gebrek aan algemene transportmiddelen en hopeloze verkeersopstoppingen. Luchtverontreiniging met name ook door het grote verbruik van steenkool. Dat leidde en leidt tot flinke burgerlijke protesten met als eerste resultaat dat in 2014 de eerste minister Li Keqiang een "oorlog tegen de vervuiling" aankondigde. Een wedijver tussen de locale partijleiders was het gevolg, want uit een oogpunt van politieke publiciteit wilden zij degenen zijn die hun steden bevrijden van de alles overheersende smog. Dit alles onder het wakend en ongeduldig oog van de nationale communistische Partij-Staat, bang om zich met deze vervuiling te vervreemden van de nieuwe middenklassen .
Onder Xi Jinping besloot de leiding van de Communistische partij een nieuw type verstedelijking in te voeren voor 2020, waarbij de mens en het milieu centraal staan. Het eerste doel is de bevolking van de hoofdstad Peking af te remmen, nu 21 miljoen tot 23 miljoen inwoners in 2030 om zo mee de kwaliteit van de in te ademen lucht te verbeteren. Om dat doel te bereiken wil men nieuwe satellietsteden bouwen.
In het verleden hebben dit soort initiatieven echter bitter weinig succes gehad. In 2006 startte de toenmalige president Hu Jintao met de bouw van een ecologische stad in het Noord-Oosten van China aan de Golf van Bohai. Maar liefst 83 miljard euro werd geinvesteerd in een haven en op de zee veroverde bouwterreinen. Resultaat: verlaten fabrieken, lege woontorens en een berg schulden.
Eenzelfde project ontworpen met Engeland, Dongtan ten noorden van Sjanghaï, is nooit van de grond gekomen en een ander bij Tianjin met steun van Singapore heeft grote moeite om te overleven.
Veel beter dan een risiciovolle planning van nieuwe districten en satellietsteden, waarvan je maar moet afwachten of die bij de bevolking aanslaan of ook leeg blijven, is een nieuwe tendens om bestaande steden te rationaliseren, voor bewoning en werk te optimaliseren en er een "intelligente stad’" van te maken. Een klein haast onwaarschijnlijk voorbeeld is de twee miljoen inwoners tellende stoffige stad Yinchuan bij de Gobi-woestijn, die nu vuilnis-opslagplaatsen heeft voorzien van zonnepanelen die energie leveren voor het samenpersen van het afval en de gemeentereiniging waarschuwen wanneer deze opslagplaatsen vol zijn.
Hoe dan ook, China heeft nog een heel lange weg af te leggen voor een beter woon-, werk- en leefklimaat.